1
TEKSTEN INTERNATIONALE EN EUROPESE CRIMINELE
POLITIEK
TEKST 1: ‘HANDBOEK INTERNATIONAAL EN EUROPEES STRAFRECHT’
7. REGIONALE SAMENWERKING VAN DE RAAD VAN EUROPA
Dit deel van de tekst bespreekt de rol van de Raad van Europa als een belangrijke instelling voor
regionale samenwerking op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, inclusief
strafrechtelijke samenwerking. De Raad van Europa, opgericht in 1949, bestaat uit 46 lidstaten en
bevordert grensoverschrijdende samenwerking tussen Europese landen, vooral op het gebied van
juridische en mensenrechtelijke kwesties. In de context van strafrecht richt de Raad zich op het
harmoniseren van wetgeving en het faciliteren van samenwerking tussen de nationale rechtssystemen
van zijn lidstaten.
Verdragen en conventies: De Raad van Europa heeft verschillende verdragen aangenomen die
een kader bieden voor samenwerking in strafzaken, zoals de Europese Conventie voor de
Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Verdrag inzake uitlevering. Deze verdragen
zorgen ervoor dat fundamentele rechten gewaarborgd blijven, zelfs in het kader van
grensoverschrijdende strafvervolgingen.
Samenwerking op het gebied van criminaliteit: De focus ligt op het bestrijden van
grensoverschrijdende misdrijven, zoals terrorisme, mensenhandel, cybercriminaliteit en
witwassen. Lidstaten werken samen bij de uitwisseling van informatie, wederzijdse rechtshulp
en het overdragen van strafzaken.
Organisatiestructuur: Instellingen binnen de Raad, zoals het Europees Comité voor de Preventie
van Foltering (CPT) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), spelen een
cruciale rol bij het monitoren van naleving van mensenrechten in strafprocedures en
detentieomstandigheden.
8. FOCUS OP DE ACTUELE INSTITUTIONELE STRUCTUUR VAN DE RAAD VAN EUROPA
Dit deel biedt een analyse van de huidige institutionele structuur van de Raad van Europa en hoe deze
structuur invloed heeft op strafrechtelijke samenwerking.
Parlementaire Vergadering en Comité van Ministers: De Raad van Europa bestaat uit
verschillende organen, waaronder de Parlementaire Vergadering en het Comité van Ministers.
Het Comité van Ministers (waarin de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten zitting
hebben) neemt beslissingen en kan ook verdragen aannemen die relevant zijn voor
strafrechtelijke samenwerking. De Parlementaire Vergadering adviseert over verschillende
kwesties en speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van nieuwe juridische normen.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM): Het EHRM is een van de belangrijkste
instellingen binnen de Raad van Europa. Het Hof behandelt klachten van individuen die stellen
dat hun rechten, zoals vastgelegd in de EVRM, zijn geschonden. Dit speelt een cruciale rol bij de
bescherming van mensenrechten in strafprocedures. Beslissingen van het Hof kunnen directe
gevolgen hebben voor hoe strafrecht in Europa wordt toegepast, vooral op het gebied van
eerlijk proces, detentie en de behandeling van verdachten.
Europese Commissie voor de Efficiëntie van Justitie (CEPEJ): Dit orgaan richt zich op het
verbeteren van de efficiëntie en kwaliteit van de rechtssystemen van de lidstaten, inclusief het
strafrechtelijke systeem. CEPEJ biedt aanbevelingen en tools om de justitiële samenwerking
tussen lidstaten te verbeteren en processen efficiënter te maken.
Samenwerking met andere organisaties: De Raad van Europa werkt nauw samen met andere
internationale instellingen, zoals de Europese Unie en de Verenigde Naties, om
gemeenschappelijke normen te ontwikkelen en grensoverschrijdende criminaliteit aan te
,2
pakken. Deze samenwerking versterkt de institutionele infrastructuur en de
uitvoeringscapaciteit van strafrechtelijke verdragen binnen Europa.
In dit hoofdstuk wordt benadrukt hoe de institutionele structuur van de Raad van Europa een effectieve
samenwerking mogelijk maakt tussen landen op strafrechtelijk gebied, terwijl het toezicht houdt op de
naleving van mensenrechten. De instellingen van de Raad spelen een cruciale rol in het ondersteunen
en ontwikkelen van gemeenschappelijke juridische normen die de strafrechtelijke samenwerking tussen
Europese landen bevorderen.
