INLEIDING TOT MACRO-ECONOMIE
(PROF: LUC HENS)
MODULE 2: BRUTO BINNENLANDS PRODUCT EN HET METEN VAN WELVAART (H26)
WAT IS BBP?
Bruto binnenlands product (bpp) = de marktwaarde van alle finale goederen en diensten geproduceerd
in een land in een jaar
bbp per capita = bruto binnenlands product gedeeld door de bevolking
Bbp definitie opgesplits:
(1) De marktwaarde:
Sommige goederen zijn meer waard dan andere: we gaan dus niet kijken naar de totale output, maar
naar de marktwaarde.
Bijvoorbeeld:
In 2016 werden er 12 miljoen auto’s verkocht en 8.6 miljard kippen. De gemiddelde prijs van een auto
was $28.000 en van een kip $5.
ð De marktprijs van de productie van auto’s = $336 miljard ($28.000 x 12 miljoen)
ð De marktprijs van de productie van kippen = $43 miljard ($5 x 8.6 miljard)
(2) van alle finale:
Wat is een finale goed of dienst?
Een finale goed, is een goed die niet opnieuw zal worden verkocht als onderdeel van een voltooid goed.
Enkel de waarde van de eindproducten worden in rekening genomen, dus GEEN intermediaire goederen
en diensten (bv een computer chip). Intermediare goederen zijn al opgenomen in de bpp.
Uitzondering: machine’s die helpen met de productie van andere goederen maken deel uit van het bpp
ð Een traktor helpt met de productie van bonen, maar is niet deel van de boon zelf
ð Het is dus niet een intermediar goed, maar een finale goed
(3) goederen en diensten:
Tastbare goederen en niet-tastbare diensten.
ð diensten worden ook bijgerekend in het bpp.
1
,(4) geproduceerd:
Bbp meet wat er geproduceerd werd, niet wat verkocht er verkocht werd. (geen tweedehands)
Bijvoorbeeld:
ð Je verkoopt je auto, maar die waarde behoort niet tot het bpp, want die auto werd niet
geproduceerd in het jaar dat het werd verkocht.
(5) in een land:
Een franse dat tijdelijk werkt in België, behoort tot het bpp van België. En omgekeerd: een belg dat
werkt in Frankrijk, behoort tot het bpp van Frankrijk.
Bruto nationaal product product (bnp) = de marktwaarde van alle finale goederen en diensten
geproduceerd door de staatsburgers van een land in een jaar, waar ze ook verblijven.
ð Het verschil is dat bnp niet kijkt waar het geproduceerd is, maar door wie (Belg of Frans).
(6) in een jaar:
Bbp vertelt hoeveel de natie heeft geproduceerd in een jaar. Kan ook elke kwartaal gebeuren.
GROEICIJFERS
bbp nieuw − bbp oud
𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖 𝑏𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑒𝑛 = 𝑥 100%
bbp oud
NOMINAAL VS REËEL BBP
nominaal bbp = de productie van goederen en diensten gewaardeerd tegen de lopende prijzen =
marktprijzen (bruto binnenlands product niet gecorrigeerd voor veranderingen in het prijspeil)
Bijvoorbeeld:
ð Bbp 2017 = prijzen 2017 x hoeveelheid 2017
ð Bbp 2018 = prijzen 2018 x hoeveelheid 2018
Reëel bbp = de productie van goederen en diensten gewaardeerd tegen vaste (of constante) prijzen.
