1
INTERNATIONALE EN EUROPESE CRIMINELE
POLITIEK
DEEL 1 – EUROPESE INTEGRATIE BUITEN DE EUROPESE UNIE
1.1DE RAAD VAN EUROPA
1.1.1 DE HISTORISCHE ACHTERGRONDEN EN ONTWIKKELING
We moeten terug naar het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen Winston Churchill eerste minister
was van het Verenigd Koninkrijk. In 1946 zat hij niet meer in de regering en reisde hij rond. Op een
gegeven moment belandt hij in Zwitserland en geeft hij een speech waarin hij aanhaalt dat er ‘een
soort van verenigde staten van Europa’ moet zijn. Dit zegt hij omdat er net twee oorlogen gepasseerd
waren door Europa, er was dus grote vrees dat er nog eentje aan kwam en dat Europa in puin ging
blijven. Er mocht absoluut geen derde oorlog komen want dan zouden er atoomwapens aan te pas
komen. Om dit te vermijden moeten we niet Duitsland de vinger wijzen, maar moeten we juist
samenwerkingsverbanden maken met gemeenschappelijke doelstellingen en er dus geen concurrentie
was tussen de landen. Deze speech heeft resultaat gehad om twee redenen.
Reden 1: in 1948 wordt er een organisatie opgericht waar het economisch herstel van Europa centraal
stond (= de organisatie voor Europese economische samenwerkingen, de opvolger hiervan is de OESO)
omdat er veel werkloosheid was, de industrie was kapot en er was veel criminaliteit gaande. De
Amerikanen hadden via het Marshallplan geld/steun gegeven aan Europa om de economische
samenwerkingen in een beleid te gieten.
Reden 2: in 1948 had er ook een congres in Den Haag plaatsgevonden om na te denken over de
toekomst van Europa (= de niet-gouvernementele conferentie), er werd daar gezegd dat er belangrijke
onderdelen van het economisch beleid gezamenlijk beheerd moeten worden. Een tweede resolutie
tijdens dit congres is dat er een organisatie moet uitgebouwd worden om de democratie en
mensenrechten te waarborgen. Hitler is op een democratische manier aan de macht gekomen via
verkiezingen en daarna pas de regels misbruikt om een dictatuur te vestigen. Er moeten dus regels
komen om de democratie weerbaarder te maken en de mensenrechten te vrijwaren.
Dit alles heeft geleid tot oprichting van de Raad van Europa in 1949, toen waren er 10 stichtende
leden. Uiteraard zat het Verenigd Koninkrijk daarbij door de speech, Frankrijk en Italië omdat het grote
landen waren, maar ook België, Nederland en Luxemburg waren hier deel van! Een jaar later in 1950
is, ondanks de oorlog, ook Duitsland toegetreden. Het maximum dat men ooit bereikt is, is 47 leden.
Ondertussen zitten we op 46. De reden hiervan is de oorlog in Oekraïne, Rusland is uit de Raad van
Europa gestapt.
Is er een beperking tot toetreding in de Raad? Ja, er zijn twee beperkingen. De eerste beperking is dat
het land tot Europa behoort, de tweede beperking is dat je enkel mag toetreden als je aanvaardt dat
iedereen op jouw grondgebied de mensenrechten en fundamentele vrijheden moet genieten (dus ook
vluchtelingen die op illegale wijze in jouw land zijn), ook de rule of law moet je aanvaarden. Dit
betekent dat ook overheden verbonden zijn door het recht dat ze zelf maken, ze moeten dit naleven.
Als deze voorwaarden niet gelden dan kan je met je land niet toetreden.
1.1.2 HET ACTIETERREIN
De Raad van Europa behandelt alle mogelijke onderwerpen van economische aard, politieke aard en
sociale aard. Er is wel een uitzondering: niet de nationale defensie, er is geen Europees leger en is nog
steeds beperkt tot de landen zelf. Op de overige vlakken gaat men dus wel samenwerken, problemen
bespreken enzovoort. Dan kom je tot bindende juridische afspraken waarbij men dus de afspraken
bindend maakt in een verdragtekst.
,2
In 1949 dachten weinig mensen aan een veiligheidsbeleid op vlak van Europa, maar tegelijkertijd laten
ontwikkelingen toe dat je ook op vlak van criminaliteit initiatieven gaat nemen. De Raad van Europa
speelt dus ook criminologisch een grote rol!
