MSK 4 THEORIE DEEL 1: LUMBOPELVISCHE REGIO
LES 1: WERVELKOLOM DEEL 1
1. INLEIDING
Oorzaken disability adjusted life-years (DALY’s)
(1) ischemische hart aandoeningen
(2) cerebrovasculaire aandoeningen
(3) respiratoire infecties
(4) lage rug en nekklachten
LRK indelen obv duur klacht
(1) acuut (< 6 weken)
(2) subacuut (> 6-12 weken)
(3) chronisch (> 12 weken)
(4) recurrent (regelmatige periodes met ertussen klachtenvrije periode)
Lage rugklachten (LRK) = pijn of andere ongewenste ervaren sensaties in de
lumbosacrale regio, al dan niet met uitstraling in de gluteale en/of in 1 vd benen
2. DISFUNCTIES VAN DE WVK (ICF)
2.1 Stoornis in structuur
Definitie
Lichaamsstructuren = anatomische delen vh lichaam zoals organen, ledematen en hun onderdelen
Stoornis = problemen in de structuur als een significante afwijking of verlies
Diagnostische triage in acute LRK
Specifieke LRK (5%) klachten te wijten aan specifieke pathologische veranderingen
⇒ vb: osteoporose, fractuur WVK, infectie, tumor, scoliose, …
Aspecifieke LRK (85%) geen specifieke oorzaak met MBV
Radiculair syndroom (10%)
Rode vlaggen
1 Leeftijd < 20 of > 55 jaar 7 Drugsmisbruik, immunosuppressie, HIV
2 Recent een gewelddadig trauma 8 Systematisch onwel
3 Constante, progressieve, niet mechanische 9 Onverklaarbaar gewichtsverlies
pijn (geen verlichting met bedrust)
4 Thoracale pijn 10 Gespreide neurologische symptomen (ook
cauda equina syndroom)
5 Geschiedenis van maligne tumor 11 Structurele deformiteiten
6 Langdurig gebruik van corticosteroïden 12 Koorts
1
,Medische beeldvorming (RX, CT, MRI)
● niet routinematig geïndiceerd voor aspecifieke LRK
● gewone radiologie of simpele labotests → systemische ziekten bijna volledig uitsluiten:
- bij patiënten =/> 50 jaar
- bij wie de bevindingen wijzen op systemische ziekten
● MBV voorbehouden voor:
- patiënten die een operatie overwegen
- bij wie een systemische aandoening sterk wordt vermoed wordt
Verschil hernia en bulging
Hernia Bulging
⇒ oppervlak uitpuiling < 50% of 180% ⇒ oppervlak uitpuiling > 50% of 180%
Discus hernia zal kleiner worden met de tijd ⇒ uitpuiling > 3 mm over rand
Pathway
● rode vlaggen uitsluiten
● MBV niet aanmoedigen (bij twijfel: contacteer zelf huisarts)
● in het geval dat MBV al gedaan is: samen interpreteren met patiënt
2.2 Stoornis in functie
Definitie
Lichaamsfunctie = psychologische functies van lichaamssystemen (ook psychologische functies)
Stoornissen = problemen in lichaamsfunctie als een significante afwijking of verlies
Wat zien we?
● geen relatie tussen verbetering in spierfunctie en ↘ in VAS/verbetering in functionaliteit
● biopsychosociale kijk , niet alleen in termen van verstoorde structuur of functie
(1) MOBILITEIT
Hypomobiliteit
↘ mobiliteit in LRK
● veranderde bewegingskwaliteit
● stress op omliggende structuren
● predictieve waarde?
Hypermobiliteit
LRK vaak bij dansers en gymnasten
● hypermobiliteit niet predictief voor LRK
● veranderde controle van beweging = predictief voor LRK
2
,(2) SPIERKRACHT
● ↘ bij LRK
● gevolg van de pijn eerder dan de oorzaak van de klachten
● prospectieve studie: ↘ kracht en uithouding van spinale extensoren = risico op LRK
intentie om te bewegen vertrekt vanuit
prefrontale cortex naar de motorische cortex
en zo naar de spieren
proprioceptieve loop gaat terug en
gaat naar de sensorische cortex en
zo naar de motorische cortex
als je pijn hebt, is het circuit van
communicatie verstoord, de spieren
worden anders aangestuurd
(3) SPIERTONUS
● bij hypertone spieren
● bij palpatie harde spier en patiënt heeft pijn als je ze aanraakt
afferente informatie vanuit spier, huid en organen uit segment in WVK
daar communicatie met interneuron
interneuron naar thalamus en daar naar verschillende regio's
bij hypertonie is er op segmentaal niveau rechtstreekse connectie
ook hypertonie kan een gevolg zijn van de pijn zonder dat het de
oorzaak is van de pijn
niet nodig om spier los te masseren als patiënt bv manuele
therapie krijgt en pijn zo weg gaat, zal hypertonie ook weg gaan
(4) SPIERLENGTE
● veranderingen door posturale aanpassing?
