Wetenschappelijke vorming 1- Epidemiologie
Inleiding in de epidemiologie
= de studie die de mens bestudeert.
= de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de verspreiding
en determinanten van ziekten, aandoeningen en gezondheidstoestanden
binnen populaties.
- Doel: het begrijpen van patronen, oorzaken en effecten van
gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen -> hierdoor kunnen er
maatregelen genomen worden om ziektes te beheersen of te
voorkomen.
Belangrijkste taken van epidemiologie:
- Beschrijven van gezondheidspatronen: het in kaart brengen van
hoe vaak ziektes voorkomen (incidentie en prevalentie) en hoe ze
zich verspreiden over tijd en verschillende bevolkingsgroepen.
- Identificeren van risicofactoren: het opsporen van factoren die
de kans op de ziektes verhogen. Vb. roken, genetische aanleg en
omgevingsfactoren.
- Evalueren van preventieve maatregelen: het beoordelen van de
effectiviteit van interventies om de verspreiding van ziekten te
verminderen. Vb. vaccins, medicijnen en beleidsmaatregelen.
- Ondersteunen van gezondheidsbeleid: het leveren ban
wetenschappelijk beweijs voor beleidsmakers, zodat zij
geïnformeerde beslissingen kunnen nemen op het gebied van
volksgezondheid.
Er zijn 3 soorten studies om vragen te beantwoorden:
1. De beschrijvende epidemiologie: deze verzamelen data’s
(Gebruikt in surveillance)
2. Voorspellende epidemiologie: met de gegevens worden
statements gemaakt om de kenmerken te bepalen van een bepaalde
gebeurtenis.
(Gebruikt in de klinische epidemiologie)
3. Causale epidemiologie: wat zijn de risicofactoren om een
bepaalde ziekte te kunnen oplopen.
Distributie: de verdeling van ziekten of gezondheidsgerelateerde
gebeurtenissen in een populatie. Het beschrijft waar, wanneer en onder
wie de ziekte zich voordoet. Dit omvat het onderzoeken van:
, 1. Personen: wie wordt getroffen? Dit kan naar demografische
kenmerken kijken zoals leeftijd, geslacht, etniciteit, beroep of
genetische aanleg.
2. Plaatsen: waar komt de ziekte voor? Dit kan verschillen per regio,
stad, land of zelfs op kleinere schaal binnen wijken.
3. Tijd: wanneer doet de ziekte zich voor? Dit kan betrekking hebben
op seizoensgebonden variaties, uitbraken of trends over lange
periodes.
Distributie-analyse helpt bij het identificeren van patronen van
ziektevoorkomen en geeft aanwijzingen voor mogelijke oorzaken en
risicofactoren.
- Eerste stap om te begrijpen hoe een ziekte zich verspreidt en wie
het meest vatbaar is.
Determinanten: de factoren/ oorzaken die invloed hebben op het ontstaan,
de verspreiding en de ernst van ziekten of gezondheidsgerelateerde
gebeurtenissen.
- Helpen verklaren waarom sommige mensen of groepen ziek worden,
terwijl anderen gezond blijven.
Deze factoren kunnen op verschillende niveaus werken, zoals
individueel, sociaal, economisch en ecologisch
Epidemiologist: mensen die de epidemiologie bestuderen. Deze helpen bij
her begrijpen en bestrijden van ziektes, en draagt hij of zij bij aan het
verbeteren van de volksgezondheid door wetenschappelijk onderzoek en
preventieve maatregelen.
Deze stellen altijd 4 vragen:
1. Wat is de ziektelast?
2. Wat is de diagnose van de ziekte?
3. Wat is de prognose van een ziekte?
4. Wat zijn de risicofactoren/blootstellingen die een ziekte veroorzaken?
Versch Statisticus Statisticus Volksgezondhe
il id
Taak Deskundige op het gebied Gaan zich Dit is de kunst
van statistiek, de bezighouden om ziektes te
wetenschap van het met voorkomen voor
verzamelen, analyseren, verschillende het volk.
interpreteren en zaken: wat doet
presenteren van die bepaalde
gegevens. Houden zich zaak daar; Hoe
bezig met getallen is het gebeurt
,Bijdra Tot de volksgezondheid Tot de
ge volksgezondheid
Populatie: aan de hand van de populatie worden de kansen van bepaalde
ziektes bekerend. Bepaalde mensen hebben meer kans op het oplopen
van een ziekte dan anderen.
