Economie en sociaal werk hoofdstuk 1: Definitie en
begripsafbakening
Wat is economie?
“Economie is de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert als relatie tussen doelen en
schaarse middelen die op verschillende manieren kunnen worden aangewend.”
Bovenstaande definitie is gebaseerd op het ‘homo economicus’ idee. Dit idee komt van de klassieke
economische opvattingen. Eigen aan de klassieke economie is dat mensen rationele keuzes maken.
De homo economicus:
Is een rationeel wezen
Handelt uit eigenbelang
Streeft naar het bevredigen van behoeften met schaarse middelen
Schaarste
= de omstandigheid dat iets in onvoldoende hoeveelheid beschikbaar is
≠ zeldzaam (zeldzaamheid gaat over een absoluut tekort, bv. diamanten zijn in een beperkte
en uitputbare hoeveelheid op aarde)
Relatief, afhankelijk van tijd en ruimte maar ook voorkeuren, zelfbeheersing, … die verschillen
van persoon tot persoon
Voorbeeld relativiteit van schaarste (tijd): vroeger (voor kernenergie) was uranium een afvalproduct van de
goudmijnen, nu hebben we kernenergie waarvoor uranium nodig is waardoor uranium zeer gewild is en erg
duur.
Voorbeeld relativiteit van schaarse (ruimte): in België is de gezondheidszorg niet schaars, in Niger wel door de
recente staatsgreep.
Uitgangspunten klassieke economie
De mens is een wezen met onbeperkt aantal behoeften
De middelen om die behoeften te bevredigen zijn schaars
De economisch handelende mens zal de schaarse middelen zodanig benutten, dat hij zoveel
mogelijk behoeften kan voorzien. De motor van het handelen is eigenbelang
Kritiek op homo economicus
Volgens het homo economicus model worden het gedrag van de consumenten en producenten
verklaard met de theorie van de rationele keuze, maar hier komt meer en meer kritiek op:
1
Economie en sociaal werk samenvatting
, Ontwikkelingen in verschillende wetenschappen (economie, psychologie, sociologie, …)
hebben aangetoond dat menselijk gedrag niet altijd uitgaat van eigenbelang of rationaliteit
Institutionele economie: mensen laten zich ook leiden door instinctieve, biologische, sociale,
culturele, maar ook morele factoren (rechtvaardigheid)
Instinctief/intuïtief
Volgens Daniel Kahneman is menselijk gedrag vaak niet logisch en eerder instinctief/intuïtief. Mensen
zijn niet altijd rationeel en maken veel denkfouten, je kan mensen makkelijk verleiden.
Bv. reclame, nudging, invloed van peers, …
Uit dit idee ontstond een aparte tak van de economie, de gedragseconomie = een studie die wil
inspelen op de denkfouten om zo mensen aan te zetten tot goed gedrag.
Bv. De overheid wil dat je je belastingen tijdig betaalt, i.p.v. een brief te sturen dat je nog 7 dagen de tijd hebt
om te betalen, kan je beter zeggen ‘…% van de mensen heeft zijn belastingen al betaald, wees zoals hen’. De
mens os heel gevoelig aan groepsdruk dus door de groep te betrekken heb je meer kans dat ze de belastingen
tijdig betalen.
Rechtvaardigheid
Volgens Amartya Sen laten mensen zich in hun keuzes leiden door gevoelens van rechtvaardigheid.
De mens is een moreel wezen dat irrationele keuzes gaat maken omdat ze dit rechtvaardiger vinden.
Bv. The ultimatumgame: Jan krijgt €100, maar moet dit delen met Piet. Jan mag zelf kiezen hoeveel hij aan Piet
geeft, maar als Piet weigert verliest Jan de €100. Hoeveel geeft Jan aan Piet?
Theorie van de rationele keuze: winst maximaliseren en kosten minimaliseren. Jan geeft €1 aan Piet en houdt
zelf €99. De veronderstelling is dat Piet dit aanvaardt want €1 is meer dan €0.
Wat gebeurde er in werkelijkheid toen het experiment werd uitgevoerd? Piet krijgt liever niets dan een bedrag
dat als oneerlijk aanvoelde. Door het geld te weigeren, straft hij ook Jan want die verliest zo al het geld. Dit zou
het gevoel van rechtvaardigheid bevredigen. De werkelijke verdeling tijdens de uitvoering van het experiment
was ± €70 voor Jan, €30 voor Piet.
Behoeften
= het aanvoelen van een welvaartstekort en het zoeken naar een concreet middel om in dit tekort te
voorzien.
Soorten behoeften
Individuele behoeften = persoonlijke behoeften die gerangschikt kunnen worden volgens de graad
van noodzakelijkheid.
