Histopathologie
1. basisbegrippen en nomenclatuur
1.2. definities en algemene begrippen
- neoplasie = ‘nieuwe groei’
- tumor: w vroeger gebruikt vr zwelling dr inflammatie, nog bij enkel al synoniem v neoplasie (‘zwelling’ vs ‘gezwel’)
- moleculaire definitie v ‘tumor’: letsel bestaande uit clonale proliferatie (= vermeerdering) v cellen dr mutaties. Clonaal: tumorcellen ontstaan uit 1
gemeenschappelijke voorloper(precursor)-cel. Mutaties geven ad tumorcellen overlevings- en groeivoordeel
-> resulterend ie excessieve proliferatie onafh v externe groeistimuli
- bijna alle tumoren hbn 2 basiscomponenten:
- clonale neoplastische cellen (parenchym vd tumor)
- reactief tumorstroma; bestaat uit bindweefsel met fibroblasten, bloedvaten en cellen vh immuunsysteem, zoals lymfocyten, macrofagen…
- classificatie en naamgeving (nomenclatuur) v tumoren is gebaseerd op clonale component (tumorparenchym), maar stromacomponent speelt rol
bij groei v tumoren en verspreiding v tumorcellen.
- reactieve stroma k mineure component zijn v tumor of belangrijke component. Als tumorcellen grote hlvhd stroma induceren dat lijkt op celarm
bindweefsel rijk a collageenvezels, noemen we dat desmoplasmatische stromareactie
- afbeeldingen tumorstroma: zie boek pagina 7
- basisindeling v tumoren:
- benigne (goedaardige) tumoren:
- macro- en microscopisch geen evidentie vr agressieve groei: gn invasie of destructie v weefsels of organen in buurt tumor
- blijft lokaal, gn spreiding nr andere anatomische lokalisaties
- therapie; chirurgie
- maligne (kwaadaardige) tumor;
- toont lokaal invasie en destructie v nabijgelegen structuren
- spreiding nr andere organen mogelijk (metastase)
- ‘kanker’ w gebruikt vr maligne tumoren, mr prognose nt altijd slecht. Goede tumoren knn wel veel morbiditeit (= ziekte) veroorzaken, bv als ze op
plaats liggen wr ze moeilijk verwijderd knn worden bv hersenen
1.3 naamgeving v tumoren
- vr naamgeving gelden 2 basisprincipes:
- 1e criterium: obv het te verwachten klinische gedrag: benigne – maligne
- 2e criterium: obvh weefsel waaruit tumor is ontstaan of obvh weefsel dat dr tumor w nagebootst
- verschil tss epitheel en steunweefsel essentieel vr naamgeving tumoren:
- huid en alle slijmvliezen w afgelijnd dr epitheel, epitheel dat huid bedekt = epiderm. Volledige darmkanaal w afgelijnd dr epitheel.
