2019-
2020
Interpersoonlijke
communicatie
THEORETISCH DENKKADER
LISELOT VAN BELLINGEN
,Mensen als informatieverwerkers. Het brein van de mens gaat informatie verwerken.
Human communication is the process of one person stimulating meaning in the mind of another person by
means of verbal and/or nonverbal messages.
→ heel veel informatie kan verschillende betekenissen oproepen. Medium kan verbaal of nonverbaal zijn. In
essentie is communicatie interpersoonlijke communicatie tussen 2 mensen.
Hoe communiceren we?
• Kineasica: lichaamshouding. Door uw lichaamshouding te veranderen kan je gelukkiger worden.
• Voltarics: intonatie van een persoon, de manier waarop je iets zegt.
• Facial display: gezichtsuitdrukking
o Oogcontact om verbondenheid uit te drukken
• Afstand die we met elkaar hebben
• Gesticulatie: mimiek, handgebaren
• Feitelijke gedrag: de manier waarop iemand stapt kan je zien of hij/zij een man of vrouw is. De manier
van uw gedrag kan je uw emoties uitdrukken
• De accesoires/kledij die we hebben
• Fysiek voorkomen: lichaamsvormen
o Fysiek
o Slank
o Dik
• Waarom dragen vrouwen make up en mannen niet?
• Aanrakingen: heel erg belangrijk
o Kinderen die niet aangeraakt worden, worden fysiek zijn
o We zouden allemaal meer aangeraakt moeten worden
• Communiceren via geuren: vermijden dat je gepercipeerd wordt met mensen die stinken. Je bent
geurblind, als je ergens binnen komt en het stinkt dan ben je na 10min de geur gewoon. Of je ruikt
niet van jezelf dat je stinkt.
o Tanden poetsen.
o Deo
o Parfum
• Omgaan met tijd
o Uitdrukken van machtsrelaties. Als werkgever mag je telaat komen, maar als werknemer niet.
1
,INTRODUCTION
MASS-MEDIATED VERSUS INTERPERSONAL COMMUNICATION
• Massamediale communicatie is een vorm van gemedieerde interpersoonlijke communicatie. Je
gebruikt een medium om interpersoonlijke communicatie te generaliseren
• De effecten kunnen beinvloed worden door aspecten van interpersoonlijke communicatie
MMC LARGELY BOILS DOWN TO IPC
Wat je op facebook, instagram… post is een vorm van interpersoonlijke communicatie. Een film zonder dialoog
kom je bijna niet tegen, er wordt gewerkt met een close-up, kostuums om communicatie naar voren te
brengen. Een nieuwsanker, talkshow.. heb je het gevoel dat ze persoonlijk tegen jou bezig. Door je te
identificeren met de camera heb je het gevoel dat je zelf in de serie zit.
→ wat is het belangrijkste? Via tv dat het tot jou komt of is het belangrijkste dat het nieuwsanker recht in de
camera kijkt en jou persoonlijk aanspreekt?
Is massa-mediale communicatie niet gemedieerde interpersoonlijke communicatie? → je kan er zaken aan
toevoegen, zoals een filter, de camerabeweging, close-ups of longshots.
Psychologische belevenis, ons brein is al heel oud. Stel dat je zegt dat massa-mediale hetzelfde is als
interpersoonlijke dan zou ons brein een aparte pscychologie moeten hebben ontwikkeld voor massa-mediale
→ dit is onmogelijk want evoluties duren duizenden jaren. Waarom zouden we onze psychologie plots over
boord gooien als we nu met moderne massa-media beginnen?
INTERPERSONAL SEEMS TO BE THE BASIS
• Underlies organizational communication
• Underlies mass-mediated communication
IPC ALSO IMPACTS MMC EFFECTS
Interpersoonlijke heeft impact op wat de boodschap meebrengt. Onderzoek van kleine manipulaties van
aspecten van non-verbale communicatie.