!!! EXAMENVRAAG: vergelijk de Raad van Europa en Benelux op vlak van institutionele structuur en de
rol die de instellingen spelen bij de beleidsmatige en juridische ontwikkeling.
1.1.3 DE INSTITUTIONELE STRUCTUUR (EXAMENVRAAG!)
Intergouvernementeel wilt letterlijk zeggen: tussen regeringen. Dit is een samenwerking tussen
nationale regeringen, ook wel de meest klassieke vorm van samenwerking. De regeringen van de
landen die deelnemen aan de organisatie maken hier dus deel uit. Je geeft geen enkele bevoegdheid af
aan de organisatie, je gaat dus enkel rond de tafel zitten om afspraken te bekomen maar als dit niet
gebeurt dan is het ook maar zo. Om tot een afspraak te komen moet je een ‘ja’ krijgen van de leden,
dit betekent dus ook dat elk land een vetorecht heeft. Dit is niet zo eenvoudig om tot resultaten te
bekomen natuurlijk. De Raad van Europa is een voorbeeld van een intergouvernementele organisatie.
Supranationaal wilt letterlijk zeggen: boven/hoger dan nationaal. Dit zijn dus staten die een verdrag
sluiten en worden er bepaalde bevoegdheidsdomeinen weg gegeven aan de organisatie waarin je zit.
Bij deze samenwerking geef je wel je bevoegdheden af en zal de organisatie er een beleid rond maken,
niet bij unanimiteit. Er kan dus een beleid gemaakt worden waar je niet mee akkoord bent, maar dat is
de prijs die je betaalt. De verdragen zijn bindend voor alle staten in de organisatie. Omdat de
supranationale organisatie eigen beleid gaat voeren, is de institutionele veel ingewikkelder dan die van
een intergouvernementele organisatie.
Drie organen waaruit de Raad van Europa bestaat:
Een comité van ministers: de ministers van de landen die deelnemen aan de Raad van
Europa, in praktijk zijn dit de ministers van buitenlandse zaken van elk land om met elkaar
zaken te bespreken, zij komen fysiek 2 keer per jaar samen. De rest van het jaar worden er
diplomaten ingeschakeld om namens de minister te handelen. Deze ministers maken de
begroting van de Raad van Europa op, het geld zal niet vanuit de hemel vallen want er zijn geen
Europese belastingen. Ze bewaken de activiteiten van de Raad, bepalen de prioriteiten
enzoverder. Een van de zaken die nu op tafel ligt: wat moeten we met AI, onder meer in het
politiewezen en criminaliteitsbestrijding? Ook zij zorgen ervoor dat de arresten van het Europees
Hof nageleefd worden. Ze nemen hun beslissingen bij 2/3 e meerderheid, maar deze beslissingen
worden altijd geratificeerd door de nationale regeringen en dus ook de landen die bij de overige
1/3e zouden behoren. Stuurgroepen/steering committees bestaan uit experten van de lidstaten
die het comité voorbereiden en zij maken ontwerpaanbevelingen voor ministers (bv.
stuurgroepen omtrent strafrecht en penologie waarbij er een comité van criminaliteitsproblemen
bestaat).
Parlementaire vergadering: leden uit de 46 lidstaten worden 4x per jaar bij elkaar gebracht,
dit zijn 306 leden in totaal uit de parlementen van de verschillende lidstaten. Deze
parlementaire vergaderingen zijn geen klassiek parlement (die wetten maakt en regering
controleert), ze kunnen interessante discussies met elkaar voeren en aanbevelingen richten aan
het comité van de ministers.
Secretariaat-generaal: dit is de eigenlijke administratie van de Raad, iemand moet de
stukken vertalen en de agenda opstellen, afspraken maken met de tolken, gebouwen beheren…
1.1.4 DE JURIDISCHE INSTRUMENTEN
Het enige bindende recht dat in de Raad van Europa gefabriceerd kan worden, is een klassiek verdrag.
Het verdrag moet geratificeerd worden volgens de grondwettelijke procedures van elke lidstaat. Om tot
een verdrag te komen heb je wel tijd nodig! Men kan ook soft law produceren, maar dit zijn louter
aanbevelingen en niet bindend. Strafrechtelijke voorbeelden van verdragen: uitleveringsverdragen van
personen tussen bepaalde landen, grensoverschrijdende verbeurdverklaringen.
