BIJZONDERE VRAAGSTUKKEN UIT HET VOLKENRECHT EN DE INTERNATIONALE INSTELLINGEN
DEEL 1: METHODOLOGIE IN HET INTERNATIONAAL RECHT
Algemene kenmerken van nationaal versus internationaal recht
Nationaal recht:
- uniciteit (enigheid) van de nationale rechtsnorm (bijv. één Belgisch recht)
- uniciteit (enigheid) van de nationale macht: één wetgevende, één uitvoerende en één rechterlijke
macht
- recht van subordinatie (ondergeschiktheid): nationaal parlement en regering leggen hun
onderdanen wetten op, ongeacht hun toestemming = uniek en subordinerend karakter van de
nationale rechtsnorm => de norm wordt u opgelegd als rechtsonderhorige, als burger
Internationaal recht:
- pluraliteit (veelheid) van internationale rechtsnormen: IR bevat geen uniek set van rechtsnormen
toepasselijk op alle Staten en internationale organisaties, maar bevat een veelheid aan (bilaterale,
regionale en multilaterale) rechtsnormen toepasselijk op sommige van hen.
- Er bestaat een meervoudige en gefragmenteerde sets van IR. Principe van de relativiteit van het IR,
de staten zijn soeverein => een staat kan niet zijn wil opleggen aan een andere staat. Een Staat
moet zijn wil geven om een akkoord te sluiten.
- pluraliteit (veelheid) aan machten: circa 200 Staten en 600 internationale organisaties die als
potentiële wetgevende of uitvoerende machten kunnen optreden en er zijn ook een groot aantal
rechtsprekende (rechterlijke of arbitrale) organen. Bovendien bestaan er in het IR, geen
internationale wetgevende, uitvoerende of rechterlijke organen belast met een algemene
beslissingsbevoegdheid. De totstandkoming, naleving, toepassing en uitlegging van het IR
geschieden door de Staten zelf.
- De handhaving (enforcement) van het IR grotendeels gedecentraliseerd: IR wordt in beginsel,
gehandhaafd door de Staten zelf
- Unilaterale (gedecentraliseerde) sancties zijn daarbij de regel (zoals retorsiemaatregelen,
tegenmaatregelen, niet-tegenwerpbaarheid van rechtshandelingen of rechtsnormen), terwijl
collectieve (geïnstitutionaliseerde) sancties eerder de uitzondering uitmaken (bijv. VN of EU
sancties)
- recht van juxta positie (= recht van nevenschikking), co-existentie of coördinatie:
o Het is geen recht van subordinatie
o IR stoelt op een akkoord tussen Staten
o Reden: principe van de soevereine gelijkheid der Staten
o Het akkoord vormt de juridische grondslag voor het verbindend karakter van de
internationale rechtsnorm. Staten zijn zowel auteurs (subjecten) als bestemmelingen
(rechtsadressaten) van het IR
o het akkoord vormt evenzo de juridische grondslag van de rechtsmacht van internationale
rechtsprekende (rechterlijke of arbitrale) organen: aanvaarding van de contentieuze
rechtsmacht van internationale rechtsprekende organen.
o Reden: principe van de soevereine gelijkheid der Staten. De ene staat kan bij een discussie
een andere staat niet zomaar dagvaarden voor het internationaal gerechtshof; dit kan enkel
door de aanvaarding van de contentieuze rechtsmacht van de itr hoven en rechtbanken).
Alhoewel het IR voornamelijk als een recht van juxtapositie (nevenschikking), co-existentie of coördinatie
kan worden gekenmerkt, moet men vaststellen dat de opkomst van sommige supranationale I.O. (zoals de
EU) een element van recht van subordinatie (ondergeschiktheid) in het IR invoert. Doch, het klassiek IR is
en blijft hoofdzakelijk een recht van juxtapositie.
1
, Staten en IO’s zijn de voornaamste subjecten van IR, maar dat zijn abstracte rechtspersonen, die gaan
handelen via agenten/organen. Agenten zijn personen die de staat gaan vertegenwoordigen, officiële
standpunten kunnen formuleren, verbintenissen kunnen nemen. Er zijn drie soorten agenten (de triade)
die hun staat kunnen vertegenwoordigen, hebben een algemene macht en bevoegdheid
- Staatshoofd, regeringsleider (premier) en minister van buitenlandse zaken
- Andere ministers: vakministers die in hun vakdomein de staat gaan vertegenwoordigen en die
desnoods de staat kunnen binden in hun vakdomein => Minister van Justitie kan op justitieel vlak
akkoorden sluiten, niets belet zegt het IGH dat een Minister van Justitie het officieel standpunt van
staat kan vertolken en staat kan binden (nationaal recht moet dit toelaten!)
- Hoofden van permanente diplomatieke zendingen (ambassades); hoofden van bijzondere
zendingen (speciale diplomatieke zendingen die geen permanent karakter hebben, een speciale
gezant); hoofden van permanente zendingen bij internationale organisaties (BE heeft een
permanente zending bij de VN in NY)
- Voor niet-LS heeft men permanente waarnemerszendingen (bij EU heeft Marokko een permanente
waarnemer)
- Delegatiehoofden bij diplomatieke conferenties, al deze hoofden zullen hun staat
vertegenwoordigen en zullen een specifieke bevoegdheid hebben om kwesties daar te besprekers
(names hun staat); maar zullen in beginsel geen instemming zomaar verlenen (moeten over
volmachten beschikken en moeten specifieke instructies hebben gekregen)
- Gevolmachtigde agenten: Staat vertegenwoordigen en binden
- Staff chef van de krijgsmacht => is bevoegd voor het sluiten van het bestel, staakt het vuren of een
wapenstilstand
- De trioka heeft een algemene (louter op grond van ambt) vertegenwoordiging en bevoegdheid om
staat te verbinden => men spreekt over jus representationis, omni modae (in elk opzicht/algemeen)
=> recht van algemeen vertegenwoordiging in alle domeinen
- Voor de andere vakministers, kan dat enkel voor hun vakdomein (IGH, Congo t. Rwanda zaak van
2006, p. 5)
Bronnen van het internationaal recht
Vijf formele rechtsbronnen in het IR:
1) Internationale verdragen
Zie definitie Conventie van Wenen van 1969 art. 2, §1 a)
- Er moet een wilsovereenstemming zijn (een akkoord)
- Gesloten zijn door subjecten van IR (staten en IO’s). een internationaal akkoord tussen een staat
en een particulier is GEEN verdrag, dit is een “state contract”, die instrumenten worden niet
beheerst door het verdragenrecht. State contracts worden vaak gesloten tussen oliesector, bv. Shell
wil olie of gas exporteren, ontginnen gaan state contracts afsluiten met Libië of andere olierijke
landen (gaan royalty’s afstaan aan de staat
- In geschreven vorm, er moet een instrumentum zijn er bestaan ook mondelinge akkoorden (solo
consensu), zijn geen verdragen, verdragenrecht is daar niet van op toepassing. Er is een probleem
van bewijs in dergelijk geval.
- Moet beheerst zijn door het itr en voornamelijk door het verdragenrecht
- Deze akkoorden zullen treaty language bevatten. => "parties shall..." "rights & obligations"
"articles..." "entering into force" "done at"
2