LES 1: In welke stijl moeten we bouwen? De architectuurdiscour op het einde van de 19e E.
Context 19e E:
De hele adel gaat aan de schop, er ontstaat een dominante klasse: de liberale burgerij die zijn
macht uithaalt uit geld. De industrialisatie zorgt voor een enorme verstedelijking. De 19e
eeuw was de eeuw v.d. wetenschappen. Deze revolutie gebeurt heel snel. Er treden 2
tegenstrijdige gevoelens (optimisme. & angst). Landen gaan via economie in uitwisseling met
elkaar (via wereldtentoonstellingen) i.p.v. oorlogen.
Het publiek wordt een wereldreiziger. Het burgerlijk interieur wordt een privaat museum. ==>
Nieuwe context ==> nieuwe vragen/condities (hoe gaan we dat ontwerpen? Heinrich Hübsch:
‘In welchem Style sollen wir bauen?
Mens ziet oudheid als maatstaf. Men wil het antieke reproduceren.
(Historicisme)
Burgerlijk interieur: Revolutie betekend ook afscheid nemen van wat ervoor
gekend was, dus ook het burgerlijk interieur. Het burgerlijk interieur is een
privaat museum, een portret van de bewoner. => Angst en nostalgie komt op.
,Maar hoe gaan we deze gebouwen ontwerpen? “In welchem style sollen wir bauen?” Welke
architectuur? HOE GAAN WE EEN PASSENDE HEDENDAAGSE ARCHITECTUUR
VINDEN?
De houdingen die terugkomen waarin we zouden moeten bouwen zijn:
(zie volgende pg voor uitleg van elke stroming):
Historicisme
Eclecticisme
Exotisme
Arts & Crafs mouvements (John Ruskin)
Modernisme
Wat is de architectuurcultuur in de 19e E? Deze wordt volledig beïnvloed door de Ecole des
Beau art. De architecten in die tijd hebben slechts 1 referentiepunt: de oudheid (GR, ROM)
en gaan die her kopiëren. Ontwerpen was heel anders in die tijd: het was een academische
oefening, dat altijd monumentaal was, gebaseerd op het principe van de compositie, niet op
onze creativiteit. Het ging over het samenbrengen van symmetrie, vormen, … De best
afgestudeerde krijgt de “prix de Rome”.
2VB van deze typische architectuur:
1. Charles Garnier, Opera, Parijs (1857-1874):
Plan is een compositie van ruimtes die een hiërarchie
vormt. Alles op de lange symmetrieas is primair en de
korte is secundair. In de kruising van beide assen is
het Opera zelf. 1/3 v.h. gebouw wordt ingenomen door
circulatie. Er is een enorme trappenpartij, die meer
plaats inneemt dan de Opera zelf, want dat was een
meer sociaal dan muzikaal gebouw. Opera staat
centraal, en de bourgeoisie wist waar gaan om gezien
en zien te worden. Heel leesbaar en functioneel
gebouw. Is gebaseerd op het thermencomplex van Rome.
2. Penn Station, NY (1910) :
,1. Historicisme in België: De Franse taal overheerst in België. Men wil de ambitie en de
trotsheid van Vlamingen van de ME her creëren. De kerk gaat een netwerk van
architectuurscholen vormen zodat de Vlaamse identiteit wordt heropgevoed en verspreid. Dit
door scholen en kerken te bouwen met de neogotiek stijl. In Vlaanderen wilt men dus
aansluiten bij het historicisme.
2. Eclecticisme (copy-paste van elementen en in een ontwerp introduceren) Het
verleden herintroduceren maar met de technieken en materialen van het heden.
➔ VB: Koninklijke Sint-Marie, Schaarbeek, 1844-1901: Typische romaanse
ramen, centraal bouw = knipoog renaissance, de ramen zijn groot dankzij
stalen koepel i.p.v. gietijzer waardoor het lichter is. De koepel wordt gedragen
door de kolommen.
➔VB: Centraal station Antwerpen, de trap is een knipoog naar Michelangelo.
3. Exotisme = importeren van buitenlandse elementen (Chinees paviljoen, Laeken: De
architect zelf is nooit naar Japen/China gegaan)
4. John Ruskin, The Seven Lamps of Architecture 1849 (Arts&craft)
Een andere invloed treedt op onder Ruskin. (Een Engelse schrijver, criticus)
Hij zegt met zijn 7 principes dat wij niet moeten zoeken in het ver verleden of
andere culturen. We moeten focussen op eenvoud, ambacht en traditie. “Esthetiek
is het streven naar harmonie! Met schoonheid worden we gelukkiger.”
5. Modernisme
Dit is de laatste houding. Het is gebaseerd op een idee van een Duitse filosoof die heel veel
heeft gedacht over het verleden.
Dialectische evolutie v.d. geschiedenis:
De geschiedenis is niet lineair gegroeid, maar is sprongen. Er komt altijd een reactie,
tegenreactie, clash en dan gaan we naar een hoger niveau.
Gelooft in de Zeitgeist:
De architectuur toen, past bij de tijd van toen. Dus we kunnen vandaag niet bouwen
met de expressie van vroeger. We moeten een moderne = hedendaagse taal vinden.
Men beseft dat men een antwoord heeft op “In welchem style bauen?” op het moment dat:
Men niet meer gaat kijken naar de vormen van het verleden maar naar de processen als
inspiratie of m.a.w. naar hoe die vormen zijn ontstaan.
Twee scholen die de processen onderzoeken:
1. Frans rationalisme : Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc
2. Duits idéalisme : Gottfried Semper
, Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc
Violet-le-Duc is bekend als restauratiearchitect, hij heeft veel boeken geschreven namelijk:
Entretien sur l’architecture met erin de uitspraak dat:
1. architectuurvormen moeten afgeleid worden van de functie en het materiaal
2. “ (…) Men moet oprecht zijn ten opzichte van het bouwprogramma en ten opzichte
van de constructiemethoden. (…) Zuiver artistieke kwesties zoals symmetrie en
uiterlijke vorm zijn niet meer dan bijkomende eisen
Gottfried Semper
Hij publiceert ook een boek “Die Vier Elemente der Baukunts” 1851 met erin de 4
elementen die in elk gebouw te vinden zijn oud of recent:
1. Fundering: basis
2. Dak: bescherming
3. Wanden: afscheiding
4. Haard (comfort bieden, warmte): sociaal centrum
Deze lopen parallel met de Darwin theorie = De elementen evolueren mee met de
context
Er zijn heel veel boeken en theorieën die werden geschreven maar helaas worden er
geen stappen gezet door ARCHITECTEN maar wel door INGENIEURS Zij gaan
gewoon pragmatisch bouwen= Wat zijn de kosten, wanneer is het af, … maar geen
zorgen over de stijl!
Moulins Menier, door Jules Saulinier: het gebouw mocht niet zwaar zijn want het is op
een dek. Saulnier bouwt een skelet uit gietijzer met een bakstenen gevel die gewoon
een vlies is. In de gevel zijn er windverbanden om de bakstenen vast te houden. De
esthetiek in het gebouw vloeit vanuit de structurele elementen.
Les Halles de Paris, door Victor Baltard: alle markten van Parijs werden hier
gecentraliseerd. O.b.v. gietijzer en glas.