LEREN IN MAATSCHAPPELIJK BETROKKEN ONDERWIJS
SITUERING LIMBO:
1) Context=
- Definities onderwijs:
• Onderwijs= een maatschappelijk fenomeen dat door de maatschappelijke
context wordt beïnvloed en dat de maatschappelijke context vorm geeft.
• Onderwijs = een gecontextualiseerd fenomeen
- Macro-, meso- en microniveau:
Niveau Beschrijving Voorbeeld
Macroniveau (Hoogste) Onderwijssystemen, onderwijs
Het beleid & regelgeving op financiering,…
nationaal & internationaal
niveau.
Mesoniveau (Middelste) Schoolbestuur, directie,
Organisatieniveau van scholen samenwerking tussen scholen,
of ouders en gemeenschappen
onderwijsinstellingen.
Microniveau (Laagste) Interactie tussen docenten en
Niveau van individuen of kleine studenten, leerstrategieën in de
groepen binnen het onderwijs. klas, persoonlijke
leerervaringen,…
2) Digitalisering=
- Wat: een proces waarbij er steeds meer acties, gegevens, hulpmiddelen,… een digitale
component hebben.
- Belang: digitalisering is tegenwoordig niet weg te denken uit het onderwijs.
Bijvoorbeeld;
• Digitale klok aan de muur
• Smartbord
• Online cursussen, agenda, taken, toetsen
• Werken met laptops ipv handboeken
• Digitale examens
• E-mails voor communicatie
• …
- Ongewenste neveneffecten van digitalisering:
• Sociaal → De digitale kloof kunnen beheersen
• Financieel → Nood aan blijvende investeringen
• Bestuurlijk → Organisatorische gevolgen
• Privaatrechtelijk → verzamelen & gebruiken van persoonlijke gegevens
• Didactisch → aandacht van leerlingen behouden ondanks een afleidend scherm
• Curriculair → inhoud & opbouw van programma’s steeds toegankelijk hebben
1
, - 2 kenmerken:
• Omnipresentie van technologie= (de alsomtegenwoordigheid)
➢ Wat: de eigenschap om overal altijd aanwezig te kunnen zijn
➢ Stelt de vraag: wat is de meerwaarde/ belang van nieuwe
tools/toepassingen/… voor het onderwijs?
➔ Deze vraag wordt tegenwoordig anders gesteld zoals “wat kunnen we
tegenwoordig NIET meer digitaal gebeuren?”
➢ Besluit: technologie = onvermijdelijk! → dus hoe zullen we dit op een
gangbare wijze kunnen gebruiken, zodat de gestelde doelen + de bijkomende
neveneffecten voor het onderwijs gerealiseerd & beheerst kunnen worden.
• Transformativiteit=
➢ Wat: Organisaties zoals het onderwijs, ondergaan een digitale transformatie
wanneer ze handmatige processen digitaliseren met nieuwe technologieën.
➢ Besluit: Deze transformaties van digitalisering worden nu al ingezet zodat we
wat we doen, anders doen. → woordjes worden niet meer ingestudeerd op
kaartjes, maar via computerprogramma’s.
3) Globalisering=
- Wat: de toenemende mate van onderlinge verbondenheid en wederzijdse
afhankelijkheid van mensen & natiestaten (Japan, Frankrijk, Groot-Brittannië,
Denemarken, Zweden, Rusland, Polen, Spanje en Portugal).
- In het onderwijs: globalisering van het onderwijs verwijst naar de toenemende
wereldwijde uitwisseling van kennis, ideeën, en onderwijssystemen.
• Het proces stimuleert internationale samenwerking tussen scholen en
universiteiten
• Bevordert mobiliteit van studenten en docenten
• Draagt bij aan de verspreiding van technologische en culturele innovaties.
• Legt grotere nadruk op het leren van wereldtalen, zoals Engels, en op het
ontwikkelen van vaardigheden die wereldwijd toepasbaar zijn.
• Versterkt de ongelijkheid in ‘toegang tot kwaliteitsonderwijs’ tussen rijke en arme
landen.
2
, MODULE 1: ONDERWIJS IN VLAANDEREN: EEN BESTUURLIJK, HISTORISCH
EN JURIDISCH KADER:
1) Inleiding=
- Module 1 wordt op macroniveau besproken:
• De wijze waarop het onderwijs georganiseerd is
• Hoe onderwijsvormen en onderwijsniveaus gestructureerd zijn
• Hoe het beleid van ons onderwijs vorm krijgt.
