Sociaal recht In essentie
Deel 1: inleiding
Hoofdstuk 1: Wat is sociale wetgeving eigenlijk?
Sociale wetgeving: geen duidelijk afgebakend geheel
Gemeenschappelijke kenmerken
– Bijzonder doel: bescherming van belangen van de werknemers en bevorderen van
hun welzijn.
– Beschermingswetten en sociale verzekeringswetten
– Sociale wetgeving omvat dus: arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht
Sociale wetgeving: poging tot schematisch overzicht:
– Individuele relaties tussen werkgever en werknemer
– Collectieve relaties tussen werkgevers en werknemers
– Beschermingsmaatregelen voor werknemers
– Arbeidsvoorziening
– Sociale zekerheid
– Minimumvoorzieningen
– Geschillen van sociaal recht
Sociaal recht verwijst naar de sociale kwestie in de 19de eeuw. Er was toen een industriële
revolutie. België was een van de eerste betrokkene landen, de mensen trokken van het platteland
naar de steden om in fabrieken te werken. Franse revolutie in 1789 => Liberté, égalité, fraternité
(= vrijheid, gelijkheid en broederschap).
Ze gingen daar hun arbeid verhuren (verhuurcontract), toen was er slechts een BW uit 1804 van
Napoleon en daar stond in het verhuren van diensten. Dat betekende dat iedereen vrij en gelijk
contracten kan sluiten (wilsautonomie, contractsvrijheid,…), maar in de realiteit kunnen de
werknemers (in fabrieken) niet vrij onderhandelen, de werkgevers legden de contracten op.
Arbeidsverhouding = machtsverhouding. Patroon heeft feitelijke macht en kan macht aandringen
aan werknemers. Ze kunnen voorwaarden opleggen aan de mensen die komen werken, zo
ontstond er uitbuiting -> arbeidsproletariaat1. Men werkte tegen hongerlonen, iedereen in het
gezin werkte, ook de kinderen = enorme sociale miserie. Het BW bevat vooral aanvullend recht,
dit is een soort vangnet.
Reactie arbeiders => gaan zich verenigen (in politieke partijen, coöperaties, mutualiteiten,
vakorganisaties/vakbonden...). Als ze samen actie nemen kunnen ze verandering afdwingen dus
collectief werkdruk uitoefenen op de werkgevers. Maar probleem met de Franse revolutie,
namelijk de Wet Le Chapelier. Daarmee kwam het er feitelijk op neer een verbod op vakbonden en
stakingen tot in 1867. Pas nadien konden werknemers zich verenigen. Daarvoor kon je in de
gevangenis belanden. Ze moesten eerst de syndicale vrijheid verwerven. Heel het systeem was
tegen de werknemers, eerst moest het systeem veranderen en erna konden ze hun rechten
veranderen. Hele moeilijke kwestie geweest.
Maatschappijen voor onderlinge bijstand (MOB) dus als iemand ziek was gingen ze uit een
“pot” geld geven aan de persoon die dat nodig had (verzekering). Men moest zien dat er genoeg
geld in de kas was zodat men niet failliet gaat. (Ziekenfonds was eerst clandestien erna werd het
geaccepteerd).
1
arbeidersklasse; arme bevolkingsgroep die afhankelijk is van diegenen die de productiemiddelen
bezitten
Merve Karakaya 1
,Politieke partijen uiteindelijk werklieden partij, probleem; cijnskiesrecht. Bij de oprichting van
België mochten alleen degenen die veel belastingen betaalden stemmen, elite, rijke patroons…
armen mochten totaal niet stemmen, zij hadden niemand die hen in het parlement
vertegenwoordigde, ➔ gevolg politieke vrijheid. Na WO 2 mochten vrouwen ook stemmen.
Sociaal recht voortdurende revolutie. Ontstaan binnen nationale context. Bv. uitzondering
kinderbijslag naar gemeenschappen. 28 lidstaten dus verschillend sociaal recht.
Nationaal sociaal recht
Europees sociaal recht: multinationals investeren in landen die beste voorwaarden aanbieden.
