DEEL 1: Inleiding
Praktische info
- Cursus 2024-2025!!!
- Toledocourse V5F283
- PowerPoints (hierin staan ook aantal voorbeeld examen vragen)
- Oefeningen (gezinsbijslag en jaarlijkse vakantie 2 hoofdstukken met veel oefeningen)
- Examen
1) Stelt geen reproductie vragen (maar moet ze wel kunnen toepassen en dus kennen)
2) Bedragen moet je nooit kennen
3) Percentages WEL kennen! (behalve als ze aangeeft dat we het niet moeten kennen)
H1: Wat is sociale zekerheid?
Sociaal recht
- Arbeidsrecht
- Sociale zekerheidsrecht: menswaardig bestaan aan iedereen, ook wanneer je een sociaal
risico loopt
Vroeger was dit 1 vak, want de beide hangen heel nauw bij elkaar. Veel zaken zijn verweven met
elkaar.
Sociaal risico
= er gebeurt iets waardoor je plots minder of geen inkomen meer hebt.
Kan op 2 manieren bestaanszekerheid aantasten:
1) Inkomen verminderen → vervangingsinkomen
1) Vb. Arbeidsongeval, langdurig ziekte, werk verliezen, pensioen,…
2) (Mantelzorgers wordt geregeld door RVA)
3) Vb. bij overleiden kunnen gezinsleden die afhankelijk waren aan het inkomen, zonder
inkomen vallen
2) Uitgaven vermeerderen → aanvullend inkomen
4) Vb. Kinderen krijgen, vakantie, ziekte (hospitalisatiekosten, medicatie,…)…
De Belgische sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit tussen werkenden en werklozen, jongeren
en ouderen, gezonden en zieken, mensen met een inkomen en mensen zonder, gezinnen zonder
kinderen en gezinnen met kinderen,….
Solidariteit is gewaarborgd omdat:
- Betalen bijdragen in verhouding tot loon
- Financiering gebeurt grotendeels door de gemeenschap
- Vakbonden, ziekenfondsen en werkgeversorganisatie beslissing mee over de aspect van het
systeem
Individuele risico’s worden opgevangen door een collectief vangnet
DOEL: financiële gevolgen van arbeidsgerelateerde sociale risico’s te ondervangen en daarbij
zoveel mogelijk de verworven levensstandaard te waarborgen.
1
,1. De “sociale verzekeringen”
Takken van de sociale zekerheid
1) Werkloosheid
= Vervangingsinkomen
2) Arbeidsongevallen(verzekering)
= Vervangingsinkomen + aanvullend inkomen
3) Beroepsziekten(verzekering)
= Vervangingsinkomen + aanvullend inkomen
4) Gezinsbijslag
= Aanvullend inkomen
- De gezinsbijslag is sinds 2014 Vlaams geworden (is 1 van de enige dat gemeenschapsmaterie
is geworden) staat dus los van RSZ – de rest is op federaal niveau
5) Ziekte en invaliditeit(sverzekering)
= Vervangingsinkomen + aanvullend inkomen
6) Jaarlijkse vakantie
= Vervangingsinkomen (enkel vakantie geld) + aanvullend inkomen (dubbel vakantie geld = 1x
per jaar)
- Enkel de jaarlijkse vakantie van de arbeiders worden betaald door de sociale zekerheid
(daarom meer sociale bijdrage betalen)
1) Bij bedienden betaalt de werkgever dit
7) Pensioen (ouderdoms- en overlevingspensioenen)
= Vervangingsinkomen
Solidariteit binnen de sociale zekerheid
http://www.youtube.com/watch?v=VLicQQ1twrA
Hierbij wordt gewerkt met het systeem van solidariteit. Voor het grootste gedeelte wordt dit betaald
door een bijdragen op de lonen. Werkenden betalen dus voor niet werkenden of begunstigden.
Iedereen betaalt hetzelfde percentage van loon (13,07% van het loon). Dit is verplicht te betalen.
Een voorbeeld hiervan is dat we slechts €4 betalen om naar de dokter te gaan in België. Slechts
Nederland en de Scandinavische landen doen het beter dan ons.
