MODULE 8: SOCIALE VERANDERING
DE CLASSIFICATIE VAN SAMENLEVINGEN
Verschillende indelingen van samenlevingen zijn mogelijk. Die classificaties onderscheiden zich door:
o De verscheidenheid van samenlevingen waarop ze betrekking hebben
o de criteria die gebruikt wordt om die samenlevingen van elkaar te onderscheiden
Sommige classificaties hebben betrekking op alle huidige maatschappijen: pre-industriële, industriële en postindustriële
samenlevingen. Ander onderscheid: eerste, tweede en derde wereld. Ook nog ‘wereldsysteemtheorie’: centrumstaten, semi
perifere en perifere staten.
Elke classificatie hanteert een aantal criteria om maatschappijen in categorieën te kunnen groeperen:
• Verwantschap en etniciteit
• Technologie en de organisatie van de economische productie
• Ideational, idealistic en sensate
• Geografisch en demografische omvang
• Integratiebevorderende mechanismen
3 belangrijke transformaties van de samenleving:
1) De neolithische revolutie = overgang van jagen en voedsel verzamelen naar landbouw als dominante economische
productiewijze
- Horden à stammen
2) Opkomst van sociale stratificatie
- Stammen à chiefdoms
3) Opkomst van de staat
- Gelijktijdig met ontwikkeling van sociale ongelijkheid
NIVEAU’S VAN MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIE
HORDE
= Jagers-verzamelaars (als basiseconomie)
• Kleine groepen van 20-80 leden
• Altijd in beweging, op zoek naar voedsel
• Vb. Aboriginals uit Australië zijn een hedendaagse vorm van jagers-verzamelaars
Typische kenmerken:
(1) Lage graad van sociale differentiatie:
• Verbonden met economie: wijze van produceren maakt geen grote groepen mogelijk, elk lid heeft een soortgelijk
programma van taken
- Man: jager, vader van, zoon van, partner van, instrumentenbouwer, muzikant enz.
- Arbeidsverdeling o.b.v. geslacht/leeftijd
- De sociale differentiatie verstoort het bestaan van afzonderlijke instanties: politiek, economie en religie staan niet los
van elkaar.
(2) Egalitair karakter (geen sociale ongelijkheid)
• Privé-eigendom kennen ze niet
• Geen eigen bezittingen (zoals kledij, sieraden)
- Iedereen kan ze lenen, stelen komt niet voor
• Ruwe grondstoffen die worden gebruikt voor de productie van producten zijn in vrije omgeving beschikbaar
• Geen aparte productieve eenheden, geen beroepen, geen marktplaatsen:
• Geld ontbreekt en geen economische ruil
- Ruil enkel tussen vrienden/ familieleden = uitwisseling van giften
• Praktisch communisme = economie gekenmerkt door gemeenschappelijkheid
• Afwezigheid privébezit => afwezigheid sociale ongelijkheid
1
,(3) Normen en waardenstelsel:
• Gericht op stimuleren van samenwerken en verdelen
- Vermijden van economisch egoïstisch gedrag
(4) Enkele informele leiders:
• Adviserende en begeleidende functie
- Geen macht (= gedrag van anderen sturen tegen hun wil, met geweld) of gezag (= gelegitimeerde capaciteit om
anderen te controleren)
- Vb. Leiderschap bij Eskimo’s is verbonden met succes bij het jagen.
Neolitische evolutie:
= de wereldwijde overgang van jagen en verzamelen naar eenvoudige landbouw die ongeveer 10 000 jaar geleden van start
ging.
• Eerst in het nabije oosten daarna in andere uithoeken van de wereld
• Sedentaire levenswijze in stamverband
- Onderhielden zichzelf door eenvoudige tuinbouw en horticultuur
• Ontstaan onderscheid landbouwvolkeren en herdersvolkeren (pastorale SL):
- Pastorale samenlevingen = rudimentaire vorm van veeteelt, droge gebieden en geen permanente nederzettingen.
Original affluent societies = jager-verzamelaars zijn met tegenzin overgestapt op meer intensieve arbeid.
- Men had voldoende voedsel en moesten niet veel tijd investeren in behoeften
STAM
Stam = patroon van maatschappelijke organisatie bestaande in pastorale en horticulturele samenlevingen, en gekenmerkt door
een grotere economische productiviteit en een complexere, maar egalitaire structuur.
• Groter in omvang en complexer dan horden
• Bredere economische basis
- Een zeker niveau van economische productiviteit is nodig om een groter aantal mensen binnen een zeker territorium
te laten overleven.
- Leidt tot sedentair leven in dorpsgemeenschappen
- Afwezigheid van economische ruil, aanwezigheid van wederzijdse ruil binnen verwantschapsrelaties
• Komt voor in tuinbouwsamenlevingen en horticulturen
• Sociale differentiatie zoals bij de horden
- Onderscheid geslacht en leeftijd relevant.
• Gesegmenteerde samenleving = bestaat uit autonome dorpen
- De band tussen de verschillende vestigingsplaatsen zijn ceremonieel van aard gebaseerd op verwantschap.