TEKST 2: ‘SECRETARIAAT-GENERAAL BENELUX – JAARPLAN 2023’
2.1.1 STRIJD TEGEN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT (INTEGRALE AANPAK)
De Benelux-landen zetten zich in voor een geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit,
waarbij justitie, politie en andere relevante diensten samenwerken. Dit omvat niet alleen opsporing en
vervolging, maar ook preventie en informatie-uitwisseling om criminele netwerken en ondermijnende
activiteiten zoals drugshandel, mensenhandel en witwassen effectief aan te pakken.
2.1.2 POLITIESAMENWERKING (BENELUX-POLITIEVERDRAG)
Het Benelux-politieverdrag faciliteert grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiediensten
van België, Nederland en Luxemburg. Dit verdrag maakt het mogelijk dat politiemensen over de grens
kunnen optreden en samenwerken bij het bestrijden van criminaliteit, vooral in grensregio's. Het
bevordert snelle informatie-uitwisseling, gezamenlijke operaties en gezamenlijke politieoptredens.
2.1.3 CRISISBEHEERSING
De Benelux-landen werken samen op het gebied van crisisbeheersing. Dit betreft coördinatie bij
natuurrampen, volksgezondheidscrisissen (zoals pandemieën), en andere noodsituaties. De
samenwerking zorgt voor wederzijdse bijstand en een efficiënte reactie bij grensoverschrijdende
crisissituaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke plannen en uitwisseling van middelen
en expertise.
2.1.4 ASIEL EN MIGRATIE
Binnen de Benelux wordt ingezet op samenwerking rondom asiel en migratie. De landen delen
informatie over migratiestromen en asielaanvragen, en proberen gemeenschappelijke oplossingen te
vinden voor uitdagingen zoals de opvang van vluchtelingen en de aanpak van illegale migratie. Dit
moet leiden tot een meer gecoördineerde aanpak van migratievraagstukken, met inachtneming van
nationale en internationale verplichtingen.
2.1.5 JUSTITIE
De justitiële samenwerking binnen de Benelux omvat onderlinge steun bij de handhaving van
gerechtelijke beslissingen, grensoverschrijdende strafrechtelijke samenwerking en het bevorderen van
efficiënte procedures tussen de drie landen. Dit betreft ook wederzijdse erkenning van rechterlijke
uitspraken en het verbeteren van juridische bijstand aan burgers en bedrijven die met
grensoverschrijdende juridische kwesties te maken hebben.
2.2.1 FISCALE SAMENWERKING EN FRAUDEBESTRIJDING
De Benelux-landen werken samen op het gebied van fiscale zaken en fraudebestrijding, met als doel
belastingontduiking en andere vormen van financiële fraude te bestrijden. Dit omvat uitwisseling van
informatie tussen belastingdiensten, coördinatie van maatregelen tegen fiscale fraude en het
,3
ontwikkelen van gezamenlijke strategieën om belastingparadijzen en andere vormen van
belastingmisbruik aan te pakken.
2.2.2 ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING EN BESTRIJDING VAN SOCIALE FRAUDE EN
ANDER MISBRUIK
De focus ligt hier op het bestrijden van sociale fraude, zoals het misbruik van sociale
zekerheidssystemen, en het aanpakken van andere vormen van grensoverschrijdend misbruik. De
landen verbeteren hun administratieve samenwerking om efficiënter op te treden tegen fraude en
misbruik, door bijvoorbeeld gegevens uit te wisselen over werkgelegenheid, sociale uitkeringen en
bedrijfsregistraties.
2.3.1 SAMENWERKING INZAKE VOEDSELVEILIGHEID
De Benelux-landen werken nauw samen op het gebied van voedselveiligheid om consumenten te
beschermen tegen gezondheidsrisico’s. Dit omvat harmonisatie van regelgeving, gezamenlijke
inspecties en het uitwisselen van informatie over voedselveiligheidsnormen, evenals samenwerking bij
crises zoals voedselverontreiniging of -schandalen.
2.3.2 ANDERE THEMA'S
Naast de eerder genoemde thema’s richt de Benelux zich ook op andere onderwerpen, zoals
milieubescherming, volksgezondheid en consumentenbescherming. Deze bredere samenwerking helpt
om grensoverschrijdende problemen gezamenlijk aan te pakken en oplossingen te vinden voor
uitdagingen die een impact hebben op alle drie de landen.
In al deze thema’s staat grensoverschrijdende samenwerking centraal, waarbij de drie landen streven
naar efficiëntere en gecoördineerde maatregelen om gezamenlijke uitdagingen aan te pakken.