Primaire behoeften: houden verband met het streven naar zelfbehoud en overleven (eten,
dak boven hoofd, …)
Hogere behoeften: houden verband met ontplooiing (educatie, sport, …) en sociaal leven
(familie, vrienden, …)
2
Economie en sociaal werk samenvatting
, Kritiek op de piramide:
Niet iedereen rangschikt de behoeftes in deze volgorde
Behoeftes zijn afhankelijk van tijd, ruimte, voorkeuren
Figuur 1. Behoeftepiramide van Maslow
Collectieve behoeften = de mens leeft in groep, is een sociaal wezen die behoeften ervaart die enkel
collectief bevredigd kunnen worden: aanleggen van wegen, collectieve zelfverdediging (defensie),
organiseren van onderwijs, … De kosten hiervan worden gedragen door de samenleving, grootste
deel via belastingen. Bij collectieve behoeften spreken we van ‘kiezen is verliezen’, als ervoor wordt
gekozen meer geld te investeren in onderwijs en welzijn, is er minder geld voor andere zaken. Door
de verkiezingen hebben we invloed op waar dit geld naartoe gaat.
Bevrediging van behoeften
Economische behoeften worden bevredigd door:
Economische goederen (stoffelijk)
Economische diensten (onstoffelijk)
Goederen en diensten vragen altijd een vorm van inspanning: arbeid/tijd/geld
Niet economische behoeften worden bevredigd door:
Vrije goederen (regen, zonlicht, …)
Vrije goederen vragen geen inspanning
Bv. Lucht is een vrij goed, we hebben geen inspanning nodig om lucht te krijgen. Naarmate de lucht meer wordt
vervuild, kan het zijn dat mensen moeten betalen voor zuurstofflessen, zuurstofmaskers, … om de lucht te
filteren. Zo wordt lucht een economisch goed: om zuurstofflessen te kopen heb je inspanning nodig (geld), om
de zuurstof in de fles te krijgen heb je ook inspanning nodig (tijd, arbeid).
Kenmerken van behoeften
Zowel aangeboren (nature) en aangeleerd (nurture)
Bv. Kledij: we hebben een aangeboren behoefte om het warm te hebben, maar welke kleren we willen
dragen/mode volgen, is aangeleerd.
3
Economie en sociaal werk samenvatting
, ‘Onbeperkt’ karakter: menselijke behoeften zijn in principe onverzadigbaar. Ze zijn tijdelijk
verzadigbaar (tijd en ruimte) maar herhalen zich (veelvuldig en vermenigvuldigbaar)
Bv. Ik heb honger ik eet iets behoefte is bevredigd. 4 uur later heb ik opnieuw honger, ik heb dus opnieuw
behoefte aan eten.
Zijn te rangschikken maar deze is persoonlijk en onderhevig aan snel wijzigende
omstandigheden (tijd, ruimte, voorkeuren)
Zijn veranderlijk
Bv. Op je 20j heb je andere behoeften dan op je 50j
Waardevrij? Economie draait om vraag en aanbod, elke behoefte die bevredigd wordt zou als
even belangrijk gezien kunnen worden. Het feit dat wij in het westen vooral vragen achter
auto’s, terwijl ze in 3de wereldlanden nood hebben aan elementaire behoeften zoals voedsel
zou op gelijke voet moeten staan (volgens klassieke economie) is een ongelijke verdeling,
voelt niet juist aan
Allocatievraagstuk
Met schaarse middelen de onbeperkte hoeveelheid aan behoeften bevredigen geeft een
keuzeprobleem, het allocatievraagstuk. Allocatie is een synoniem voor toebedelen.
De 4 hoofdvragen van het allocatievraagstuk:
1) Wat moet er geproduceerd worden en in welke hoeveelheid?
2) Hoe moet er geproduceerd worden, welke combinatie van productiefactoren zetten we in?
De 3 productiefactoren zijn arbeid, kapitaal en natuur
3) Waar moet er geproduceerd worden?
4) Wie krijgt welk deel van de productie (nu en in de toekomst)?
De optimale allocatie van productiefactoren vereist:
Technische doelmatigheid: met minimum aan middelen een maximale productie = efficiëntie
Bedrijven focussen op efficiëntie, met zo weinig mogelijk middelen zorgen voor zoveel mogelijk output
Economische doelmatigheid: eindproducten moeten een maximale bevrediging geven =
effectiviteit
Consumenten focussen vooral op effectiviteit
Vb. Fast fashion: fast fashion is een voorbeeld van efficiëntie (korte productiecyclus, goedkope materialen, …).
Fast fashion is niet echt effectiviteit want de kledingstukken gaan niet lang mee.
4
Economie en sociaal werk samenvatting