(5) POSTUUR
● hyper lordotische houding veroorzaakt maar 3% vd LRK
● houdings- en bewegingsadvies wel nodig?
3
, (6) MATE VAN PIJN
"Concentreer je op waar je voelt dat je rug is. Teken niet hoe je denkt dat je rug eruitziet, teken hoe
het voelt. Teken ook de wervels die je kunt voelen. Teken geen delen die je niet kunt voelen."
Voorbeelden
⇒ LI voel ik het verschil tussen mijn lichaam en de buitenzijde
⇒ pijn situeert zich thv mijn bil
⇒ RE voel ik hoog Th en L wel begrenzing, maar lager niet
⇒ patiënt voelde wel 5 lumbale wervels
⇒ bilateraal pijnklachten laag lumbaal uitstraling naar bil
⇒ hoog Th en L wel begrenzing, maar lager niet
⇒ waar patiënt pijn voelt, voelt hij de uitlijning niet
⇒ minder wervels
(7) LICHAAMSBEELD
Tweepuntsdiscriminatie = patiënt moest 1 zeggen wanneer hij/zij 1 punt voelde en 2 wanneer
hij/zij 2 punten voelde
● horizontale balken zijn de afstanden
● hoe groter de balk hoe slechter de tweepuntsdiscriminatie
● in de zones waar P pijn heeft en eigen lichaam niet meer voelt, heb je grotere afstanden
2.3 Beperking in activiteiten en participatie
Definitie
Activiteit = uitvoering van een taak door een individu
Participatie = betrokkenheid in een levenssituatie
Beperking in activiteit = moeilijkheden van een individu bij het uitvoeren van activiteiten
Beperking in participatie = moeilijkheden van een individu bij betrokkenheid hebben in
levenssituaties
Vragenlijsten KUNNEN GEBRUIKEN
4
,2.4 Persoonlijke factoren
Definitie
Persoonlijke factoren = de specifieke achtergrond van iemands leven en leefsituatie en omvatten
kenmerken die geen deel uitmaken van de primaire gezondheidstoestand, kunnen worden
beschouwd als factoren die de persoon definiëren als een uniek individu (vb: geslacht, leeftijd, ras, fitheid,
levensstijl, gewoonten, sociale achtergrond, …)
Niet gedefinieerd in ICF, maar wel prognostische factoren
● attitude en overtuigingen over pijn en ziekte
● copingstrategieën en gedrag
● self-management
● hulpeloosheid
● onafhankelijkheid
● sociale status
● werktevredenheid
● …
2.5 Omgevingsfactoren
● gezondheidssysteem
● socio-culturele context
● werkgerelateerde context
● socio-familiale context
3. PIJNMECHANISMEN VAN DE WVK
2 patiënten hebben identieke pijnlokalisatie en
pijnintensiteit (VAS 5/10) MAAR …
Patiënt 1:
vooral pijn in rust, neemt toe bij wandelen of uit
de auto stappen en nek buigen
Patiënt 2:
vooral pijn na 30 min te zitten, neemt toe na
lang zitten en verandering van houding
Wat zou je bijvragen? ⇒ pijnmechanisme!
3.1 Definitie van pijn
Pijn = een onaangename sensorische en emotionele ervaring geassocieerd met, of lijkend op,
daadwerkelijke of potentiële weefselschade
5
,Keynotes
1 pijn is altijd een persoonlijke ervaring die in verschillende mate wordt beïnvloed door
biologische, psychologische en sociale factoren
2 pijn en nociceptie zijn verschillende fenomenen, pijn kan niet alleen worden afgeleid uit
activiteit in sensorische neuronen ⇒ nociceptie = proces van omzetten van signalen,
zenuwimpuls ⇒ pijn = interpretatie in de hersenen, ervaring
3 mensen leren het concept van pijn doorheen hun levenservaring
4 een persoon zijn manier van het ervaren van pijn moet gerespecteerd worden
5 hoewel pijn meestal een aanpassingsfunctie heeft, kan het nadelige gevolgen hebben voor het
functioneren en het sociale en psychologische welzijn
⇒ samengevat in 3 woorden: individueel, multifactorieel en ervaring
3.2 Foutieve opvattingen van pijn
1 Pijn is het gevolg van 1 oorzaak
2 Pijn is een lokaal probleem
3 Om pijn te beoordelen, heb je enkel een VAS score nodig
3.3 Interpretatie van pijn
Delen in de hersenen
Sensorische cortex ● lokalisatie van de symptomen
● de homunculus
● verklaart fantoompijn bij een amputatie
● representatie in de hersenen nog altijd aanwezig terwijl
er wel een amputatie is
● periferie wel weg, maar centraal niet
Prefrontale cortex ● cognitieve aspect, piekeren
● waarom ik? gaat het nog lang pijn doen?