,3
1.1.5 DE BELANGRIJKSTE VERWEZENLIJKINGEN
Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is in 1950 opgesteld, een jaar na de
oprichting van de Raad. Er zijn maar 10 staten die er dus van in het begin akkoord mee waren, iedere
lidstaat die erbij komt is automatisch akkoord met het EVRM (bv. verbod van foltering, eerlijk proces,
recht op privacy). Ook is er een Europees Hof van de Rechten van de Mens gekomen. Dit Hof is
eigenlijk een supranationale instelling in een intergouvernementele organisatie want zij hebben de
bevoegdheid om bindende uitspraken te doen over het EVRM voor de lidstaten en waarbij bovendien
een individuele burger een klachtrecht heeft. Dit hof zetelt in Straatsburg, op de grens van Frankrijk en
Duitsland. Het Salduz-arrest is een bekend voorbeeld op artikel 6 EVRM.
!!! EXAMENVRAAG: ‘becommentarieer deze stelling’ vaak niet volledig juist of fout, maar een grijze
zone (bv. ‘Gezien de evolutie van de strafrechtelijke samenwerking binnen de Europese Unie, speelt de
Raad van Europa de dag van vandaag geen rol meer in dat domein’)
1.2DE BENELUX
1.2.1 DE HISTORISCHE ACHTERGRONDEN EN ONTWIKKELING
We gaan terug naar dezelfde periode als die van de Raad van Europa, zelfs nog iets verder in de tijd:
naar 1944. In die periode kreeg je een plan van België, Nederland en Luxemburg samen om nauwer te
gaan samenwerken op economisch vlak. Na de wereldoorlog was er namelijk een deuk gekomen in het
economisch beleid, bv. zware werkloosheid. Het zijn misschien kleine landen, maar met zijn drietjes
waren ze net iets sterker dan alleen. Er zou een vrij verkeer van personen, diensten, goederen en
kapitaal moeten zijn op het grondgebied van deze drie landen. Er wordt daardoor concurrentie van
bedrijven aangescherpt waardoor er betere prijs-kwaliteitsverhoudingen zouden zijn voor de
consument, wat dus economische vooruitgang bevordert.
Richting de buitenwereld, landen die dus niet tot de Benelux behoren, wordt er een wetenschappelijk
douane-beleid ontwikkeld. Dit zijn wetenschappelijke controles en tarieven die aan de buitenwereld
worden aangegeven. Het is dus 1 gezamenlijk tarief voor de gehele Benelux, dit is heel revolutionair
geweest. Dit heeft geleid tot een hele reeks akkoorden, men kwam dan op het idee om één groot
verdrag te maken over de Benelux, dit is het Beneluxverdrag van 1958 geworden. Dit Benelux-
unieverdrag is pas in werking getreden in 1960. In dit verdag werd er gesteld dat er voor de komende
50 jaar dit beleid ging gelden, wat betekent dat het in 2010 zou verlopen, maar er is een nieuw
Beneluxverdrag gekomen in 2008 wat voor onbepaalde tijd duurt. Daar zitten ook aspecten van het
veiligheidsbeleid in. (Dit Beneluxverdrag heb je niet nodig voor het examen!)
1.2.2 HET ACTIETERREIN
Als je kijkt naar het traditionele actieterrein, dan zie je dat de Benelux eigenlijk hetzelfde doet als de
Europese Gemeenschap. De Benelux heeft in zekere zin een voorbeeldfunctie gehad voor de Europese
Gemeenschap, het is een soort voorloper geweest waarbij de andere landen die de gemeenschap
wouden vormen zagen dat het in de Benelux wel goed werkte waardoor de Europese Gemeenschap
opgericht is.
Maar dan zou je kunnen zeggen dat de Benelux niets meer voorstelt, wat is het nog waard? Het is nu
toch deel van een groter geheel, namelijk de Europese Gemeenschap? Ja, maar het neemt niet weg dat
de proeffunctie die je op economisch vlak vervuld hebt, je ook zou kunnen vervullen op een ander
beleid, bv. op vlak van veiligheid.
