Nederlands
Literatuur H1: ontstaan westers theater
1. Wat is theater?
Theater= live gebeuren van een acteur, voor een publiek, dat hier en nu aanwezig is.
Theaterspel, het acteren
Het gebouw ‘theater’
4 kenmerken:
1. Visueel: meer dan tekst alleen
2. Groepsgebeuren: acteur(s) + publiek
3. Socio-culturele functie: mensen komen samen + theater doet je nadenken
4. Conventies: applaudisseren op het einde,… (onbesproken regels)
Theatergeschiedenis bestuderen:
Voorstelling niet reconstrueerbaar
Kijken naar sociale, maatschappelijke en culturele context
Elke voorstelling is anders
Andere elementen met invloed: regisseur, plaats,..
Genrekenmerken van dramatiek (verschillen lyriek en epiek):
ONDERWERP VERTELLER WIJZE
EPIEK Verhalend, beschrijving Afstand door de Lezen/ beluisteren
verteller
LYRIEK Stemmingen, gevoelens, Afstand door de Lezen/ beluisteren
emoties verteller
DRAMATIE Met woord/ gebaar, Geen verteller Opvoering
K uitgebeeld
Drama (handeling)= verwijst naar alle vormen van voor opvoering bedoelde teksten
Alledaags taalgebruik: ernstige en/of erge gebeurtenis
In theatercontext: ernstig toneelstuk (tragedie), komisch toneelstuk (komedie), soap
Conflict: we starten pas met “handelen” wanneer er een conflict ontstaat (hoofdpersonage in
conflict met ander personage hun opvattingen, waarden, karaktertrekken, bedoelingen,...)
Bv. oorlog, moord, ruzies, relatieproblemen,…
2. Theatertekens
Schema van Kowzan:
Verbale middelen: tekst draagt inhoud van toneelstuk woordkeuze, taalregister,
taalgebruik
Paraverbale middelen: manier waarop tekst wordt uitgesproken intonatie,
klemtonen, dialect,…
Mimiek en gestiek: lichaamstaal, meest directe tekens om personage te karakteriseren
Ruimtegestiek: manier waarop acteur over het podium verplaatst
Proxemiek (nabijheid): houding van personages tegenover elkaar aankijken,
aanraken, dicht, ver
Fysionomie (lichamelijkheid): keuze acteur leeftijd, geslacht, grootte, …
Grime en haartooi: uiterlijk van acteurs worden veranderd om personage te vormen
pruik, masker, …
Kostumering: kleding bepaalt visie op personage + visie toneelstuk
Rekwisieten: voorwerpen, toont waar personage mee bezig is bloem, kruisbeeld,…
Decor: geheel van voorwerpen bepaalt sfeer van toneelstuk
Belichting: creëert effect, sfeerbepalend
Ruimte: heeft effect op voorstelling schouwburg/ kelder/ park
, Muziek: sfeerscheppende functie, inspelen op emoties, ondersteunen/ belasten,
muzikanten
Andere geluiden: muziek niet door acteurs straatlawaai, geluid van buitenwereld,…
Zie kruiswoordraadsel
3. Theater in het oude Griekenland: de tragedie
De oorsprong van modern theater ligt bij de Griekse god Dionysos, de god van wijn en
vruchtbaarheid, waarbij tijdens zijn rituelen groepen liederen zongen bij een altaar,
vergelijkbaar met een zangwedstrijd.
Griekse theaters hadden een halfronde vorm, boden plaats aan duizenden mensen met
uitstekende akoestiek, maakten deel uit van grotere religieuze complexen en werden omringd
door tempels en altaren.
Theatron= publiek
Orchestra= plaats waar koor zingt + danst
Parados= uitgang en ingang
Proskenion= podium waar acteurs optreden
Skene= verkleedhok
on
Opvoering:
Acteurs: altijd mannen, expressieve maskers (duidelijkheid, verstaanbaarheid),
toneelschoenen
Skène (tent): breed, ondiep gebouw, waarin de acteurs zich verkleden en hun opkomst
afwachten
Orchestra (dansplaats): koor danst en zingt daar, nu:
Evolutie
Inhoud: hybris= helden worden het slachtoffer van hun eigen hartstochten
Sociale en politieke functie
Definitie Aristoteles:
Een tragedie is een ernstige, geheel vormende handeling, die een zekere grandeur heeft, in
aangenaam verzorgde taal. Het is een nabootsing/ uitbeelding die langs de weg van
medelijden en vrees juist de loutering teweegbrengt.
Wet van de 3 eenheden:
1. Eenheid van plaats= alles speelt zich af op dezelfde plaats
2. Eenheid van tijd= gebeurtenis mag niet langer dan een dag duren
3. Eenheid van handeling= slechts 1 verhaal
Bodeverhaal= komt verslag uitbrengen van wat er zich ergens anders afspeelt
Catharsis(=loutering)= toeschouwer identificeert zich met de personages, na de opvoering
voelen we ons verlicht, ontroerd, bevrijd,…
Deus ex machina= “god uit machine”= oplossing voor een hopeloos vastgelopen situatie
Hybris= “hoogmoed”= held laat zich vaak misleiden door zijn hoogmoed en moest steeds
achteraf bekopen.