• Beperkte vorm van politieke organisatie
- = Sodaliteiten (niet gebaseerd op verwantschap, wel of leeftijd/ geslacht)
• Enkele informele leiders à beslissingen worden democratisch genomen
- Enkel afdwingen van normen en wetten door algemene verontwaarding en afkeer van de bevolking
Rangordening volgens prestige:
1) Rank societies = hoger prestige of leiderschap gaat niet gepaard met geprivilegieerde toegang tot rijkdom
- Meer in capaciteit om materiële weerstand door bijvoorbeeld het geven van grote feesten
2) Big man systems = hevige competitie tussen leiders om status en prestige
- Voorlopers van chiefdoms en stammen met opperste gezag
Voorbeelden van stammen: Toearegnomaden en de Masaïherders in Afrika
Neolitische revolutie:
• Belangrijke fase In de sociale evolutie was de overgang van horden naar stam à gelijktijdig met overgang van jagers-
verzamelaars naar horticulturele en pastorale leefgroepen.
2
, Kenmerken neolithische revolutie:
- Wereldwijd gebeuren dat overal een identieke impact had op de cultuur en de sociale structuur van de samenlevingen
- Wereldwijde verspreiding van landbouw en veeteelt verliep snel
- Overgang naar landbouw was een gradueel en evolutionair proces
- Jagers-verzamelaars hadden al uitgebreide kennis van planten en dieren opgebouwd à revolutionaire lag niet in de
toename van kennis, wel in toepassing ervan.
- Iconografisch materiaal suggereert dat jagers-verzamelaars met tegenzin op landbouw zijn overgeschakeld à landbouw
vraagt inspanning, tijd en energie
à Original affluent societies (Sahlins): er was voldoende voedsel en mijn werkte net genoeg om zich te kunnen voeden.
Weinig tijd nodig om de basisbehoeften te voorzien.
Waarom heeft men In de loop van de wereldgeschiedenis de overstap naar intenser werken gemaakt?
- Meest gangbare verklaring voor deze transitie wijst op het belang van de bevolkingsdruk
o Bevolkingsdruk = wanverhouding tussen de omvang van een bevolking, de keuze van voedselbronnen en de
werktstandaard die een bevolkingsgroep dwingt om ofwel de voedingsgewoonten te veranderen ofwel om
harder te gaan werken.
STAF MET OPPERSTE GEZAG/ CHIEFDOMS
Staf met opperste gezag = patroon van maatschappelijke organisatie ontstaan 5000 tot 6000 jaar geleden met de introductie
van de gevorderde landbouw en gekenmerkt door sociale stratificatie, leiderschapsvormen en een economisch retributiestelsel.
Chiefdom = regionaal georganiseerde samenleving met een gecentraliseerd bestuur dat de activiteiten van verschillende
dorpsgemeenschappen coördineert (Earle)
Chiefdom = sociopolitieke organisaties met een gecentraliseerde overheid, erfelijk bepaalde, hiërarchische statusverhoudingen
onder een aristocratische ethos, maar zonder een formeel, legaal repressieapparaat en zonder de capaciteit om afscheiding te
voorkomen (Claessen en Skalnik)
• Relatief dichtbevolkte gemeenschappen
- Mogelijk gemaakt door de hoge graad van economische productiviteit en complexe arbeidsverdeling
• Afzonderlijke economische, politieke en godsdienstige instellingen
• Centrum = beslissingen en coördinatie
- Hiërarchische structuur
- Hoge graad van ongelijkheid
• Variëren in grootte
- Eenvoudige chiefdoms: ongv. 1000
- Complexe chiefdoms: ongv. 10 000
• Grotere bevolkingsdichtheid + grotere oppervlakte
- Dankzij ontwikkeling nieuwe productievorm: ‘gevorderde landbouw’
• Gevorderde landbouw
- Verschillende vormen: akkerbouw, irrigatie bouw
- Zorgt voor productieoverschot à beter in behoeften voorzien
Ø Bevolkingstoename => nieuwe vormen van sociale differentiatie (doorgedreven arbeidsverdeling)
- Stimuleert productiviteit
Ontstaan van sociale stratificatie:
• Door: aanwezigheid productie overschot en toenamen sociale differentiatie
• Sociale ongelijkheid is karakteristiek aan chiefdoms
- Onderverdeling in heersers en onderdanen
- Ongelijke distributie van rijkdom en materiële welstand
- Chiefdoms zonder sociale stratificatie bestaan niet.
Ontstaan van systeem van herverdeling of een distributiestelsel
• Door: aanwezigheid productie overschot en complexe arbeidsverdeling
• Markten hebben een grote rol
- Zowel basis- als luxeproducten
• Centralisatie gaat erover dat de luxeproducten in de hoofdstad worden samen gebracht om verdeeld te worden onder
controle van de chief (eenvoudige chiefdom)
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper deprilfrann. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,46. Je zit daarna nergens aan vast.