Gevolg/gevaar = race tot the bottom. Iedereen gaat voorwaarden verlagen om multinationals aan
te trekken = minimumnormen.
Arbeidsrecht = sociale correctie op burgerlijk recht, arbeidsrecht is een uitzondering op burgerlijk
recht. Burgerlijk recht is toepasselijk tenzij het vervangen werd door arbeidsrecht.
1. Individueel Arbeidsrecht:
- Overeenkomstenrecht:
- Wet 3 juli 1978 op de AO (Deze wet zegt hoe een arbeidsovereenkomst moet
gesloten worden; schriftelijk/mondeling of stilzwijgend, regelt de proeftijd, de
schorsing bv. door ziekte en het einde van een arbeidsovereenkomst bv.
door ontslag).
- Wet 1978 Op uitzendarbeid
- …
- Arbeidsreglementering:
- Arbeidswet 1971 (maximale arbeidsduur in BE. 9u per dag 5/7, 38u/week,
zondagsrust, zwangerschapsrust)
- Wet arbeidsreglement 1965: opgesteld door de ondernemingsraad en die is er
vanaf 100 WN. In kleine ondernemingen is er geen ondernemingsraad.
- Wet bescherming op het loon 1965: (een van de eerste sociale wetten) schafte
Trucksysteem af (als arbeiders gewerkt hadden konden ze goederen kiezen in
fabriek dus verdienden geen geld maar goederen in natura. Loon moest in geld
uitgedrukt worden! Kan uitzonderlijk in natura maar stikt volgens wetgeving).
- Arbeidsbescherming (veiligheid en gezondheid ter voorkomen van
arbeidsongevallen en beroepsziekten zoals burn-out) Wet van 1996 preventie en
bescherming arbeidsplaats (Wet op welzijn op het werk) o.a. CPBN (vanaf 50
WN) wordt uitgevoerd door de welzijnscodex (=KB)
2. Collectief Arbeidsrecht:
- Nationaal: Nationale Arbeidsraad (NAR) (genummerde CAO’s voor privésector,
autonomie van de sociale partners bv. over GGMMI = gewaarborgd gemiddeld
minimum maandinkomen. Zelfde minimumloon met FR & NL ongeveer. Regering
bepaalt niet het minimumloon maar de sociale partners.
- Sector: Paritaire comités; paritair samengesteld evenveel
vertegenwoordigers als werknemers; gelijk in aantal. Werken CAO’s uit voor de
sector. Meestal hoger minimuminkomen dan nationale minimum.
- Onderneming: (3) ondernemingsraad vanaf 100 WN, CPBN (comité voor
preventie en bescherming op het werk) vanaf 50 WN, Syndicale Delegatie/
afvaardiging onderhandelt bedrijfs-cao’s.
=> via sociale verkiezingen om de 4 jaar. Informatie en overleg
Merve Karakaya 2
,3. Sociaal Zekerheidsrecht:
Bescherming tegen sociale en professionele risico’s:
- Ziekte en ongeval
- Onvrijwillige werkloosheid
- Ouderdom (pensioen)
- Kinderlast (overheid betaalt kindergeld en je moet minder belastingen
betalen als je kinderen hebt).
- Arbeidsongevallen
- Beroepsziekten
Professioneel georganiseerd (modelismarck)
- Stelsel werknemers (Arbeidsovereenkomst)
- Stelsel ambtenaren (statuut – eenzijdig vastgesteld door overheid)
- Stelsel zelfstandigen (negatieve definitie, je moet arbeid leveren en sociale
bijdragen betalen, en dan krijg je een uitkering).
- Residuaire stelsel mits onderaan bestaansmiddelen o.a. leefloon,
minimumvoorziening)
Je kan in BE niet werken zonder bijdragen. Als je niet hoort tot WN of ambtenaren dan hoor je
bijdragen te betalen aan zelfstandigen.