• Gezichten zijn de belangrijkste instrumenten van non-verbale communicatie. Een deel van de
hersenen zijn erop gericht voor het herkennen van gezichten. Een goede 60% van de ads gebruiken
gezichten. Als je een gezicht in uw ad steekt, trekt dit heel hard de aandacht. Voor aan adverteerder is
het belangrijk om de aandacht te trekken.
• Als je cues in de non-verbale communicatie manipuleert kan je de voorkeur (likeability) manipuleren.
Voorkeur kan je verhogen door gebruik te maken van tekens van non-verbale communicatie.
Likeability moet je zo hoog mogelijk krijgen. Nonverbale interpersoonlijke communicatie cues hebben
een impact op advertising-likeability, dit is een voorspeller van de effectiviteit van de advertentie.
FACES IN ADS ATTRACT ATTENTION (EXPERIMENT)
1. Pretest
• 200 images rated on likeability (N=80); 200 beelden die er allemaal hetzelfde uitzien
• Goal: images with similar likeability
2
, 2. Eye tracking (= volgen naar welk stukje je kijkt op het scherm)
• 15 schermen met 4 afbeeldingen waarvan 1 een gezicht is
• 3 seconden blootstelling
• 140 jongvolwassenen
Opsporen door heatmaps → vlekken waar er naar gekeken werd (hoe roder, hoe meer).
3. Resultaten
Relatieve aandacht dat het gezicht krijgt is veel groter dan de relatieve oppervlakte. Gezichten krijgen 4,5 meer
aandacht dan de oppervlakte die ze innemen.
NONVERBAL IPC ALSO HAS AN IMPACT ON AD -LIKEABILITY
Je kan via non-verbale communicatie de ad-likeability verhogen. Je gaat iets in de ad steken dat in staat is om
emoties op te roepen. Emoties bij de ad ervaren en later ook bij het product.
Als je kleinere aanpassingen doet, dan is ons brein in staat om dat in fracties van een seconde dat te verwerken
zonder dat we ons daar altijd bewust van zijn.
Zie voorbeelden
slides
• Het fysiek uiterlijk (een van de non-verbale IPC-systemen) → cues die in advertenties zijn ingevoegd
om de ‘emotionally competent stimuli’ meer emotioneler te maken
o Direct goal: de primaire affectieve reactie beïnvloeden
o Communication goal: hogere ad-likeability (attitude tot ad)
o Final goal: hoger merk-likeability
• Cues kunnen zowel intentioneel als niet-intentioneel zijn; communication can therefore be both
intentional and/or unintentional
• De betekenis die gecommuniceerd wordt kan onbewust zijn. Bewust = expliciet, onbewust = implictiet.
Heel veel communicatie is impliciet (cues van hoge vruchtbaarheid zoals ‘waist-to-hip, of cues van
goede genen zoals symmetrie)
• Wat we communiceren kan eerlijk zijn maar we kunnen het ook manipuleren. We willen iets gedaan
krijgen bij de ontvanger. (bv. push-up bras, hair dying..)
3
,VERBAL VERSUS NONVERBAL IPC
• Vele woorden blijken een onbewuste non-verbale betekenis te hebben.
o Sekse met de meeste geslachtscellen = vrouw
o Sekse met de minste geslachtscellen = man
o Verschil tussen hond en kat
▪ Prototype in ons hoofd over hoe een hond/kat eruit ziet
▪ Honden hebben geen snorharen
▪ Oerbetekenis
• Voor vele woorden die we gebruiken hebben we een non-verbale betekenis die we vaak niet volledig
kunnen vatten. Een woord met andere woorden uitleggen. Omgekeerd zijn er non-verbale tekens die
een heel expliciete verbale betekenis hebben (fackyou).
LEFT VERSUS RIGHT HEMISPHERIC PROCESSING
IPC = HEMISPHERICALLY LATERALIZED?
• Het rechter visuele veld, rechter oor en rechterkant van het lichaam is geconnecteerd met de linker
hersenhelft: deze kant van het brein identificeerd verbale boodschappen maar heeft moeilijkheden
met het herkennen van nonverbale zaken, zoals objecten, gezichten, intonaties en melodie
• Het linkse visuele veld, linker oor en linkerkant van het lichaam zijn geconnecteerd met de rechter
hersenhelft, gespecialiseerd in nonverbale communicatie, kan gemakkelijk objecten, melodieën…
herkennen maar vindt het moeilijker om ze te benoemen
Linkerkant van je lichaam wordt bestuurd door de rechterhersenhelft, en omgekeerd. Verbale communicatie in
de linkerhelft, non-verbale communicatie in de rechterhelft.