- 3 luiken:
• Luik 1= de organisatie van het Vlaams onderwijs
• Luik 2= de structuur van Vlaams onderwijs
• Luik 3= het onderwijsbeleid
2) De organisatie van het Vlaams onderwijs (18 de eeuw tot nu)=
→Deze organisatie blijft steeds evolueren, voor d emeest recente info gaan naar:
website Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid.
Departement Onderwijs en Vorming | Vlaanderen.be
- Historische kijk op de onderwijsvrijheid & ontstaan van de netten:
• Twee soorten onderwijs:
➢ Ingericht door overheid (Vlaamse gemeenschap, gemeente, provincie, …) =
officieel onderwijs
➢ Ingericht op privéinitiatief (kloosters, bisdom, …) = vrij onderwijs
In Vlaanderen worden beide soorten onderwijs gefinancierd voor het overgrote
deel door de overheid (in tegenstelling tot andere landen). Dit komt door een
machtsevenwicht tussen officieel en vrij onderwijs.
• Hieronder uitleg hoe deze tot stand is gekomen:
Gebeurtenis Bevoegdheid
onderwijs
De bron van 18e E: Zuiderlijke Nederlanden: Rooms-Katholieke kerk
het Onderwijs = godsdienstig (neutraal) (onderwijsmonopolie)
onderwijsc
onflict
Verlichting: “onderwijs moet breed toegankelijk, neutraal en Maria-Theresia (belangrijk
utilitair zijn + beheerd worden door staat” figuur uit de periode van de
→staat vervangt secundaire colleges door rijksscholen, nog Verlichting) + de staat
steeds een katholiek karakter.
Franse revolutie (1789): kerk werd uit het publieke leven Overheid + controle vanuit een
verbannen. centrale onderwijsinspectie
- KU Leuven werd gesloten uit Parijs
- Oprichting lagere en secundaire rijksscholen
- Geen godsdienst in onderwijs
Nederlaag Napoleon (1815): Hereniging Zuiderlijke NL met
Verenigd Koninkrijk ® Willem I richt verder op:
3
, - Lagere en secundaire rijksscholen Absolute controle door koning
- Rijksnormaalscholen (opleiding leraren) Willem I + inspectie door de
- Rijksuniversiteiten Nederlandse rijksinspectie
Bestaande lagere en secundaire scholen van gemeenten en
privé instanties bleven bestaan, maar moesten zich
aanpassen aan regime. Scholen krijgen overheidstoelages.
Spanningen 1831: Belgische staat:
tussen vrij Oprichting Grondwet waarin stond “onderwijs is vrij … en
en officieel openbaar onderwijs wordt bij de wet geregeld”: Belgische overheid had geen
onderwijs - Iedereen mag onderwijs organiseren. plicht om zelf onderwijs in te
(19e E) - Geen controle meer door rijks inspectie richten.
MAAR: geen subsidies meer van de staat, schoolgeld werd Gevolg: publieke overheden
doorgerekend aan ouders dragen het onderwijs over aan
o.a. parochies (en andere
privé instellingen)
Gebrek aan staatstoezicht leidt tot enorme kwaliteitsdaling
van het onderwijs:
- Leerkrachten zonder diploma Vrij onderwijs, in handen van
- Geen leerplicht iedereen
- Geen eindexamens
- …
Op dit moment waren er twee opvattingen:
- Liberalen: wet oprichten om hef in eigen handen te
nemen en op alle onderwijsniveaus scholen op te
richten
- Katholieken: staat moet bestaand onderwijs
beginnen ondersteunen en subsidiëren
Opnieuw een grote katholieke invloed in het onderwijs:
religie, opvoeding en onderwijs hangen onlosmakelijk samen
(Mgr. van Bommel) Katholieke kerk claimt de
gedachtegang in alle
Eerste wet op het lager onderwijs (1842): Compromis tussen onderwijs
katholieken en liberalen. Elke gemeente richt een lagere
gemeente school op + subsidieert reeds bestaande Gemeente + controle door
katholieke scholen. rijksinspectie en diocesane
→Gevolg: véél meer officieel onderwijs dan vrij onderwijs inspectie (bisschoppelijk)
Wet op het secundair onderwijs (1846): door liberalen na het
winnen van de verkiezingen. (regering-Rogier):
- Meer rijksscholen Belgische staat (kerk opnieuw
- Katholiek karakter blijft minder macht)
Conventie van Antwerpen (1854):
Reactie van katholieken op ingreep van de liberalen,
conventie van de kerk met de gemeentebesturen: Belgische staat/overheid
- Studenten en leerkrachten verplicht naar de mis
- Leerboeken mogen niet in strijd zijn met godsdienst
4