Gastcollege - Erfiendstbaarheden
1 Kenmerken
Art. 3.114, eerste lid BW “Een erfdienstbaarheid is een last op een onroerend goed, het
lijdend erf, tot gebruik en tot nut van andermans onroerend goed, het heersend erf (…)”
Een last op een onroerend goed tot gebruik en tot nut van andermans goed
Boek 3, Titel 5: burenrelaties – erfdienstbaarheden: art. 3.114 – 3.137 BW
Art. 3.47 BW (= OG)
Grond (uit hun aard)
Gebouwen (al dan niet met de grond) (incorporatie)
o Windturbine, brug, dijk, etc. kunnen zonder de onderliggende grond HE of LE zijn
o Elektriciteitsnetwerk?
Voorbeeld
“De echtgenoten X&Y zijn eigenaar van de navermelde onroerende goederen: [kadastrale
omschrijving] Dhr. en mevrouw A&B zijn eigenaar van navermelde onroerende goederen:
[kadastrale omschrijving] Bovengenoemde percelen worden hierna allen samen en elk
afzonderlijk het “Lijdend Erf” genoemd.
De eigenaars sub (…) en (…) vestigen op het Lijdend Erf volgende erfdienstbaarheden voor
het aanleggen, uitbaten, herstellen en wegnemen van alle kabels, leidingen en andere
daarmee gepaard gaande installaties voor het vervoer van water, elektriciteit (…), ten
behoeve van de percelen gelegen te (…) (hierna het “Heersend Erf” genoemd)”
HE = heersend erf
LE = lijdend erf
A. een last op een onroerend goed
Last = negatieve hoofverplichting
Art. 3.114, 2e lid BW
Bepaald gebruik vanwege HE toelaten
o eigenaar HE mag iets doen op LE (bv. recht van uitweg/overgang/overhang)
o eigenaar HE mag iets doen op HE (bv. ED van afstand beplantingen of
muuropeningen)
Onthouden van een bepaald gebruik
o eigenaar LE mag iets niet doen op LE (bv. een bouwbeperking of -verbod)
o eigenaar LE mag iets niet doen op HE (zeer uitzonderlijk)
Steeds een feitelijke last
, o NIET: juridische verplichting voor de eigenaar van het LE (bv. verbod om een
perceel grond te verhuren, etc.) TOCH: kettingbeding
Kan aanvullende positieve of negatieve verbintenissen met zich meebrengen (art. 3.114,
derde lid BW)
Kwalitatieve verbintenissen zijn inbegrepen in de erfdienstbaarheid
Bv. verplichting tot onderhoud ten laste van eigenaar van het LE
Op een onroerend goed = opgelegd aan een goed, niet aan een persoon
Niet altijd eenvoudig te beoordelen gemeenschappelijke bedoeling achterhalen
o Bewoordingen, duur, begeleidende omstandigheden, inhoud last,..
Voorbeeld
De eigenaar van erf X moet de gebouwen op zijn erf voor residentiële doeleinden gebruiken
en mag er geen commerciële activiteit in voeren”
B. Tot gebruik en tot nut van een onroerend goed
Tot gebruik en tot nut
Art. 3.114, tweede lid BW
Hof van Cassatie:
o “Zodra de last in rechtstreeks en onmiddellijk verband staat met het gebruik en
de exploitatie van het heersend erf, ... ... ook al heeft de last geen ander gevolg
dan het gebruik en de exploitatie van het HE te vergemakkelijken”
Ruime interpretatie, bv. tweede toegang tot een erf om makkelijker,
veiliger en via minder slijk het erf te bereiken
NIET: recht te wandelen in naburig park, lasten die verband houden met
professionele activiteiten van buurman
Van een onroerend goed
Opgelegd voor een onroerend goed, niet voor een persoon
Niet altijd eenvoudig te beoordelen gemeenschappelijke bedoeling achterhalen
o Bewoordingen, duur, begeleidende omstandigheden, inhoud last, etc.
Voorbeeldclausules
“Het is de eigenaar van erf [·] (het Lijdend Erf) verboden om in het Gebouw A gelegen op zijn
erf (het Lijdend Erf) gedurende 3 jaar na datum van deze overeenkomst een handel in
hoorapparaten, brillen of andere optische instrumenten uit te baten, dit ten voordele van
Gebouw B gevestigd op erf [·] (het Heersend Erf)”
Geen beperkte zakelijke rechten op eigen goederen
Soepel: geen erfdienstbaarheid als eigendomssituatie onroerende goederen identiek is
Wat bij mede-eigendom? (Art. 3.114, lid 1 BW)
Ook indien beide erven aan zelfde eigenaar toebehoren, maar één is bezwaard met
zakelijk gebruiksrecht (Art. 3.114, lid 1 BW)
TOCH: geldt slechts voor de duur van het zakelijk gebruiksrecht (=
beschikkingsbevoegdheid, nemo plus iuris)