CHIMERIC FACES
Meer focus op wat er in ons linkergezichtsveld zit. → verwerking in de rechterhelft van de hersenen omdat we
gebruik maken van non-verbale communicatie.
Imagine holding a baby → did you hold it with its face to the left side of your body?
• Both left- and right-handed parents cradle babies on the left side of their bodies: not for the
comforting sound of a heartbeat, but for processing NVC
• Gestures accompanying speech are mainly right-handed: the human brain evolved in such a way that
important gestural information can be processed by the receiver’s left visual field and nonverbal right
hemisphere without interfering the processing of VC → evolutie: we hebben heel lang non-verbaal
gecommuniceerd waardoor we meer gaan gestuleren met ons rechterhand omdat dit bij de ontvanger
in zijn linkergezichtsveld ontvangen word
Kritiek: ook activiteit in de rechterkant bij gestures
• If our gesticulation is mainly right-handed, and thus steered by the left hemisphere, this apparently
contradicts the fact that the only left hemisphere is responsible for VC.
• The right hemisphere has some language ability (more so in women than in men): it has at least a
rudimentary conception of language.
• Moreover, the left and right hemisphere are strongly interconnected by the corpus callosum which
enables strong informational exchange between both.
4
,EXPERIMENTS
Letsel aan de rechterhelft: patient had de grote H niet gezien. Letsel aan de linkerhelft: hadden de A’s niet
gezien
BRAIN DAMAGED PATIENTS
INDEX, ICON, SYMBOL
A GENERAL SIGN MODEL
Concrete dingen waarmee we communiceren zijn tekens (sign). Een
teken heeft een bepaalde betekenis (meaning), en staat ook in de
plaats van iets in de realiteit (referent). Alle communicatie grijpt plaats
door gebruik te maken van tekens. Hoe communiceer je?
• Tekens zijn niet alleen woorden. Ook verkeertekens, muziektekens,
kunst…
• Codes kunnen variëren van zeer natuurlijk, de geur die je verspreidt, dingen die zoet en vet smaken,
bittere smaak. Codes kunnen conventioneel zijn, hond wordt naar een specifiek dier verwijst.
Betekenis kan varieren van kwijlende lawaaimakers naar beste vriend. In verschillende culturen
gebruiken ze verschillende tekens (chien, dog, hund…)
• Tekens en hun betekenis kunnen verschillen van cultuur tot cultuur naarmate de code conventioneel
is.
Obv die codes maakt simiotiek verschil tussen 3 tekens:
1. Iconen zijn de relatie met de referent gebaseerd op gelijkenis. Teken lijkt op naar waar het teken naar
verwijst. Bv. een inbraak en de camera heeft de inbreker gefilmd = icoon. Zeer natuurlijk omdat we
het zien obv van gelijkenis. Bv. een robotfoto van iemand, schilderij, atlas, gps. Bv. foto van
shakespeare
2. Symbool: de relatie is arbitrair (niet gemotiveerd). De relatie is willekeurig obv pure afspraak. Bv. een
verkeersbord, een duif voor vrede, woorden zijn obv van conventie. Bv. verkeersbord
3. Index zijn heel natuurlijke tekens. Fysieke aangrensendheid tussen vingerafdrukken van de inbreker
op de plaats van de inbraak. Bv. rook bij vuur, geur als er iemand is, smaken. Brein gaat kleinere
indexen combineren naar iconen, en voor sommige iconen hebben we woorden bedacht. Bv.
voetafdrukken op het strand kunnen er pas komen als daar effectief iemand gelopen heeft.
• Maar die voetafdrukken zijn toch ook een beetje iconisch? Het lijkt toch op de menselijke voet?
