Anne-Sophie Meerpoel Master Criminologische Wetenschappen
0585748 StadsSalonsUrbains 2023-2024
Verantwoordelijkheid voor
duurzame thermische interieurs:
van politici tot individuen
Introductie
Op vrijdag 1 maart 2024 gaf Daniel A. Barber een onverwachte lezing in het
kader van de lezingenreeks StadsSalonsUrbains 2023-2024. In deze lezing
besprak hij ‘thermische praktijken’. Barber (2024) belichtte de dynamiek tussen
transitie en transformatie, vooral in de context van het verminderen van
koolstofemissies. Hij onderzocht hoe de verschuiving van op brandstof
gebaseerde systemen naar duurzame praktijken kan leiden tot significante
veranderingen in architectonische methoden en de manier waarop mensen
leven. Een belangrijk thema in zijn presentatie was de transformatie van
thermische interieurs naar niet-brandstof afhankelijke verwarmings-, ventilatie-
en airconditioningsystemen (Barber, 2024). Hierbij legde Barber (2024) een
verband tussen efficiëntie en sufficiëntie. Efficiëntie richt zich op het
optimaliseren van het gebruik van hulpbronnen en energie bij de productie en
exploitatie van gebouwen, waardoor deze energie-efficiënter en
milieuvriendelijker worden zonder de basisfuncties en ontwerpelementen te
wijzigen (Barber, 2024). In tegenstelling tot efficiëntie introduceert Barber (2024)
het concept van sufficiëntie als een transformatieve benadering van duurzame
architectuur. Sufficiëntie omvat beleidsmaatregelen en dagelijkse praktijken die
de vraag naar energie, materialen, land, water en andere hulpbronnen
verminderen, terwijl ze welzijn voor iedereen binnen de grenzen van de planeet
bevorderen (Barber, 2024). In deze position paper pleit ik voor de visie van
Barber: dat het noodzakelijk is om thermische interieurs te transformeren naar
hernieuwbare energiebronnen en dat deze verantwoordelijkheid bij ons allemaal
ligt.
De noodzaak om koolstofarm te worden
Om de klimaatcrisis aan te pakken en de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030
met 55% te verminderen, en een koolstof neutrale economie tegen het midden
van de eeuw te bereiken, heeft de Europese Unie het principe van ‘Efficiëntie
Eerst’ aangenomen. Dit principe komt voort uit het besef dat 75% van de
Europese gebouwen inefficiënt zijn in vergelijking met de huidige energie-
efficiëntienormen (Levesque et al., 2023). Daarnaast benadrukken Levesque et
1
, Anne-Sophie Meerpoel Master Criminologische Wetenschappen
0585748 StadsSalonsUrbains 2023-2024
al. (2023) dat gebouwen in 2019 verantwoordelijk waren voor ongeveer een
derde van de Europese broeikasgasemissies en 40% van het eindverbruik van
energie, voornamelijk voor verwarming die grotendeels door fossiele
brandstoffen wordt geleverd. De European Environment Agency (2023) bevestigt
dit en concludeert dat huishoudens de grootste energieverbruikers zijn binnen de
categorie gebouwen. De European Environment Agency (2023) schrijft dit hoge
verbruik toe aan verschillende factoren: “the increase in the sizes and lower
occupancy rates of dwellings, reduced energy prices, growing demand for
cooling, and prolonged use of more electrical equipment” (European Environment
Agency, 2023, p. 2). Deze factoren hebben de voordelen van energie-efficiëntie
tenietgedaan. Verwarming was in 2020 goed voor 78% van het totale
energieverbruik van huishoudens, waarbij meer dan de helft van deze energie
werd geleverd door de verbranding van fossiele brandstoffen (European
Environment Agency, 2023). Gezien het aanzienlijke energieverbruik van
verwarmingssystemen en de dringende doelstelling om de broeikasgassen met
55% te verminderen, is het cruciaal om hernieuwbare warmtebronnen te
onderzoeken die het energieverbruik kunnen helpen verminderen.
Overschakelen naar hernieuwbare energiebronnen
Om de vraag ‘waarom we moeten overstappen naar hernieuwbare
warmtebronnen’ te beantwoorden, is het belangrijk eerst het verschil tussen
hernieuwbare en niet-hernieuwbare energie te begrijpen, aangezien beide een
cruciale rol spelen in het verwarmingsproces van gebouwen.
Niet-hernieuwbare energie wordt gedefinieerd als energie afkomstig van bronnen
die niet op natuurlijke wijze op een menselijke tijdschaal worden aangevuld. Olie,
aardgas en kolen, die als fossiele brandstoffen worden beschouwd, behoren tot
deze categorie. Deze energiebronnen zijn eindig en zullen uiteindelijk uitgeput
raken (As’ad, 2024; United Nations, z.d.). Hoewel niet-hernieuwbare energie
historisch gezien dominant is geweest in de energieproductie, is het gebruik
ervan steeds controversiëler geworden vanwege de negatieve milieueffecten. De
verbranding van deze fossiele brandstoffen leidt tot enorme uitstoot van
kooldioxide, methaan en andere broeikasgassen in de atmosfeer, wat bijdraagt
aan de opwarming van de aarde en extremere weersomstandigheden. Daarnaast
veroorzaakt de uitstoot van zware metalen en giftige chemicaliën vervuiling en
verontreiniging van de lucht, de waterwegen en het land (As’ad, 2024). As’ad
2