- klierstructuren i borst, prostaat, pancreas & speekselklieren w afgelijnd dr epitheel. Nieren & lever bestaan vr belangrijk deel uit
…………. epitheel
- epithelen vormen dun laagje cellen die beschermen tegen micro-organismen. Epitheelcellen vormen 1(+) lagen cellen en hangenstevig
vast a elkaar dr celjuncties. Ze rusten o basale membraan
- het is belangrijk onderscheid te maken tss meerlagig squameus epitheel = meerlagig plaveiselcelepitheel en eenlagig/klierepitheel
- epiderm vd huid is vb v meerlagig plaveiselcelepitheel (ook slijmvlies mond, keel, strottenhoofd, slokdarm, anus en baarmoederhals
- maag, dunne darm, dikke darm en rectum zijn vbn v slijmvliezen afgelijnd dr eenlagig epitheel (ook klierepitheel)
- maligne tumoren die ontstaan uit epitheel, heten carcinomen
- kwaadaardige tumoren ontstaan uit meerlagig plaveiselepitheel heten plaveiselcelcarcinomen (= squameuze carcinomen)
- maligne tumoren ontstaan uit eenlagig/klierepitheel zijn adenocarcinomen
- goedaardige tumoren ontstaan uit meerlagig plaveiselcelepitheel w squameuze papillomen genoemd
- goedaardige tumoren ontstaan uit eenlagig/klierepitheel zijn adenomen
, - naast epithelen ook bind-, vet-, kraakbeen- en botweefsel, bloedvaten en spierweefsel
-> die weefsel w steunweefsels of mesenchymale weefsels genoemd
-> maligne tumoren die daaruit ontstaan heten sarcomen (zachter dan carcinomen)
Goedaardig Kwaadaardig
Epitheel Stam + OMA Stam + CARCIN + OMA
voorbeelden Voorbeelden:
- adenOMA (uit - adenoCARNIOMA (vormt
eenlagig/klierepitheel) klierstructuren
- papillOMA (uit squameus epitheel - plaveiselcelCARCINOMA (uit
squameus epitheel; = squameus carcinoma)
Steunweefsel (oa Stam + OMA Stam + SARC + OMA
bindweefsel, Voorbeelden: voorbeelden;
vet, spier, kraakbeen, bot..) - lipOMA - lipoSARCOMA
- chondrOMA - chrondroSARCOMA
- osteOMA - osteoSARCOMA
- angiOMA - angioSARCOMA
- fibrOMA - fibroSARCOMA
- epitheliale tumoren:
- eenlagig/klierepitheel:
- adenoma
- adenocarcinoma
- meerlagig plaveiselepitheel:
- papilloma
- plaveiselcelcarcinoma
- overgangsepitheel (urotheel):
- papilloma
- urotheelcelcarcinoma = transitioneel celcarcinoma
- mesenchymale tumoren = tumoren die ontstaan uit steunweefsels:
- fibroblasten: - bloedvaten: - lymfevaten: - bot:
- fibroma - (hem)angioma - lymfangioma - osteoma
- fibrosarcoma - angiosarcoma - angiosarcoma - osteosarcoma
- kraakbeen: - vet: - glad spierweefsel: - gestreept spierweefsel:
- chondroma - lipoma - leiomyoma - rhabdomyoma
- chondrosarcoma - liposarcoma - leiomyosarcoma - rhabdomyosarcoma
1.4 vereenvoudigde indeling van maligne tumoren in het algemeen
- carcinoma
- sarcoma
- melanoma = tumor die uitgaat v melanocyten = steeds maligne!
- mesothelioma = tumor die uitgaat v longvlies (mesotheel) = steeds maligne!
- hematologische maligniteiten:
- leukemie: ontstaat uit witte bloedcellen (of precursoren) = steeds maligne!
- lymfoma: ontstaat uit lymfocyten en vormt vaste tumor = steeds maligne!
- plasmocytoma = ontstaat uit plasmocyten = steeds maligne!