• Shakespeare heeft wrs zitten posseren, dus fysieke aangrensendheid
• Verkeersbord is niet puurs symbolisch, het lijkt op een kruispunt. Het teken werkt maar als het in de
buurt van het kruispunt werkt (indexicaal).
Voorbeelden:
• Braille is obv pure afspraak (symbool)
• Soorten landkaarten, het werkt maar als de stukken hout lijken op de kustlijn (icoon)
5
, • Nazi-symbool in eerste instantie, maar eigenlijk is dit het teken van vrede in India. Voorspoed over je
huis proberen afroepen. → heel gemakkelijk verkeerd communiceren (symbool)
• Alien: een typische voorstelling van een alien (symbool: willekeurig, index: je ziet weerspiegeling in de
ogen, het gaat om iemand echt die in een echte omgeving is
We spreken beter over modes (manieren) van betekeningsprocessen en niet over types van signs/cues
FROM NATURAL TO CONVENTIONAL SIGNS (ZIE SLIDED-
Symbolen zijn heel conventioneel, index natuurlijk → sprake van devolutie. Foto van Leo is een heel natuurlijke
foto waarbij je geen moeite moet doen om een jonge, aantrekkelijke man te zien. Kerstman is conventioneel →
is door coca cola uitgevonden.
Semiotische evolutie: vroeger vooral indexicaal, geevolueerd naar een natuurlijk systeem waarbij we gebruik
maken van non-verbale beelden. Sommige iconen gingen we van een label
voorzien. Symbolen uit iconen, inconen uit indexen. Afhankelijk van welke
index we nemen, gaan we een andere interpretatie uitkomen. Het gaat
overlappen.
Verbale en non-verbale aan elkaar koppelen: sommige beelden in ons
hoofd hebben we voorzien van woorden waardoor we verbaal gaan
communiceren.
Natuurlijk: non-verbaal, conventioneel: verbaal
VIDEOFRAGMENT: THE HUMAN ANIMAL: THE LANGUAGE OF THE BODY: INEXICAL,
ICONIC AND SYMBOLIC ASPECTS OF NONVERBAL IPC
Handgebaren:
• Symbolische aan handdruk
• Iconische: het 1 lijkt op de andere
• Index: je kan pas iemand een hand geven als je die kan aanraken
• Verschil in aanzien
Symbool wordt in een andere betekenis gebruikt. Het wordt gebruikt in the way wij teken gebruiken.
Iconische dimensie: het lijkt op de horens van een geit, vreemdgaan associeren we met een bok dus horens →
bok → vreemdgaan.
• Symbolen op afspraken gebaseerd, kunnen regionaal verschillen, maar kunnen ook verschillen in tijd.
Iets dat heel spontaan gebeurd. We zijn ons niet atlijd bewust van de culturaliteit van tekens. We gaan
ervan uit dat de manier waarop wij communiceren, dat dit ook zo is in de rest van de wereld.
6
, • Voorafgaand wat een symbool is geworden, is een iconische fase vooraf gegaan. Pas nu gebruiken we
het als een puur symbool. Codes evolueren in tijd.
• Soms worden specifieke codes uitgevonden. Veel jongeren ontwikkelen een eigen taal om iets te
zeggen. Via eigen codes afzetten tegen de wereld van ouders
• We leven in een wereld met tekens
• Veel gesticulatie lijkt willekeurig, maar er is vaak een soort iconische dimentie
• Facial displace; heel universeel biologische geaard
THE THEORETICAL FRAMEWORK
Een echte theorie rond non-verbale communicatie bestaat niet.
