Verklaringsmodellen
De systemische en contextuele benadering
Introductie
Iván Böszörményi-Nagy: grondlegger van de 4 dimensies van een relatie.
Elke dimensie (laag) geeft inzichten over deze relatie. De dimensies staan
niet in een rangorde. Er is geen dimensie belangrijker dan een andere. Ze zijn
dynamisch en interactief en ondersteunen elkaar wederzijds. Ze zijn
wederzijds afhankelijk. Er is geen dimensie krachtiger.
“Om te overleven hebben mensen basisvoorzieningen nodig. Om te bestaan hebben
mensen relaties nodig. Relaties vormen en misvormen je.”
Model is nu nog steeds actueel én toepasbaar voor individuele en maatschappelijke
uitdagingen.
Vier dimensies van Nagy:
- Dimensie 1: dimensie van de feitelijke gegevens
- Dimensie 2: dimensie van de psyche (psychologie)
- Dimensie 3: dimensie van de interacties
- Dimensie 4: dimensie van de relationele ethiek
Later nieuwe dimensie toegevoegd en uitgewerkt door zijn vrouw: Catherine
Ducommun-Nagy:
- Dimensie 5: ontische dimensie (benadrukt de onderlinge afhankelijkheid van
mensen)
“We hebben anderen nodig om waarden te kennen en omgekeerd.” (Dirk De Wachter)
Concreet
Elke dimensie is even belangrijk
Respect voor héél het cliëntsysteem, over minstens 3 generaties
Familiale banden/draden hebben invloed op de huidige relaties/personen. We
gaan dit mee in rekening brengen.
Als we draden willen opsplitsen, moeten we bewust zijn van alle 4 de draden.
Elke theorie over het menselijk functioneren past er in
Helpt om veel informatie over een cliënt te verzamelen én om lege gaatjes te
vullen
Helpt gemeenschappelijke taal in de hulpverlening
Gelaagd kijken
We kijken naar relaties en splitsen deze op in 4
subdraden
Alle theorieën indachtig zijn
Kijken naar de 4 dimensies samen
We nemen de mens als geheel van verschillende
lagen = holistische kijk
In orthopedagogisch grondplan voornamelijk op microniveau (relatie cliënt –
cliëntsysteem)
, Cliëntsysteem vanuit zijn eigenschappen als systeem (samenhang, structuur en
dynamiek) én minstens 3 generaties bekijken.
Toepassingsgebieden contextueel denken
Maatschappelijke kwetsbaarheid (armoede)
Bijzondere jeugdzorg-jeugdhulpverlening
Pleegzorg
Transculturele hulpverlening (trauma, migratie, vluchtelingen)
Ouderenzorg/palliatieve zorg
Onderwijs
Dimensie 1: De objectiveerbare feiten
1.1 Theoretische toelichting
Om de manier waarop iemand in relaties staat goed te kunnen begrijpen, is het
belangrijk zicht te hebben op feiten die zijn leven kleuren.
Feiten
Alles in het leven wat zwart/wit is
Alles wat objectiveerbaar is, waargebeurd, aanwijsbaar
Geen beleving, interpretaties, veronderstellingen, hypotheses, waardering of
afkeuring…
Zowel in de huidige als in de voorgaande 3 generaties onderzocht
1.1.1 Opsomming
1. Biologisch/medisch kader van een persoon, zijn gezin, zijn familie
Leeftijd, geboorte, dood, geslacht, seksuele oriëntatie, zwangerschap, gezondheid
(erfelijke ziekten, lichamelijke ziekten, huidige lichamelijke toestand), huidskleur…
Een psychiatrische diagnose of psychopathologie is geen feit! Dit blijft een
veronderstelling (2e dimensie). Diagnoses van een psychiater worden vaak door andere
psychiaters ook tegen gesproken. Feiten zijn zichtbaar langs de ‘buitenkant’ en
psychologie gebeurt langs de ‘binnenkant’. Daarnaast zijn diagnoses cultureel
beoordeeld.
