STRAFRECHT EN STRAFPROCESRECHT
INTRODUCTIE
INLEIDING MATERIEEL STRAFRECHT
Materieel strafrecht
Wat moet strafbaar zijn? (wat wordt verboden?)
o Misdrijven
Wie moet gestraft worden?
o Misdadigers (alleen mensen?)
Wanneer moet iemand gestraft worden voor iets wat strafbaar is?
o Voorwaarden voor individuele aansprakelijkheid & strafrechtelijke sancties
(“straffen” kunnen ook administratieve straffen zijn bv)
Moeilijkste vraag: Wat zou strafrecht moeten doen?
o = een normatieve vraag
Ideologieën
Wat is het doel van straffen?
o Reactie tegen/vergelding voor laakbare gedragingen
Bv. taliowet: ‘oog om oog, tand om tand’ (Twaalftafelenwet)
o Preventie van laakbare gedragingen
Positieve: voorkomen dat daders/criminelen wederom in de fout
gaan
Negatieve: voorkomen dat mensen (alle burgers) in de fout gaan
o Resocialisatie van misdadigers
o Andere?: maatschappij reguleren, moraliteit beschermen …
veel perspectieven
Wortels van huidig MS
Modern Strafrecht – Verlichting
o Voor verlichting kon men geen rationele keuze maken
o Montesquieu, Voltaire, Bentham, Feuerbach, Beccaria …
o Rationaliseren
Wat is de grondslag van het recht op straffen?
o Humaniseren (menselijker maken)
o Vermijd willekeur
Rechter bestrafte personen zonder wet hiervoor
Oorsprong van ‘klassieke school’ van strafrechtsdenken:
o homo economicus met vrije wil
o Strafrecht als ultima ratio (het laatste middel) – utilitarisme
Laatste middel: als er geen andere manier van controleren meer is
Enkel in uitzonderlijke gevallen, wnr het écht nodig is
Enkel voor belangen die essentieel zijn voor de samenleving
Repressieve functie - beperkt tot schending van essentiële
goederen (vb. leven, eigendom …)
o Aandacht voor “criminele feiten” (meer dan voor daders)
Feiten > mensen
Straffen om hun FEITEN
= ook om willekeur te vermijden
Franse wetboeken tijdens en na Revolutie
Verklaringen ideeën en beginselen van Verlichting
o Franse code révolutionair 1791
o Franse code révolutionair 1795 (“Code Merlin”)
1
, Napoleontische tijd
o Frans wetboek 1810
Blijft trouw aan sommige beginselen van de Verlichting (vb.
legaliteit)
maar uitbreiding van misdrijven tegen de veiligheid en het politieke
regime (absoluut regime)
o klassieke school = liberaal
wilde Napoleon niet, eigen macht beschermen
eerste wisseling perspectief
nieuwe misdrijven invoeren
Bv veiligheid en structuur staat
o = liberaal met enkele kleine wijzigingen
België: strafwetboek geschiedenis
Belgische onafhankelijkheid (1830)
o Franse Code pénal 1810 van toepassing
o Art. 139 G.W. 1831 “binnen de kortst mogelijke tijd”
o Nieuw Strafwetboek 1867
op basis van Franse wetboek
heersend klassieke strafrechtsdenken
o Vele nieuwe wetten
Invoering van bepalingen beïnvloed door de theorie van het nieuwe
sociaal verweer (d.w.z. bescherming van de maatschappij tegen
‘gevaarlijke’ personen)
Theorie van het nieuw sociaal verweer
Tweede helft van 19de eeuw, begin 20ste eeuw
Positieve school
o Ferri (arme mensen meer door hun situatie), Lombroso (fysieke kenmerken
misdadigers)
o wetenschappeljke aanpak
Strafrecht dient om maatschappij te beschermen
o Preventieve functie
Aandacht voor de oorzaken van criminaliteit
Maatschappelijke oorzaken en biologische oorzaken
Aandacht voor de misdadigers (ook potentiële misdadigers), meer
dan voor de criminele feiten
Misdadiger > feit
Regels bestraffing veranderen beetje
Strafwetboek: algemeen deel vs bijzonder deel
Twee boeken
o Algemeen gedeelte (boek I)
Elf hoofdstukken
Fundamentele regels die van toepassing zijn op alle misdrijven
o Bijzonder gedeelte (boek II)
Specifieke misdrijven (vb. moord, corruptie, diefstal …)
X Titels + IV (I-bis, I-ter, VI-bis, IX-bis)
Misdrijven tegen:
openbare trouw, personen, eigendommen, de familiale orde
en de openbare zedelijkheid, openbare veiligheid, openbare
orde …
Verdeling volgens verschillende rechtsgoederen
Codificatie
= alle wetten in 1 boek
2
, Duidelijkheid
o Hierdoor kan je rationele keuze maken
o Misdrijven liggen op voorhand vast
o = deel legaliteit