INTRODUCTION
THE COGNITIVE PARADIGM
Als je een theorie kan gebruiken dat de evolutie toont van natuurlijke evolutie. Waarom kunnen we dit dan niet
gebruiken voor de hersenen? Men heeft metaforen; bv. stoommachine. Paradigma’s = wetenschap ontwikkelt
niet continu. Ontwikkelt zich in golven. In de sociale wetenschappen heb je dit ook, vanaf de jaren 20 Watson
& Skinner. Men ging uit van een blackbox model; wat er in het brein gebeurt gaan we nooit kunnen
onderzoeken dus moeten dat ook niet bestuderen. We moeten wel het gedrag bestuderen dat uit een prikkel
komt (behaviorisme). Heel wetenschappelijk. Behaviorisme: overtuigingen, verlangens en mentale processen
zijn geen echte zaken
Jaren 60 komt de cognitieve revolutie; we moeten vooral die mentale processen proberen onderzoeken. 2
drijfveren; (1) Opvattingen, attitudes spelen geen rol bij het verklaren van gedrag. Attributietheorie; als we
gedrag zien bij onszelf of anderen hebben we altijd de neiging om de ‘waarom’ daarvan te onderzoeken. Maakt
dat als we gedrag bij onszelf of anderen waarnemen dat we dat gaan verklaren vanuit mentale processen. We
kunnen goed inschatten wat er in het hoofd omgaat van anderen. (2) Computers werden ontwikkeld. Een
nieuwe metafoor: kunnen we het menselijke brein zien als een computer?
Cognitieve paradigma is het standaard paradigma in de sociale wetenschappen. Gaat ervan uit dat het
menselijke brein een informatieverwerker is. Men gaat veel verwachten van artificiële intelligentie. SSSM
(standard social science model) standard = social science. In de psychologie heeft dit aanleiding gegeven tot
theory of planned behavior. Standaardmodel in de psychologie. In de communicatiewetenschap heeft het
aanleiding gegeven tot het informationeel model (zender brengt boodschap over naar een ontvanger). Dit is
ook een standaardmodel.
Een meer moderne versie is zich nu aan het ontwikkelen. In de psychologie: theorie van duale systemen; we
hebben in ons hoofd 2 systemen. TOPB kan je niet gebruiken om het oerbrein te verklaren. Systeem 1 werkt
intuïtief. Dus we hebben een gevoelssysteem (s1) en een rationeel systeem (s2). S1 gaat veel meer van ons
gedrag gaan sturen. In comwet: processen van betekenis uitwisselen → transsectioneel model: communicatie
is een proces van betekenisvolle interactie tussen twee of meer personen
PSYCHOLOGY: TWO MINDS: ON SYSTEM 1 AND SYSTEM 2
Belangrijke filosofen. Iedere prof wil zelf interessant zijn, je krijgt enorm veel tegenstellingen. Elkeen komt met
een eigen tegenstelling. We hebben automatische systemen en heel trage systemen. Deze indeling noemen
sommigen uniek menselijk. Anderen gaan ervan uit dat ook sommige dieren een systeem 2 hebben.
7
, Systeem 1 Systeem 2
• Een heel oud systeem. Men noemt het nu
impliciet (onbewust) • Recent systeem
• Automatisch systeem, we hebben er geen • Expliciet bewust systeem
controle over • Uniek menselijk
• Parallel; je kan multitasken. We kunnen • Controle over
tegelijkertijd in de 10 kanalen • Beperkte capaciteit
communiceren. • Rationeel en reflectief
• Hoge capaciteit • Abstract
• Intuïtief en reflexief • Logical control
• Context is heel belangrijk • Rule-based
• Emotional control
• Associatief
NONVERBAL COMMUNICATION VERBAL COMMUNICATION
Interagerende systemen. Men ziet de functie van s1 tot s2 als coöperatief. S1 gaat alle beslissingen nemen
zonder dat je ervan bewust bent, dan gaat S2 erover nadenken. Ze staan niet los van elkaar. Eerst komt
systeem 1 heel snel, achteraf systeem 2.
INTERACTING SYSTEMS
Soort paradigma aan de hand; gedragseconomie. Economen gaan ervan uit dat we heel rationeel zijn, welke
bestedingen het meeste nut opleveren. Andere economen gaan ervan uit dat we heel intuïtief beslissingen
maken o.b.v. heuristieken. We gaan vuistregels gebruiken: bv. de
wasverzachter waarvan het minste in de rekken staat kies je.
