Orthopedagogiek: Handicaps
College 1: Inleiding
DEFINITIE KLINISCHE ORTOPEDAGOGIEK
= Onder de uitoefening van de klinische orthopedagogiek verstaat men het binnen een
wetenschappelijk onderbouwd orthopedagogisch referentiekader gewoonlijk verrichten
van autonome handelingen die tot doel hebben de preventie, het onderzoeken, het
opsporen, het diagnosticeren, het begeleiden en behandelen van opvoedings-,
ontwikkelings-, leer-, gedrags- en emotionele problemen en de psychosociale gevolgen
ervan bij kinderen, jongeren of volwassenen en hun context.
WETENSCHAPPELIJK ORTOPEDAGOGISCH REFERENTIEKADER
Biopsychosociale verklaringsmodellen
Interactionele, ecologische & systemische kaders
o Interactienele visie: vooral de vraag stellen hoe we de omgeving zo kunnen
vormgeven om ervoor te zorgen dat mensen zo min mogelijk beperkingen
hebben. We denken dus uit systemische en ecologische kaders om ervoor
te zorgen dat mensen optimaal hun plek in de samenleving ten goede
komen.
Praktijk- en handelingsgerichte wetenschap
o Bevorderen van ontwikkelings- en ontplooiingskansen
o Bevorderen van kwaliteit van leven
Ondersteunen van volwaardige participatie
Brede focus op diverse domeinen van ontwikkeling en functioneren
Focus op krachten en competenties
ORTHOPEDAGOGISCHE KIJK OP PERSONEN MET EEN HANDICAP:
Breed zicht krijgen op hun krachten en op hun specifieke ondersteuningsnoden
Zoeken hoe daar vanuit de omgeving een gepast antwoord op kan geboden
worden
Zodat ze zich optimaal kunnen ontplooien, een goede levenskwaliteit kunnen
ervaren en op een volwaardige wijze kunnen participeren in de samenleving.
Pagina 1 van 111
, Orthopedagogiek: Handicaps
ICF KADER
Vertrekt van het algemene idee van gezondheid waarbij de
gezondheid wordt opgesplitst in 3 pijlers.
Gezondheid: fysieke en mentale gezondheid
o Lichaamsfunctioneren en structureren: de
gezondheid van mensen komt soms in het gedrang
doordat er in lichamelijke structuren een stoornis of
afwijking is.
o Activiteit: Belemmeringen ondervinden in
dagelijkse activiteiten (leren, taken uitvoeren,
communicatie, zelfzorg, gedrag,…)
Bv. Rugletsel: ondervindt belemmeringen in het bewegen.
Niet elke stoornis moet tot een belemmering leiden (iemand die
slecht ziet maar een bril draagt ondervindt geen beperkingen meer
in het functioneren)
Geen – licht – matig – ernstig – volledig
o Participatie: deelname aan het maatschappelijk leven (arbeid, vrije tijd,
onderwijs,…)
Participatieprobleem of handicap: moeilijkheden ervaren in de
deelname aan het maatschappelijk leven (geen, licht, matig,
ernstig, volledig) de omgeving is ondersteunend of beperkend.
o Omgevingsfactoren: Kan bevorderende of belemmerende invloed
hebben op functioneren, activiteit en participatie doel = levenskwaliteit
verhogen
o Persoonlijke factoren: Kan bevorderende of belemmerende invloed
hebben op functioneren, activiteit en participatie.
Leeftijdsgerelateerde factoren
Voorgeschiedenis
Persoonskenmerken
Niet meer spreken in termen meevan neurodiversiteit. Het brengt een waardeoordeel.
Het lijkt alsof deze mensen dan minder kunnen etc.
PEOPLE FIRST LANGUAGE
Stoornissen verschillen in hoe personen ze ervaren = veerkracht
Belang van people first language (‘persoon met een handicap’)
o MAAR paradigmawisseling: neurodiversiteitsparadigma
Autisme is een manier van denken
Ze moeten niet ‘normaal’ worden gezien
Autisme accepteren
Wél nog hulpverlening want interactieproblemen
DUS language matters
DEFINITIE VAPH
Handicap = elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te
wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische,
lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten, en
persoonlijke en externe factoren.