Meer en meer vervuild door recente wetten
o Nu wel veel wetten die buiten wetboek staan…
= Complementaire wetten
o Misdrijven verdeeld in groepen obv belangen die ze beschermen
o Compl = algemene aard (drugs, verkeer)
o Wetten die niet in Boek I van het Strafwetboek staan, maar … die er logisch
en integraal deel van uitmaken
Bvb: Wet van 8 april 1965 Jeugdbescherming; Wet van 29 juni 1964
opschorting, uitstel en probatie; Wet 1 juli 1964 ter bescherming
van de maatschappij tegen de abnormalen en de
gewoontemisdadigers; Wet 26 april 2007 terbeschikkingstelling van
de strafuitvoeringsrechtbank; Wet 21 april 2007 betreffende
internering van personen met geestesstoornis (opgeheven door Wet
5 mei 2014 betreffende de internering, op zijn beurt gewijzigd door
Wet 4 mei 2016 [= Potpourri III]) …
o Die soms ook specifieke regels inhouden (afwijking van algemeen deel:
Boek I Strafwetboek)
Bijzonder strafrecht (Boek II Strafwetboek + bijzondere strafwetten)
o Bevatten specifieke misdrijven: bijzonder deel van strafrecht (bvb. Boek II
Strafwetboek, Drugswet 24 februari 1921 …)
Algemeen vs bijzonder strafrecht
Algemeen SR
o = Boek I Strafwetboek (bv. legaliteit, bepalingen over straffen en
straftoemeting, poging, deelneming, herhaling, samenloop …) +
complementaire wetten (buiten Sw.)
Bijzonder SR
o = Boek II Strafwetboek + bijzondere strafwetten (buiten Sw.)
Bv. drugswet, verkeersstrafrecht, fiscaal strafrecht …
Scharnier tussen algemeen en bijzonder SR
Toepassing van algemene regels (Boek I Sw. + complementaire wetten) op:
o misdrijven van Boek II: geen aparte rechtsregel vereist
o bijzondere strafwetten: artikel 100 Sw.
Artikel 100 Sw.:
o Bij gebreke van andersluidende bepalingen in bijzondere wetten en
verordeningen, worden de bepalingen van het eerste boek van dit
wetboek toegepast op de misdrijven die bij die wetten en
verordeningen strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van hoofdstuk VII
[…] en van artikel 85.
3 uitzonderingen:
o Andersluidende bepalingen (lex specialis)
o Hfdstk VII Boek I Sw. (= deelneming aan misdaad/wanbedrijf)
o Artikel 85 Sw. (= verzachtende omstandigheden bij wanbedrijven)
FORMEEL STRAFRECHT: PROCEDURE
Formeel SR: strafvordering
Was/is er een misdrijf?
Wie heeft het gepleegd?
o ontdekken van misdrijf (opsporen)
o onderzoeken (of het mogelijk is dat er een misdrijf was)
3
, o beoordelen van zaak
o veroordelen/vrijspreken (schuldig/onschuldig bevinden)
Welke straf zou opgelegd moeten worden?
o veroordelen van misdadiger
formeel strafrecht
Misdadigers? – pas aan het einde
o En in geval van veroordeling
Voordien: verdachten/beklaagden/beschuldigden
o Vermoeden van onschuld!!!
Strafvordering II
Wetboek Strafvordering – Sv. (Code d’instruction criminelle, 1808) +
wijzigingen & andere wetten
o (bv. Voorafgaande Titel (V.T.Sv.), Franchimont wet 12 Maart 1998, BOM
wet 6 januari 2003, Potpourri wetten …)
Strafrecht(spleging) houdt inherent inbreuken in op individuele (grond)rechten –
zie bv. EVRM en EHRM-rechtspraak
Daarom: wettelijke bepaling met concrete waarborgen nodig – bescherming tegen
willekeur – bv. vereiste van proportionaliteit
Afweging maatschappelijk belang (rechtsbedeling), efficiëntie en individuele
rechten
uitkomst? = variabel (afhankelijk van tijd, plaats, onderliggende waarden &
normen)
types van procedure
Uitkomst van afweging tussen tegenovergestelde belangen = variabel (tijd, plaats,
onderliggende waarden & normen)
Meest bekende classificatie:
o tegenstelling tussen accusatoire procedure en inquisitoire procedure
accusatoir vs inquisitoir
Accusatoir:
o geschil tussen twee partijen op gelijke voet
o Aanklager (slachtoffer) v. beklaagde
o rechter als scheidsrechter (geen actieve rol)
o openbare, tegensprekelijke en mondelinge procedure
o Bv. VS, VK
Inquisitoir:
o geheime, niet-tegensprekelijke en schriftelijke procedure
o geen gelijkheid tussen partijen
o actieve rechter
Belgische strafprocedure? (mengsel?)
Doel strafprocedure
Misdrijven en daders opsporen
Waarheid vinden
Rechten van individu waarborgen
SPR:
4