Wat is volksgezondheid:
- Health promotion: de mensen informeren over hun gezondheid en
hun motiveren om hun levensstijl gezonder te maken. Vb. meer
fietspaden aanleggen zodat mensen meer de neiging hebben om de
fiets te nemen dan de auto.
- Health prevention:
Primair prevention: alles dat gedaan wordt vooraleer een
bepaalde ziekte aankomt
Secundair prevention: het screenen van ziektes, terwijl er
nog geen klachten zijn. Maar de ziekte is er al WEL.
Tertiary prevention: dit is de behandeling (= het probleem is
er al, dit is vooral tussenkomen nadat de problemen en
klachten er al zijn.)
- Health protection: dit is het beschermen van e bevolking tegen
bepaalde accidenten/ziektes. Vb. het aanleggen van fietspaden.
- Health services: dit is de gezondheidszorg
De klinische epidemiologie: richt zich op het toepassen van epidemiologische
principes en methoden in de klinische praktijk.
- Doel: het verbeteren van beslissingen en behandelingen in de
gezondheidszorg door wetenschappelijk onderzoek naar ziekten en
gezondheidsuitkomsten in specifieke patiëntengroepen.
Verschil Epidemiologie Klinische epidemiologie
Defeniti Het kijken naar de Richt zich op de gezondheid en
e verspreiding van ziekten behandeling van individuele
in grote populatie patiënten en kleine groepen in de
medische praktijk
De klinische praktijk stelt zich 4 vragen:
1. Wat is er aan de hand met de patient? (Diagnostische kennis)
2. Waarom is deze patient ziek? (Etnologische kennis)
3. Wat gebeurt er als ik niet ingrijp? (Prognostische kennis)
4. Wat zijn de effecten van een interventie? (Interventionele kennis)
, Concepts ziekten volgens transmissie
De epidemiologische driehoek: geeft aan hoe
infecties ontstaan en zich verspreiden. Hierbij
spelen 3 termen een rol: host (= gastheer),
agent en environment
Host: Het organisme (bijv. mens, dier) dat vatbaar is voor de
ziekte.
Agent: De veroorzaker van de ziekte (bijv. virus, bacterie,
gifstof).
Environment: De externe omstandigheden die de
verspreiding en het ontstaan van de ziekte beïnvloeden.
Host (= gastheer): persoon of het organisme dat de ziekte opvangt en waarin
de ziekte zich ontwikkelt. Het verwijst naar het individu dat vatbaar is voor
de ziekteverwekker. Factoren die de gevoeligheid van de gastheer
beïnvloeden, kunnen genetisch, fysiologisch of gedragsmatig zijn.
Voorbeelden van factoren die de host beïnvloeden:
Leeftijd: Ouderen en kinderen zijn vaak gevoeliger voor bepaalde
ziekten.
Immuunsysteem: Mensen met een verzwakt immuunsysteem,
zoals patiënten met HIV of mensen die immuunonderdrukkende
medicijnen gebruiken, lopen meer risico.
Leefstijl: Gedragingen zoals roken, alcoholgebruik of slechte
voeding kunnen de weerstand van de host verzwakken.
De agent (= ziekteverwekker): de factor die de ziekte veroorzaakt. Dit kan
een biologische agent zijn (zoals virussen, bacteriën, parasieten), maar
ook chemische stoffen, fysische krachten (zoals straling) of
voedingstekorten. De aard van de agent bepaalt hoe de ziekte ontstaat,
zich verspreidt en hoe ernstig deze is.
Soorten agents:
Biologische agents: Virussen (bijv. influenza), bacteriën (bijv.
Salmonella), parasieten (bijv. malaria), schimmels.