Amygdala ● angst, schrik
Anterior cingulate cortex (ACC) ● onaangename aspect
Neuroplasticiteit = nieuwe routes vinden, systeem kunnen veranderen en verandering brengen in
levenskwaliteit, activatie in descenderend systeem
Descenderend systeem
(1) Inhibitie: als het goed functioneert
● endogeen pijndempend systeem
● elektrisch signaal komt niet aan in de hersenen en zo
pijndempend effect
6
,(2) Facilitatie: als het disfunctioneert
● vermijden
● eventueel cognitief, gedragsmatige aanpak
3.4 Pijnmechanismen
(1) NOCICEPTIEVE PIJN
vb: je klopt met een hamer op je duim (schadelijke prikkel)
● activatie dunne zenuwvezels
● door mechanische: omzetting schadelijke prikkel in elektrisch
signaal (=nociceptie)
● elektrisch signaal → dorsale hoorn ruggenmerg → hersenen
● onderscheid tussen niet-noxische prikkel (lichte aanraking) en
noxische prikkel (intense mechanische prikkel) → activatie andere vezels
niet noxische prikkel (blauw) leidt niet tot pijn,
een noxische prikkel (oranje) wel
Kenmerken
● stimulus afhankelijke pijn
● adaptief: beschermt door potentiële weefselschade te signaleren
Criteria
● duidelijke mechanische of anatomische aard van verergerende en verzachtende factoren
● pijn geassocieerd met en in verhouding tot …
- trauma
- pathologisch proces
- beweging
- posturale disfunctie
● pijn gelokaliseerd op het gebied van letsel/disfunctie (met/zonder somatische verwijzing)
● snel oplossend denkend aan verwachte genezingstijd weefsel of pathologie hersteltijd
● reageert op eenvoudige analgesie / NSAID's
● intermitterend en scherp bij beweging of mechanische provocatie
● kan in rust een meer constante doffe pijn of bonzend gevoel geven
● kan in combinatie met andere symptomen van ontsteking (zwelling, roodheid, hitte)
● beginnende pijn
Klinisch onderzoek
● duidelijk, consistent en proportioneel mechanisch of anatomisch patroon van pijn
reproductie bij beweging of mechanische tests van doel weefsels
● gelokaliseerde pijn bij palpatie
● afwezigheid van of verwachte/proportionele bevindingen van (primaire en/of secundaire)
hyperalgesie en/of allodynie
7
, ● antalgische (pijn verlichtende) houdingen of bewegingspatronen
Gerefereerde pijn
● lichaam wilt efficiënt zijn, zenuwbanen A, B en C komt samen en in 1 vezelbaan naar boven
gestuurd, hersenen weten niet meer exact vanwaar de prikkel komt
● pijn die uitstraalt naar het been
● meestal zeurend, knagend en slecht gelokaliseerd
● gaat niet gepaard met neurologische stoornissen
● bron een musculoskeletale structuur, waarbij de pijn elders gevoeld wordt
(2) NEUROPATISCHE PIJN
Algemeen
● zenuwstructuur is aangetast
● neurologische symptomen aanwezig (tinteling, voos gevoel, …)
● niet altijd een compressie van de zenuw of een zenuwwortel
Flowchart (GOED KENNEN)
Klinische guideline voor diagnose en behandeling van radiculaire pijn
● controleren op rode vlaggen
● neem een anamnese af om … te bepalen
- lokalisatie
- ernst
- krachtverlies
- gevoelsstoornissen
- duur
- verloop
- invloed van hoesten, rust of beweging
- gevolgen voor de ADL
● lichamelijk onderzoek uitvoeren, inclusief neurologisch onderzoek (vb: SLR)
● voer de volgende testen uit bij gevallen met een dermatomaal patroon, of positieve uitslag
op SLR, krachtverlies of sensibiliteitsstoornissen:
- reflexen (achillespees of kniepees)
- sensibiliteit van laterale en mediale zijde van voeten en tenen
- kracht van grote teen tijdens extensie
8
, - wandelen op tenen en hiel (links-rechts verschillen)
- gekruist lasègue teken
