Module 9: Sociologische benaderingswijzen
Inhoudelijke richtingen
Structuralisme
Structuralisme impliceert dat de maatschappij beschouwd wordt als een zelfstandige entiteit. M.a.w. een sociale eenheid met
eigenschappen, dimensies, subeenheden en specifieke kenmerken.
• Structuralisme = inzicht verschaffen in de maatschappelijke werkelijkheid, via de studie van externe aspecten van de sociale
omgeving
- Aspecten die onderling in verband staan en die het gedrag bepalen van de personen die erbij betrokken zijn
OORSPRONG STRUCTURALISME: EMILE DURKHEIM
Visie: “het individu kan op geen enkele wijze inzicht verschaffen in de maatschappelijke werkelijkheid”
• Expliquer le social par le social = het sociale door het sociale verklaren
- Mensen ontwikkelen hun eigenschappen onder invloed van omgevingsfactoren (niet andersom)
Object van de sociologie wordt gevormd door de aspecten van de maatschappelijke werkelijkheid die een autonoom karakter
hebben = faits sociaux/ sociale feiten
• Sociale feiten = zelfstandige fenomenen met een onpersoonlijke en bovenindividuele aard (product van menselijke
interactieprocessen à manieren van handelen, denken en aanvoelen.
o Sociaal feit = patroon van groepsgedrag met een voor het individu extern en dwingend karakter.
• Sociale feiten oefenen een dwingende macht/ une contrainte uit.
- Sociale feiten zijn een objectief gegeven, die het gedrag bepalen en beheersen, onafhankelijk van de psychologische
en biologische kenmerken van het individu en de wijze waarop dit individu de maatschappij ervaart.
• Objectieve gegevens worden op empirische wijze bestudeerd
• Sociologie is volgens Durkheim de wetenschap van de ontwikkeling en de functies van sociale feiten.
• Sociaal feit kan niet verklaard worden d.m.v. individuele fenomenen ze verschillen van psychologische feiten
- Het geheel is meer dan de som van de deeleenheden
Soorten sociale feiten:
1) Morfologische verschijnselen = grootte van groep, arbeidsverdeling, urbanisatiegraad enz.
2) Conscience collectieve/ gemeenschappelijke zingeving = collectieve waarden, opvattingen, geloofssystemen enz.
3) Ook mogelijk: aggregaat van individuele feiten (vb. werkloosheidscijfer)
2 BASISVERONDERSTELLINGEN
1) Personen die deel uitmaken van eenzelfde sociale eenheid en beïnvloed worden door dezelfde structurele kenmerken,
ontwikkelen een soortgelijk gedragspatroon
- Mediërend effect = structurele eenheden beïnvloeden gedrag doordat ze op eenzelfde manier inwerken op personen
of omdat ze de aard van de interactieprocessen bepalen
- Vb. Kinderen van gescheiden ouders presteren minder op school
2) Structurele deelcomponenten van een sociale eenheid (maatschappij, instelling, organisatie) houden verband met elkaar
- Vb. Wanneer een school meer kinderen telt die opgroeien in een gescheiden gezin, dalen de prestaties van alle kinderen
- ook zij die niet opgroeien in een gescheiden gezin - Omdat de algemene cohesie In de school achteruit gaat.
Binnen de context van structuralistische analyse geeft men aan de term ‘structurele factor’ een ruime betekenis:
• Morfologische kenmerken = vorm van de sociale eenheid (omvang, leeftijd, beroepsstructuur)
• Structurele kenmerken = aard van de interactiepatronen (formalisering, kwaliteit van relaties, aard van gezinsrelaties)
• Normatieve elementen = wetten, waarden, ideologieën
• Structuralistische analyse = gemiddelde waarden van individuele kenmerken van de leden van een sociale eenheid (gemiddelde
studiemotivatie, gemiddelde leeftijd, gemiddeld beroepsniveau)
àMensen kunnen zowel in sociale categorieën (leeftijd, geslacht, beroep) als in sociale eenheden (school, gezin) een positie
innemen en daardoor een rol vervullen. Posities en rollen kunnen onafhankelijk van de persoon die ze innemen/vervullen
worden beschouwd, en fungeren daarom als structurele factoren.