S1 en S2 geven aanleiding tot attitudes. Expliciete, bewuste attitude
waarom je evian drinkt. Maar er zijn ook impliciete of onbewust
attitudes. Psychologen hebben ontdekt dat mensen positief staan
tenopzichte van nespresso. Dit is impliciet omdat Clooney in de
reclame zit. Mensen zijn zich er niet van bewust dat ze Nespresso
beter vinden omdat Clooney in de ad zit.
Non-verbale vertrekt vanuit systeem 1, verbale communicatie vanuit systeem 2. We denken vaak dat systeem
2 veel belangrijker is dan systeem 1. We denken dat we vaker rationeel nadenken. S2 is een lui systeem, niet zo
strikt logisch als we denken.
D en 7 omdraaien: als op de achterkant van de 7 een D staat dan klopt de regel niet meer. → we kunnen slecht
logisch redeneren. In een context van bedriegers kunnen we wel logisch redeneren. Systeem 2 werkt dus niet
altijd even goed.
Voorbeeld kluizen: 1/3 dat de kans in A zit, hetzelfde voor B en C. Nadat C wegvalt, heb je 2/3 dat de prijs in B
of C zit. 1/3 in A. Die kansen veranderen niet, en dat snapt ons brein niet. Wanneer C wegvalt is er nog steeds
2/3 kans dat de prijs in B zit. → eigenlijk: blijf bij je keuze die je als eerste hebt gemaakt
8
, COMMUNICATION: PROCESSING INFORMATION OR SHARING MEAN ING?
UPDATING THE SSSM – PART 2
Computers zijn moeilijk in betekenis snappen. De informatie die we hebben gekregen voor allebei de foto’s
(mona lisa) is totaal verschillend. Maar wat er in ons hoofd gebeurd; het beeld in ons hoofd is bij allebei de
foto’s hetzelfde.
CHRISTOF KOCH
IMR scanner; gaan kijken welk deel van de hersenen ging oplichten bij het zien van een celeb. Als onze
hersenen informatieverwerkers zouden zijn, zou een heel ander deel van de hersenen oplichten. In ons brein
wordt betekenis opgeslagen en geen informatie. Zolang dat de betekenis die wordt gecommuniceerd kan
worden herkend, zijn het dezelfde neuronen die actief worden. Ons brein is simiotisch actief; iets wat een
betekenis geeft en in plaats komt van iets anders. Ons brein is dus een betekenisverwerker.
• Foto’s van celebs: voor elke celeb, a different set of neurons lit up
• The ‘Halle-Berry-Neurons’ were activated
o Whether she was viewed from the left or the right or the front
o With or without a hat or sunglasses
o Smiling or not
o With or without her Cat Woman costume
o Or even with only the words ‘Halle Berry’ shown
CREATING MEANING
Via communicatie proberen we betekenis te creëren/stimuleren in het hoofd van mensen. Maar hoe creër je
betekenis? Hoe weet je dat dit een leslokaal is?
3 soorten betekenisprocessen:
1. Indexicaal: causaal verband leggen omdat er een tijdelijke aangrensendheid is geweest
2. Gelijkenissen/analogieën/iconen: communiceren via instagram, foto’s die je ergens getrokken hebt.
Gelijkenis
3. Symbolisch: facebook; tekst toevoegen aan zaken obv afspraak
Er is een soort evolutie; je kat/hond als je die eten geeft, die reageert op indexicale zaken (geuren, smaken).
Symbolisch doet het er niet toe bij kat/hond.
VON UEXKÜLL: BIOSEMIOTICS
Unwelt-concept: elke diersoort leeft in een bubbel van betekenissen/tekens. Dit is hoe we de werkelijkheid
ervaren. Die bubbel is anders voor elke andere diersoort/ elk ander individu. De omgeving wordt anders
ervaren. Een betekenis is gecreërd op basis van cues dat functioneert als teken.
We leven in een semiosfeer: een betekenisvol universum waar interpersoonlijke communicatie een belangrijk
deel van is. Hoe complexer de diersoort/ het organisme, hoe complexer de semiosfeer/ de umwelt van die
diersoort. Each species creates out of the same environment or biosphere, its own meaningful universe of
semiosphere: its Umwelt
9