,1..4.1 frequente adenocarcinomen
- prostaatadenocarcinoma
- colonadenocarcinoma
- longadenocarcinoma
- borstadenocarcinoma
1.4.2 plaveiselcelcarcinoma
= squameus carcinoma
- huid, mond, farynx (keel), slokdarm, long (via proces v metaplasie), anus, cervix
1.4.3 vereenvoudigde indeling v leukemieën
- acuut:
- acute lymfoblastenleukemie (ALL)
- acute myeloïde leukemie (AML)
- chronisch
- chronische lymfoblastenleukemie (CLL)
- chronische myeloïde leukemie (CML)
- chronische leukemieën hbn chronisch verloop klinisch en bestaan uit uitgerijpte (gedifferentieerde) cellen; Bij CML zijn dat vooral neutrofiele
granulocyten; bij CLL zij dat mature (kleine) lymfocyten
- acute leukemieën hbn snel klinisch verloop en bestaan uit ongedifferentieerde precursorcellen; AML bestaat vooral uit ongedifferentieerde
(immature) myeloïde precursorcellen (= myeloblasten); ALL bestaat vooral uit lymfoblasten (= voorlopercellen v lymfocyten)
1.4.4 vereenvoudigde indeling v lymfomen
= vaste tumoren die bestaan uit lymfocyten:
- hodgkin-lymfocyten: gekenmerkt dr aanwh typische cel: de Reed-Sternbergcel
- non-Hodgkin-lymfocyten:
- zeer veel types
- B-cel-lymfocyten
- bv. folliculair lymfoma
- bv. Burkitt-lymfoma
- T-cel-lymfocyten
1.5 kenmerken v benigne vs maligne tumoren
1.5.1 differentiatie en anaplasie
- differentiatie = mate wrin neoplastisch parenchym lijkt op overeenkomstige
normale cellen zowel morfologisch als functioneel
- anaplasie = gebrek a differentiatie
- goedaardige tumoren zijn ih algemeen goed gedifferentieerd
- differentiatiegraad: goed/matig/weinig gedifferentieerd (enkel bij maligne tumoren)
- liposarcoma: ---------------------------------------------->
- celrijker dan matuur vetweefsel - lipoma : --->
- celkernen groter
- cellen met meerdere vetvacuolen
FOTO’S PAGINA 13-14-15-16-17!!!
, - verlies aan differentiatie gaat gepaard met:
- celpleomorfisme: tumorcellen variëren in vorm en grootte
- abnormale nucleaire morfologie:
- verstoorde kern/cytoplasma-ratio (tot 1/1 ipv ¼- 1/16)
- hyperchromasie: der kernen kleuren donkerder
- onregelmatige vorm
- onregelmatig verspreid (‘geklonterd’) chromatine
- abnormaal grote nucleolen
- mitosen
- toename v mitotische activiteit: nt specifiek vr maligne tumoren; w ook gezien bij bv regeneratie
- asymmetrische (atypische) en bizarre mitotische figuren
- verlies v polariteit = verstoorde oriëntatie v tumorcellen
- andere:
- centrale ischemische necrose (gebrek a zuurstof): als neovascularisatie (nieuwvorming bloedplaatjes) de tumorgroei nt k volgen
- apoptose
- tumorale reuscellen
FOTO’S PAGINA 20-28!!!
1.5.2 groei
- groeisnelheid tumor afh v fractie tumorcellen die zich delen, verdubbelingstijd v tumorcellen en mate en snelheid wrmee tumorcellen afsterven
- groei tumor afh v mate wrin er overmaat is v celproductie ten opzichte v celverlies
- groeisnelheid tumor bepaalt vr belangrijk deel gevoeligheid vr chemotherapie (zie foto’s p 29 en 30!!!)
1.5.3 invasie (= infiltratie)
- benigne tumoren:
- blijven gelokaliseerd groeien op plaats v ontstaan
- vaak aanwh v fibreus kapsel: enucleatie (het verwijderen v enkel de tumor)
kan vaak volstaan als therapie
- maligne tumoren:
- progressieve infiltratie, invasie en destructie vh omgevende weefsel;
- brede resectie is nodig om vrije marges te verzekeren
Bv maligne tumor: ------------------------------------------>
(zie foto’s p 32 en 33!!!)
1.5.4 metastasering
- metastasen = tumorlokalisaties in discontinuïteit met primaire tumor
- ondubbelzinnigheid kenmerk v maligniteit
- drie ‘pathways’
- lymfatische metastasering: langs lymfevaten nr lymfeklieren
- hematogene metastasering (zie verder): langs bloedvaten nr organen op afstand: vaak longen, lever, bot, hersenen…
- directe ‘seeding’ v lichaamsholten en oppervlakten: peritoneale en pleurale metastasen
1.5.4.1 lymfatische metastasering
- vb: metastase v borstadenocarcinoma nr lymfeklier id oksel --------------->