TEKST 3: ‘EUROPEES RECHT’
1. NAOORLOGSE STAPPEN NAAR EUROPESE INTEGRATIE
Na de Tweede Wereldoorlog waren Europese landen op zoek naar manieren om duurzame vrede te
garanderen en economische wederopbouw te bevorderen. De verschrikkingen van de oorlog
stimuleerden een verlangen naar samenwerking en het voorkomen van toekomstige conflicten. De
eerste stappen richting Europese integratie kwamen voort uit het idee dat samenwerking, vooral op
economisch gebied, zou leiden tot een sterke onderlinge afhankelijkheid tussen landen, waardoor
nieuwe oorlogen minder waarschijnlijk zouden worden.
Marshallplan: De economische hulp van de Verenigde Staten via het Marshallplan speelde een
cruciale rol in de heropbouw van Europa en vormde een stimulans voor verdere samenwerking.
Oprichting van de Raad van Europa (1949): De oprichting van de Raad van Europa was een van
de eerste pogingen tot politieke samenwerking in Europa, gericht op het bevorderen van
mensenrechten en democratische waarden.
Schuman-verklaring (1950): De verklaring van de Franse minister van Buitenlandse Zaken
Robert Schuman stelde voor om de productie van kolen en staal van Frankrijk en Duitsland
onder een gezamenlijke autoriteit te plaatsen, wat leidde tot de oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
2. HET EGKS-VERDRAG
, 4
Het EGKS-verdrag (1951), oftewel het Verdrag van Parijs, markeerde het begin van de Europese
integratie door de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Dit verdrag
werd ondertekend door zes landen: Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg.
Doel: Het voornaamste doel van de EGKS was het bevorderen van economische samenwerking
door de kolen- en staalindustrie, die cruciaal waren voor de oorlogsindustrie, onder
gemeenschappelijk beheer te brengen. Dit moest economische rivaliteit voorkomen en de vrede
tussen de landen waarborgen.
Instellingen: De EGKS introduceerde een supranationale structuur met instellingen zoals de
Hoge Autoriteit, een Raad van Ministers, een Gemeenschappelijke Vergadering en een Hof van
Justitie. Deze instellingen vormden de basis voor latere Europese instituties.
3. PLANNEN VOOR POLITIEKE SAMENWERKING
Naast economische samenwerking waren er ook plannen voor politieke integratie, hoewel deze vaak
moeilijker te realiseren bleken.
Europese Defensiegemeenschap (EDG): In 1952 werd geprobeerd een Europese
Defensiegemeenschap op te richten om een gezamenlijk Europees leger te creëren. Dit plan
werd echter niet geratificeerd, voornamelijk door verzet van het Franse parlement, wat een
tijdelijke stop betekende voor politieke integratie.
Europese Politieke Gemeenschap: Parallel aan de plannen voor de EDG werd er ook gesproken
over een Europese Politieke Gemeenschap, die bedoeld was om meer politieke samenwerking te
bevorderen en een supranationaal bestuur op te richten. Dit plan werd echter verlaten nadat de
EDG mislukte.
Ondanks deze tegenslagen bleef de focus op economische integratie sterker, wat leidde tot de
oprichting van nieuwe gemeenschappen.
4. HET EEG-VERDRAG EN HET EGA-VERDRAG
Het Verdrag van Rome (1957) leidde tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap
(EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom).
EEG-verdrag: Dit verdrag had als doel een gemeenschappelijke markt te creëren, waarbij de
interne grenzen voor goederen, diensten, kapitaal en personen tussen de lidstaten geleidelijk
werden opgeheven. De EEG markeerde een nieuwe fase van economische integratie, gericht op
het bevorderen van handel en economische groei binnen Europa. Het EEG-verdrag
introduceerde ook het concept van een douane-unie en gemeenschappelijke handelspolitiek.
EGA-verdrag: Het Euratom-verdrag richtte zich op de ontwikkeling van kernenergie voor
vreedzame doeleinden. Het had als doel het bevorderen van onderzoek en de oprichting van
een gemeenschappelijke markt voor kernenergieproducten, waarbij de lidstaten gezamenlijk
konden profiteren van nucleaire technologieën.
Beide verdragen vormden de basis voor de verdere economische integratie van Europa en versterkten
de rol van supranationale instellingen, wat later zou uitgroeien tot de Europese Unie zoals we die nu
kennen.