1
, Lees grijze kader pagina 262-263
ANALYSE VAN DE SOCIALE STRUCTUUR: INTEGRATIE EN DIFFERENTIATIE BINNEN EEN SAMENLEVING (PETER
BLAU)
Een sociale structuur bestaat uit een geheel van de onderlinge relaties tussen sociale posities en de erbij behorende sociale
rollen. Deze sociale posities worden gedefinieerd door bepaalde kenmerken die Blau structurele parameters noemt.
STRUCTURELE PARAMETERS = criteria die mensen al dan niet hanteren om onderscheid te maken bij het aangaan van
interacties (leeftijd, etniciteit, geslacht, beroep)
• Beïnvloedt sociale relaties à Mensen die veel met elkaar gemeen hebben zullen eerder tot interactie komen.
• Leidt tot differentiatie = leidt tot opsplitsing in gemeenschappen of groepen die naast elkaar komen te staan.
- Vb. Vlaamse samenleving bestaat o.a. uit de Vlaamse, Marokkaanse, Turkse, Italiaanse en andere etnische
gemeenschappen. Die gemeenschappen hebben hun eigen winkels, wonen samen, huwen samen. Voor heel wat zaken
vallen ze op zichzelf terug. Er zijn echter ook contacten tussen die gemeenschappen à dergelijke contacten leiden tot
integratie.
- Gaat interacties bevorderen of verhinderen
- Bepaalt machtsprocessen
• Integratie = er zijn ook contacten tussen die gemeenschappen
- Hoe meer minderheidsgroepen hoe meer contacten er zijn met meerderheidsgroepen of tussen minderheidsgroepen
onderling
Onderscheid tussen:
(1) NOMINALE PARAMETERS = verdeelt de populatie in subgroepen met expliciete begrenzing, maar zonder rangorde tussen die
groepen
• Vb. Geslacht, leeftijd, religie, beroep
• Produceren heterogeniteit
(2) GRADUELE PARAMETERS = weerspiegeling van een statusrangorde
• Vb. Inkomen, onderwijs, leeftijd, macht
• Brengen statusongelijkheid voort
GRADUELE STRUCTURELE PARAMETERS = hoe groter de statusafstand, hoe kleiner de kans op interactie
Structurele parameter = criterium dat impliciet is in de sociale onderscheidingen die mensen maken bij hun
interacties, en dat op die manier de sociale relaties tussen mensen en de sociale structuur van
een maatschappij beïnvloedt
Nominale parameter = parameter die een samenleving opsplitst in subgroepen met een expliciete begrenzing maar
zonder hiërarchische rangschikking, zoals geslacht of etnische herkomst.
Graduele parameters = parameter die een samenleving opsplitst en hiërarchisch rangschikt o.b.v. statusrangorde,
zoals onderwijs of leeftijd.
In het proces van differentiatie moet het onderscheid gemaakt worden tussen heterogeniteit en statusongelijkheid. Nominale
parameters produceren heterogeniteit, terwijl graduele parameters statusongelijkheid voortbrengen.
- Het aantal sociale categorieën die de nominale parameter vormt, ligt aan de basis van de grootte van de
heterogeniteit.
- Bv. Het aantal etnische gemeenschappen bepaalt de mate van etnische heterogeniteit.
- De spreiding van de graduele parameter bepaalt de ongelijkheid in een samenleving (kan verschillende vormen
aannemen).
- Bv. In een bepaald land kan de inkomensverdeling de vorm aannemen van een minderheid heel rijken tegenover een
meerderheid minder begoeden. Dit schept een verhouding van elite tot een homogene, grote minderheid. In een ander
land kan er sprake zijn van een grote middengroep, terwijl er een veel kleiner deel van de bevolking slechts over een
klein of juist groot inkomen beschikt. Hoewel het gemiddelde inkomen van beide landen gelijk kan zijn, kan de politieke,
sociale en economische dynamiek zeer grondig verschillen.
Lees grijze kader pagina 265-266
è Conclusie: de analyse van de sociale structuur bestaat dus uit de studie van differentiatie en integratie van sociale
eenheden en groepen. Ze bestudeert de relaties tussen religieuze, politieke, economische, etnische, leeftijdsgebonden,
sociale groepen die men in een samenleving kan onderscheiden. Een onderzoek van de sociale structuur van een sociale
eenheid betekent dat er ook moet worden gekeken naar de vorm van sociale interactie waarop de structuur gebaseerd
2