● BV of labo diagnostische tests zijn alleen geïndiceerd in geval van rode vlag-aandoeningen
maar zijn niet nuttig in gevallen van vermoedelijke discushernia’s
klinische testen niet zo betrouwbaar en valide ⇒ clusters ⇒ meerdere elementen nodig om te
besluiten dat het neuropatische pijn is
Criteria
● brandend, schietend, scherp, pijnlijk of als een elektrische schok
● voorgeschiedenis van zenuwletsel, pathologie of mechanische beschadiging
● pijn in combinatie met andere neurologische symptomen (naalden, gevoelloosheid, zwakte)
● naar dermatomale of cutane distributie verwezen pijn
● minder gevoelig voor eenvoudige analgesie of NSAID'S en/of meer gevoelig voor anti-
epileptica (Neurontin, Lyrica) of antidepressiva (Amitriptyline)
● zeer ernstige pijn en prikkelbaarheid (gemakkelijk uitgelokt, het duurt langer om tot rust te komen)
● mechanisch patroon van verergerende en verzachtende factoren bij
activiteiten/houdingen die gepaard gaan met beweging, belasting of compressie van
neuraal weefsel
● pijn in combinatie met andere dysesthesieën (kruipen, elektrisch, zwaar gevoel)
● meldingen van spontane pijn (stimulus onafhankelijke) en/of paroxysmale pijn (plotseling terugkomen en
intensivering van pijn)
Klinisch onderzoek
● pijn of symptoom provocatie met mechanische of beweging proeven (/a/ of /p/, neurodynamisch,
SLR, plexus brachialis spanningstest) die neuraal weefsel bewegen / belasten / samendrukken
● pijn of symptoom provocatie bij palpatie van relevant neuraal weefsel
● ++ neurologische bevindingen (waaronder veranderde reflexen, gevoel en spierkracht in een dermatomale,
myotomale of cutane zenuw verdeling)
● antalgische houding het aangedane lichaamsdeel
● ++ bevindingen van hyperalgesie (primair of secundair) en/of allodynie en/of hyperpathie binnen
de pijnverdeling
Vragenlijst DN4 (GOED KENNEN)
9
, (3) NOCIPLASTISCHE PIJN
Criteria
● onevenredig, niet-mechanisch, onvoorspelbaar patroon van pijnprovocatie als reactie op
meerdere of niet-specifieke verzwarende of verzachtende factoren
● pijn die langer aanhoudt dan de verwachte weefsel genezing of pathologie hersteltijd
● pijn die niet in verhouding staat tot de aard en omvang van het letsel of de pathologie
● wijdverspreide, niet-anatomische distributie van pijn
● geschiedenis van mislukte interventies (medisch/chirurgisch/therapeutisch)
● sterke associatie met onaangepaste psychosociale factoren (negatieve emoties, slechte
zelfredzaamheid, onaangepaste overtuigingen en pijngedrag, veranderd gezins-/werk-/sociaal leven, medische conflicten)
● niet reageren op NSAID'S en/of meer reageren op anti-epileptica (Lyrica) of antidepressiva
(Amilitytyline)
● meldingen van spontane pijn en/of paroxysmale pijn
● pijn in combinatie met een hoge mate van functionele invaliditeit
● meer constante pijn
● nachtelijke pijn/gestoorde slaap
● pijn in combinatie met andere dysesthesieën (branderig, koud, kruipend)
● zeer hevige pijn en prikkelbaarheid (gemakkelijk uitgelokt, het duurt lang om tot rust te komen)
Klinisch onderzoek
● onevenredig, inconsistent, niet-mechanisch of niet-anatomisch patroon van pijnprovocatie
als reactie op beweging of mechanische tests
● ++ bevindingen van hyperalgesie (primair, secundair) en/of allodynie en/of hyperpathie binnen
de pijnverdeling
● diffuse of niet-anatomische gebieden van pijn of gevoeligheid bij palpatie
● ++ identificatie van # psychosociale factoren (catastrofering, angst vermijdingsgedrag, distress)
(4) MIXED PIJN
● dominant mechanisme
10