Pagina 2 van 111
, Orthopedagogiek: Handicaps
College 2: H1 Onderkennen, verwerken en
aanvaarden
DEEL 1: OUDERSCHAP ONDER DRUK
Niet omdat er een beperking aanwezig is dat het ouderschap onder druk staat, niet alle
problemen die we gaan zien doen zich voor in alle gezinnen, ze zijn ieder uniek
VIDEO PUCK:
Ouders geven signalen maar deze lijken niet opgepikt te worden door de
hulpverlening
Ouders ontkennen in het begin een beetje dat er iets mis is
Ze wisten dat er iets aan de hand was maar ze wilde het niet weten, hebben het in het
begint ontkend
Puck deed niets: ze weende niet, keek je niet aan, …
ERVARINGEN VAN OUDERS:
Periode van onderkenning
o De periode waarin er iets is, aanvoelen dat er iets is maar ze ontkennen het
nog pas na 9m naar een arts gaan
o Kan een korte periode zijn of zelfs onbestaand
NIP-test of complicaties tijdens de geboorte kan al voor de geboorte
voorspellen of vermoeden of er iets is
o Sommige mensen ontdekken geleidelijk dat er iets aan de hand is
o DUS periode kan zeer lang of kort zijn en de twijfels en onzekerheid kan
terugkomen in een latere levensfase.
o Twijfel <-> hoop = een tweestrijd: je ontkent het nog maar wilt ook wel
weten wat er aan de hand is
Diagnosemededeling
o Dubbelheid: hoop dat het ontkent wordt, hoop dat het bevestigd wordt en
er iets aan gedaan
kan worden
o Vaak als negatief ervaren: bij de diagnose was er vaak veel negativiteit ‘u
kind kan nooit dat of dat’
Het wordt ook te indirect meegegeven, vaak tussen de lijnen
belangrijk dat het
op een open en eerlijke manier gebeurt.
o Benadrukken dat deze boodschap ook positief kan meegegeven worden en
toekomstperspectief meegeven
o Ouders geruststellen dat er veel ondersteuningsmogelijkheden zijn
Reacties op de diagnose
Pagina 3 van 111
, Orthopedagogiek: Handicaps
o Eerste reactie is vaak heel heftig (‘ik wou dat dit kind niet geboren was’ en
dat kan als naasten heel heftig binnenkomen want zo iets zeg je niet) maar
het is toch een normale reactie omdat je door die emoties overspoeld
wordt (ouders moeten hun gevoelens uiten en erkenning aan geven)
Empathie, ruimte en begrip zijn begrippen in de diagnostiek waar er
aandacht aan gegeven moet worden.
o Het is normaal dat ouders heftige reacties kunnen geven → vaak voelen ze
zich achteraf schuldig hierom
o Negatieve visie op beperking in de samenleving en ouders dragen dit vaak
met zich mee
o <- -> brussen hebben dit kader nog niet dus ze gaan er spontaner mee om
o Maar iedere ouder heeft natuurlijk een verschillende reactie
Verwerking
o Ouders krijgen een diagnose maar daarna worden ze een beetje aan hun
lot overgelaten, sommige vinden snel goede hulp maar sommige ook niet.
o Na een tijd gaan ouders op een positieve manier kijken, ze gaan hun kind
leren kennen en dingen kunnen herkaderen.
o Invloed van de omgeving: de omgeving denkt heel negatief over een
handicap etc.
o Ze hebben contact met lotgenoten, ondersteuning,...
o Sommige koppels groeien naar elkaar maar sommige hebben ook een té
verschillend verwerkingsproces → dus dit kan ondersteunend zijn of net
niet.
o De ervaring van samen te leven en ouder te zijn dan je kind kan ervoor
zorgen dat je negatieve verwachtingen die je had ontkrachten door samen
te leven met je kind.
THEORETISCHE MODELLEN
1) STAPPENMODEL IN HET ROUWPROCES:
Reacties van mensen in rouw gaan bepalen
Ouders gaan rouwen om het verlies van de verwachting of de droom van een
normaal kind
Verschillende emotionele stadia / stappen in het rouwproces
o Shockfase → heftige emotieperiode (normaal!) → enkele dagen tot weken
Emotionele desorganisatie: verwarring, verlamming, ongeloof,
irrationale reacties
Duurt geen maanden
Hulpverlening: Sympathie en emotionele steun betonen
o Reactiefase → ouders voelen veel (negatieve) emoties, gevoel van falen →
duurt een langere tijd maar kan zich afwisselen met betere perioden
Expressie van zeer diverse gevoelens: verdriet, leed, depressie,
ontgoocheling, angst, agressie, ontkenning, schuld, schaamte,
gevoel van falen, afweer, verlies van eigenwaarde, bitterheid,
onzekerheid, machteloosheid, …
Er is meer variatie in emoties
Hulpverlening: Luisteren, niet be- of veroordelen, helpen
verwoorden, begrip, opbrengen, eerlijk en open zijn
Pagina 4 van 111