2. Financieel en materieel kader
Financieel: (gezins)inkomen en schulden
Materieel: arbeid en tewerkstelling, huisvesting, materiële mogelijkheden…
3. Wettelijk en juridisch kader
Burgerlijk statuut (getrouwd, wettelijk samenwonend, alleenstaande, weduwe…),
kinderen ten laste (volgens de wet), nationaliteit, voogdijschap, verblijfstatuut,
veroordelingen…
,4. Economisch en ecologisch kader
Het gaat hier over het ruimer materieel kader waarbinnen het gezin/familie zich
situeert: hoog/laagconjunctuur (goede tijden, slechte tijden…), socio-economische
status, milieuomstandigheden, klimaat, economische stromingen (kapitalisme,
communisme, neoliberalisme,…)Ruimer dan materieel kader
Bv. Moeten stagiairs betaald worden? – Discussie
Overstromingen, pandemie, winter, ochtend…
5. Sociologisch en cultureel kader
Relatie- en samenlevingsvormen (met wie woon je samen?), kinderen, gender en de
manier waarop dit momenteel cultureel en maatschappelijk geduid/geduld wordt,
migratieachtergrond, en -geschiedenis…
6. Historisch kader
• Feiten, gebeurtenissen die het leven van de cliënt kleuren uit het verleden of heden,
historische feiten van het persoonlijk leven
Micro: life-events, gebeurtenissen…
• Toestand van de maatschappij
Macro: tijdvak (postmoderne tijd, veeleisende werk-gezinstijd…), bepalende
wereldgebeurtenissen (oorlog, corona…)
7. Religieus en spiritueel kader
Geloofsovertuigingen en levensfilosofie
Niet hetzelfde als cultuur!
Beïnvloeden allemaal hoe een relatie loopt tussen verschillende mensen. Deze
feiten hebben allemaal invloed opdat een relatie al dan niet goed zou verlopen.
(Bv. Je bent 30j samen, maar niet getrouwd. Heeft dit invloed op je relatie?) Ook
feiten van voorgaande generaties kunnen invloed hebben op relaties van jou. (Bv.
gemigreerde ouders)
Kruispuntdenken in dimensie 1 is een mooie aanvulling. Je bekijkt de persoon vanuit
vele deelidentiteiten en niet enkel de kwetsbare identiteit. Het is een som van
verschillende, rijkere aspecten, rekening houdend met persoonlijke context of de
maatschappij.
Bv. Iemand heeft moeite met vrouwelijke begeleiders, omwille van zijn/haar cultuur.
1.1.2 Vorige generaties
Reeds bestaande feiten van gezinsleden afzonderlijk bekeken, hebben ook invloed op
huidige relaties. Mensen maken keuzes die in het leven van anderen als feiten
terechtkomen. Feiten en gebeurtenissen van (groot)ouders hebben consequenties voor
het leven van hun nakomelingen.
, Het is belangrijk de feiten te nuanceren. Ze hebben niet op elk gezinslid dezelfde
impact. Cliënten geven zelf woord aan de feiten, de begeleider kleurt dit niet.
1.2 Voorbeeldvragen bij dimensie 1
• Wat is de geboortedatum van jou en je ouders?
• Wat is je nationaliteit?
• In welk land ben je geboren?
• Het hoeveelste kind ben jij?
• Wanneer is je moeder overleden? Weet je ook waaraan ze is overleden?
• Had zij of iemand anders een medische diagnose?
• Komen er erfelijke ziektes voor in je familie?
• Waar woonden jullie?
• Had je thuis een eigen kamer?
• …
1.3 Methodieken en interventies bij dimensie 1
1.3.1 Genogram
= soort stamboom
= manier om feiten te verzamelen over families
= stafkaart van existentiële feiten, familie- en
gezinsrelaties en anamnestische gegevens
Afspraken
Heterorelatie: man staat links in het schema
Dezelfde generatie op dezelfde hoogte tekenen
Tekenen minstens 3 generaties vanuit de cliënt zelf
Gekende namen en leeftijden/geboortejaar worden
vermeld (in vakje)
Cliënt waarover het gaat: vetgedrukt omranden
Stippenlijn rond bepaalde mensen: samenwonend
Kinderen in volgorde van oud naar jong noteren (volgens leeftijd, niet geslacht)
Nieuwe partnerrelaties met aparte lijnen tekenen
Soorten relaties dat we gaan definiëren = rode lijn/pijl
Bv. Beeld krijgen over de familie, feiten in kaart brengen op genetische wijze, verhaal
van cliënt in beeld brengen: Enig kind na IVF > ouders vrij laat aan kinderen begonnen
Genogramsymbolen