Hoofdstuk 2: Bronnen van sociale wetgeving
1. Internationale rechtsbronnen
- Bilaterale verdragen (Tussen BE en 1 ander land. Regels die van toepassing zijn
op werknemers afkomstig uit het ene land die in het andere land gaan werken).
- Multilaterale verdragen (Meer dan twee landen sluiten een verdrag,
”verdragsorganisatie”).
- Verdrag van Versailles 1919: Internationale Arbeidsorganisatie (I.A.O.)
• Conventies (=dwingend)
• Aanbevelingen
- O.E.S.O. (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling);
• Dit heeft maar een beperkte rechtstreekse invloed op het
arbeidsrecht.
- Raad van Europa 1949
• EVRM: vrijheid van verenigingen (vakbondsvrijheid, recht
op privéleven… Kan rechtstreeks ingeroepen worden voor
Belgische rechtbanken).
• Europees Sociaal Handvest
- Europese Unie;
• Verdrag Europese Unie (primaire Unierecht)
• Werkingsverdragen (primaire Unierecht)
➔ Secundaire Unierecht:
o Verordeningen o.a. coördinaties
o Richtlijnen
o Aanbevelingen
o Besluiten
Zes hoofdinstellingen: Europese raad, Europese commissie,
Europese raad van ministers, Europees parlement, Europees
Hof van Justitie, Europese Rekenkamer,
Vier nevenorganen: Economisch en sociaal comité, Comité van
de regio’s, Europese Investeringsbank, Europese centrale bank
Verdrag = > primair unierecht. Al de rest secundair => vorderingen, richtlijnen, …
Merve Karakaya 3
, Hiërarchie van de Europese rechtsregels op basis van hun binding:
- Verordeningen: hebben een rechtstreekse uitwerking in alle lidstaten.
- Richtlijnen: vereisen een verplichte omzetting in nationale wetgeving.
- Beschikkingen: worden rechtstreeks toegepast op welbepaalde bestemmelingen.
- Aanbevelingen: deze binden de lidstaten niet.
- Adviezen
2. Nationale bronnen
1) Grondwet
Oorsprong: burgerlijke en politieke rechten, Art. 23 G.W.: sociale, economische en
culturele rechten. Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
1. Recht op arbeid: -> werkgelegenheidsbeleid
2. Recht op sociale zekerheid (SZ)
3. Recht op behoorlijke huisvesting
4. Gezond leefmilieu
5. Recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.
6. Kinderbijslag
2) Wetten, decreten en ordonnanties
3) Koninklijke besluiten
4) Ministeriele besluiten
5) Rechtspraak en rechtsleer (in BE geen precedentenleer)
6) CAO’s (collectieve arbeidsovereenkomsten)
7) Gebruik en eenzijdige verbintenis
Art. 51 CAO-wet 1969
1. Dwingende bepalingen van de wet (altijd voorrang! Sociaal recht altijd dwingend ter
bescherming van WN, je kan er slechts afwijken in het voordeel van de WN, bv. max.
38u/week.) vb. WG kan aan arbeiders de voordelen van de bedienden geven maar
niet de nadelen als die er zouden zijn).
2. Ge-AVV ’de CAO: algemeen verbindend verklaard (via KB)
- NAR (Nationale Arbeidsraad)
- Paritair comité
- Paritair subcomité
3. Niet ge-AVV ‘de CAO: als WG tekende of aangesloten bij ondertekenende organisatie:
bedrijfscao’s
- NAR
- Paritair comité
- Paritair subcomité
- Buiten een paritair orgaan
4. Schriftelijke arbeidsovereenkomst
5. Niet ge-AVV ‘de CAO als WG niet tekende of niet aangesloten is
6. Arbeidsreglement (opgesteld door ondernemingsraad of WG als er geen
ondernemingsraad is)
7. Aanvullende bepalingen van de wet (= vangnet) bv. als je ziek bent -> onmiddellijk
verwittigen en eventueel ziektebriefje, als termijn niet geregeld is dan moet het binnen
de 2 werkdagen afgegeven worden, je kan dat zelf regelen en ervan afwijken.
Merve Karakaya 4