Werkenden betalen ( voor niet werkenden of begunstigden )
In verhouding tot het loon ( % )
! Verplicht
2. De sociale bijstand
Als je buiten bovenstaande takken valt
Residuaire stelsels van de sociale zekerheid
= uitbreiding van de sociale bescherming voor personen die niet in de 7 hierboven vermelde tekken
terecht kunnen
(vb. recht op ziekte-uitkering, werkloosheidsuitkering, te laag pensioen,…)
(geen inkomen en geen uitkering sociale zekerheid)
= bijstandsuitkeringen
2
, 1. Maatschappelijke integratie (met o.a. leefloon)
2. Maatschappelijke dienstverlening:
a. vb. voedselpakketten, juridische hulp,…
b. (geen uitkering)
3. Inkomensgarantie voor ouderen:
a. Voor mensen die geen of onvoldoende pensioen hebben
4. Tegemoetkoming aan personen met handicap
→ dit geld komt van belastingen
H2: Theoretische onderbouw van de Belgische sociale zekerheid
Het ontstaan van de Belgische sociale zekerheid
- Sociale zekerheid dateert van 1944.
1. Theorieën
Onze sociale zekerheid werd gestoeld/gebaseerd op 2 theorieën:
1.1 Theorie van Bismarck
- Was een bondskanselier
Uitgangspunten:
- Enkel werkenden komen hiervoor in aanmerking
Niet-werkenden hadden hier geen ‘recht op’
- Financiering o.b.v. bijdragen van WG & WN
Uitz. pensioenen: hiervoor levert staat een bijdrage
- Solidariteit onder werkenden (staan % van loon af om dit te bekostigen)
- Uitkering in verhouding tot loon
1) Hoe meer loon, hoe meer uitkering
- Differentiatie volgens beroepscategorie (vb. verschil tussen ambtenaren en arbeiders)
- Verzekering heeft een verplicht karakter
DOEL: behoud van de verworden levensstandaard
GEVOLG: houdt sociale ongelijkheid in stand!
1.2 Theorie van Beveridge
- Was minister van arbeid in Engeland
Uitgangspunten:
- Iedereen komt hiervoor in aanmerking (werkenden en niet-werkenden)
- Enkel overheidsinbreng (belastinggelden)
1) Dus geen financiering door sociale bijdragen
- Gelijke uitkering voor iedereen
1) Geen differentiatie volgens beroepscategorie
DOEL:
- Elke burger in staat stellen om in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien
- Iedereen een minimaal inkomen waarborgen om armoede te voorkomen
3
, EXAMEN: weten wat gebaseerd is op welke theorie, maar verder niets weten over de geschiedenis
1.1 De Belgische sociale zekerheid en sociale bijstand
Bismarck-model
- Onze sociale zekerheid grijpt terug naar dit model
(pensioenen, werkloosheid, ziekte- en invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten)
Beveridge-model
- Onze sociale bijstand is volledig gebaseerd op Beveridge zijn theorie
(leefloon, IGO,…)
- Ook gezinsbijslag is hierop gebaseerd want…
Iedereen krijgt het, wordt betaalt door Vlaamse gemeenschap en is gelijk voor iedereen
(althans niet gebaseerd op het loon, maar op gezinssituatie)
1) Maar bv. iedereen met 2 kinderen krijgt hetzelfde, met 1 kind krijgt hetzelfde,…
H3: De verschillende stelsels van de sociale zekerheid
Het klassieke sociale zekerheidssysteem bestaat uit 3 stelsels:
1. Ambtenarenstelsel
- Ambtenaren (als je werkt voor de overheid)
(= beste statuut tot op de dag van vandaag)
- Personeel van plaatselijke en provinciale overheden: RSZ
- Personeel van andere overheden: overheid zelf
2. Stelsel der loontrekkenden
- Voor werknemers: grootste groep
- +/- 73% van de mensen valt onder deze groep
- Er is ook aanvullende sociale zekerheid (= bestaanszekerheid) in bepaalde sectoren
1) Bv. in de bouw (fonds voor bestaanszekerheid = aanvullende pot, los van sociale
zekerheid)
3. Zelfstandigenstelsel
- Zelfstandigen: kregen pas later rechten. (zie deel 3 )
= minste statuut, omdat ze minste voordelen hebben, aangezien ze minder betalen.
- Geen recht op werkloosheidsuitkering, behalve als ze vroeger werknemer geweest zijn.
H4: Sociale zekerheidsregeling voor werknemers
1. Toepassingsgebied
Je valt onder sociale zekerheid en volgende 2 punten van toepassing zijn:
1.1 Territoriaal toepassingsgebied
Van toepassing op WN waarbij…
- Plaats van arbeid in België is
en
- Vestiging van de werkgever moet in België zijn (moet zelf dus geen Belg zijn)
1) Als je vb. werkt voor een Belgisch filiaal werkt van een Amerikaans bedrijf, val je hier
ook onder en is dit oké.
2) WG in buitenland gevestigd, maar heeft in Be exploitatie- of bedrijfszetel
4