Dit gebruik je als je de bpp over de tijd wilt vergelijken => om groei te berekenen
Bijvoorbeeld:
ð Bbp 2017 = prijzen 2017 x hoeveelheid 2017 = $19.99
ð Bbp 2018 = prijzen 2017 x hoeveelheid 2018 = $20.58
2
,Groei brekenen:
$20.58 − $19.99
𝑥 100% = 2.95%
$19.99
ð In 2018 heeft de economie 2.95% meer goederen en diensten geproduceerd dan in 2017.
nominale variablen = variabelen, zoals het nominaal bbp, die niet zijn gecorrigeerd voor veranderingen
in het prijspeil
reële variabelen = variabelen, zoals het reëel bbp, die zijn gecorrigeerd voor veranderingen in het
prijspeil door voor alle tijdsperiodes dezelfde prijzen te gebruiken
BBP-DEFLATOR
Bbp-deflator is een prijs index dat wordt gebruikt om inflatie
nominaal bpp
𝑏𝑏𝑝 𝑑𝑒𝑓𝑙𝑎𝑡𝑜𝑟 = 𝑥 100
reëel bbp
Bijvoorbeeld:
prijzen 2016 x hoeveelheid 2016
𝑥 100 = 111.45
prijzen 2009 x hoeveelheid 2016
ð De prijzen van 2016 waren 11.45% hoger dan de prijzen van 2009.
CYCLICAL AND SHORT-RUN CHANGES IN GDP
ð Bbp word took gebruikt om ups and downs in economische groei te meten.
Recessie = een betekenisvolle en wijdverspreide daling van het reëel inkomen (bbp) en de
werkgelegenheid. Het duurt normaal meer dan een paar maanden.
ð Daling in het reëele bbp is de beste indicator van een recessie, maar je kan het ook zien in
inkomen, werkgelegenheid, sales, etc…
Economische schommelingen (conjunctuurcycli) = de bewegingen op de korte termijn van het reëel bbp
rond zijn lange-termijntrend ( engels: business flunctuations or business cycles)
THE MANY WAYS OF SPLITTING GDP
2 manieren:
1) Y (bbp) = C + I + G + NX => the national spending approach
2) Y (bbp) = lonen + rente + interest + winst => the factor income approach
3
, 1) Y = C + I + G + NX
Y = nominaal bbp = marktwaarde van alle eindgoederen en -diensten
C = consumptie = bestedingen door de particuliere sector aan eindgoederen en -diensten
- De meeste consumptie wordt gedaan door huishoudens zoals auto’s of telefoon’s, maar
gezondsheidszorg is hier ook bij inbegrepen. Het maakt niet uit of het geld van jezelf,
verzekering of de overheid komt.
- Educatie kan beide zijn: 1) investeren in menselijk kapitaal (study hard) of 2) consumptie (party)
I = investment = de aankoop van nieuwe kapitaalgoederen: bestedingen door de particuliere sector
aan gereedschap, fabrieken, en uitrusting gebruikt om in de toekomst producten te maken (capital goods)
- De meeste investeringen worden gedaan door bedrijven, maar er is een exceptie. Een nieuwe
woning kopen, wordt ook als een investering gezien.
G = Government purchases = overheidsbestedingen: bestedingen door alle geledingen van de overheid
aan eindgoederen en -diensten -> deze worden DIRECT door de overheid uitgegeven
Voorbeelden hiervan zijn vliegtuigen, wegen (investering) , kantoorartikelen (consumptie) en lonen voor
overheidspersoneel.
- Anders dan government spending = overdrachtsuitgaven bv subsidies, dit wordt niet bijgerekend
bij het bpp. Wanneer die subsidie daadwerkelijk gebruikt wordt => dan wel, dit doen we om
dubbelteling te vermijden.
NX = export – import => geimporteerde goederen maken geen deel uit van bbp van België
- = netto export
- Bruto BINNENLANDS product = moet geproduceerd zijn in belgië
- Dit betekent niet dat import slecht is voor het bbp!
2. Y = lonen + rente(pacht) + interest + winst
ð Wanneer een consument geld uitgeeft, wordt het geld ontvangen door werknemers
(werknemersvergoeding = loon + voordelen), verhuurders (rente), kapitaalbezitters (interest) en
bedrijven (winst)
Waarom splitsen we?
Moest er een daling zijn in het bpp zou het handig zijn om te weten door wat het komt. Door een
daling van consumptie, overheidsuitgaven…
4