Het veiligheidsbeleid heeft betrekking tot de Schengenzone, Schengen is een dorpje in Luxemburg
waar in 1985 een belangrijk akkoord gesloten is dat vervolgens uitgewerkt is in de
Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990. Het was een plan van de Europese Gemeenschap
om een volledig vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen te voorzien eind 1992,
waaronder dus ook de Benelux. Er is dan geen enkele controle aan de binnengrenzen meer. Vrij
, 4
verkeer van illegale goederen, misdaadgeld en gevaarlijke personen is wel riskant op vlak van
veiligheid en criminaliteit, er moeten dus maatregelen genomen worden om politie en justitie te laten
samenwerken met elkaar. Er moet een juridische grondslag zijn voor grensoverschrijdende politie-
operaties. Men dacht dat er geen akkoord zou bereikt worden met de gehele gemeenschap, maar de
Benelux is samen met Frankrijk en Duitsland er in geslaagd om een Schengenakkoord in 1985 op te
stellen. Dit is dan later uitgebreid naar de uitvoeringsovereenkomst voor de gehele gemeenschap in
1990.
1.2.3 DE INSTITUTIONELE STRUCTUUR
De Benelux is een intergouvernementele organisatie. Het is een samenwerking tussen de
verschillende regeringen van de lidstaten, er worden geen bevoegdheden afgestaan. Elk land heeft zijn
vetorecht nog, maar eigenlijk moet er niet gestemd worden omdat ze geen bevoegdheden hebben
afgegeven + de organistaie bestaat maar uit 3 landen. Het land kan zich wel onthouden van een
beslissing mocht ze dat willen doen.
Er zijn 5 organen, maar wij gaan er 4 bespreken. We bespreken het gerechtshof van de Benelux niet.
Comité van ministers: de ministers van de verschillende lidstaten komen samen, het Verdrag
zegt dat elk land 1 minister stuurt naar de vergaderingen van het comité van ministers (dit
moet niet persé de minister van buitenlandse zaken zijn, dit mag ook bv. de minister van justitie
zijn). Het comité moet minstens 1x per jaar samenkomen. Dit kan zowel fysiek als digitaal
plaatsvinden. Er is ook een goede traditie in de Benelux dat er aan de vooravond van een
Europese top binnen de Unie, de Benelux zelf samenkomt. Er vinden per jaar wel veel Europese
toppen plaats, daarom is het een goede traditie dat ze vaak samenkomen. Ze doen dan twee
dingen: de Europese top voorbereiden, zodat er met 1 stem kan gepraat worden de dag van de
grote vergadering. Het tweede aspect is dat ze de huidige problemen van de Benelux
bespreken. Een derde kanttekening die gemaakt moet worden: het comité wordt ondersteund
door allerlei werkgroepen die wel veel meer kunnen vergaderen en samenkomen dan de
minsiters zelf (bv. de politiechefs van de Benelux zien elkaar zeer regelmatig om bepaalde
vraagstukken te bespreken en kunnen daarna verslag uitbrengen aan hun eigen minister, de
voorbereiding is dan al voor de helft gedaan).
Beneluxraad: 1 vertegenwoordiger per land, onder de Beneluxraad zitten de werkgroepen van
de minister. Het is dus een leidinggevend ambtenaar per land boven de werkgroepen.
Raadgevende interparlementaire Beneluxraad: dit wordt in de wandelgangen het
Beneluxparlement genoemd. Het is een raad samengesteld uit de vertegenwoordigers van de
parlementen van de drie landen. Zij geven dus alleen maar raad aan het comité van ministers,
het is geen parlement zoals wij dat in België kennen want deze Beneluxraad maakt geen wetten
en controleert de regering niet (want er is geen Beneluxregering)!
Secretariaat-generaal: ambtelijke cel die administratieve taken doet (bv. agendabeheer,
tolken en gebouwen beheren), het is eigenlijk hetzelfde zoals bij de Raad van Europa en heeft
dezelfde functies.
De Benelux+ = de Benelux + Duitsland, zij werken samen omtrent criminaliteit (bv. bestuurlijke
aanpak motorbendes)
1.2.4 DE JURIDISCHE INSTRUMENTEN
De juridische instrumenten van de Benelux worden altijd aangenomen door het comité van ministers,
eventueel ook door een ministeriële werkgroep (maar in principe komt dat op hetzelfde neer). Dat
betekent dat ze per definitie niet afkomstig zijn van het parlement, daar zie je weer dat het parlement
op Benelux-niveau geen bindende normen kan maken. De lamp brandt dus bij het comité van
ministers.