Politiële en gerechtelijke organisatie
Thema 1: Politie
Deel I: Opsporing
1. Korte geschiedenis van het Belgische politiewezen
1.0 Inleiding
Rode draad doorheen de politiegeschiedenis:
1. Een politiebestel gekenmerkt door een grote verscheidenheid enerzijds en een onevenwichtige ontwikkeling
anderzijds.
- Verscheidenheid -> verschillende politiediensten (complex geheel)
- Voordelen: heel lokaal, dichtbij de burgers
- Nadeel: moeilijk te coördineren
- Onevenwichtige ontwikkeling -> de ene kan meer groeien, de andere blijft kleiner (bvb. grote groei
rijkswacht)
2. Spanning tussen centrale aansturing enerzijds en lokale (gemeentelijke) autonomie anderzijds.
- Lokale overheid (aangestuurd door burgemeester die macht wil behouden) <-> nood aan centrale
aansturing voor coördinatie
3. Spanning tussen streven naar efficiëntie en effectiviteit in politieoptreden enerzijds en legitimiteit en
democratische controle anderzijds.
4. Diverse politie-instanties met eigen ontwikkelingsdynamiek die samen de politiezorg moeten verzorgen,
maar hoe?
1.1 De Franse en Hollandse erfenis (1794-1830)
De Franse Tijd (1794-1814):
- Belgisch politiebestel zal nog lang (tot aan de hervorming) de kenmerken van het Franse model hebben
- Frans model:
- De burgerlijke republiek (1794-1799): politie hoort herkomst te vinden in burgerij (rijke stedelingen)
- Het militair Napoleontisch regime (1799-1814): “politiestaat” gericht op openbare orde en politieke
informatie
- Politiestaat: samenleving waar politie een instrument is v/d overheid, gebruikt voor behoud
macht overheid
Kenmerken:
- Militarisering (discipline en hiërarchie -> gendarmerie)
- Centralisering: uitbouw gendarmerie en nationale wetgeving
- Centralisering = heel duidelijke, centrale aansturing vanuit de staat
- Uitvoerende macht (ministerie van politie) oefent controle uit (niet de rechterlijke!!)
- Invoering onderscheid tussen administratieve en gerechtelijke politie (heden ook nog zo!)
- Onderscheid:
Administratieve (bestuurlijke) politie Gerechtelijke politie
- Openbare ordehandhaving - Opsporen van misdrijven, vaststellen,
- Voorkomen van misdrijven en bewijzen verzamelen
- Obv politieregelementen - Misdadigers voor het gerecht dagen
Preventief - Wie?: politiecomissarissen, veld- en
boswachters, vrederechters,
luitenanten en kapiteins gendamerie
repressief
- Joseph Fouché en de idée van de ‘haute police’ (politieke inlichtingen)
- = minister van Algemene politie
1
, - Oprichting Police Secrète (openbare veiligheid)
- Taak: inwinnen, analyseren en gebruiken van inlichtingen dmv informanten
en infiltranten
- Reden: nood aan verzameling politieke informatie
- Politie wordt instrument voor machtshebbers om samenleving in het oog te houden
(<-> police base: focus op criminele inlichtingen)
- Verscheidenheid (3 soorten)
- Corps de la Gendarmerie Nationale (1798-1809)
- daarna ‘Gendarmerie Impériale’ (elitekorps)
- ‘Police municipale’ (vanaf 1789):
- Vooral lokaal (soort gemeentepolitie zoals heden)
- vlot en veilig verkeer, openbare rust bewaken, treffen van maatregelen bij brand…
- Administratieve en gerechtelijke taak
- Politiecommissarissen en gemeentelijke veldwachters
- Belangrijke rol voor lokale overheid: burgemeester!
- ‘Garde Nationale’ (opgericht tussen 1800 en 1810):
- voorloper burgerwacht
- taken: openbare orde en grens/kustbewaking
voordelen systeem: specialisering
nadelen systeem: slechte communicatie en samenwerking en concurrentie
De Hollandse tijd (1815-1830):
- tegenreactie Frans systeem: bestel wordt overgenomen, maar in mildere vorm -> afzwakking v/d politiestaat
- toch: handhaving van idee van ‘haute police’
- politieorgansiatie
- Maréchaussée
- = gendarmerie, maar de term werd vervangen (beladen)
- werd centrale korps in de Nederlanden
- Gemeentelijke politie
- commissarissen en veldwachters
- Toename gemeentelijke autonomie van 1815 (maar weer afzwakking v.a. 1825)
- Burgerwacht of ‘schutterij’
- = samenkomen van burgers -> professionalisering en militarisering
- Gebaseerd op ‘Garde Nationale’
1.2 De eerste fundamenten van een nationaal gecentraliseerd politiesysteem (1830-
1885)
De eerste fundamenten van een Belgisch politiebestel:
- 1830: Belgische onafhankelijkheid -> naar een sterke, gecentraliseerde staat met gemeentelijke autonomie
- 1831: grondwet
- Gemeente autonomie bewaard
- Provincial autonomie verdwijnt
- Unitaire staatsstructuur: uitgerust met administratief en gerechtelijk apparaat
- 2 helft 19e eeuw: industriële ontwikkeling
e
- Industriële crisis tussen 1873 en 1885: disciplinering van werkende klasse
- “werkmansboekje”
- Verbod op vereniging
- Stakingen en sociale onrust (nood aan sterk politieapparaat)
Belangrijke tijd voor het Belgisch politiebestel
Vele bouwstenen voor het huidig politioneel bouwwerk werden toen aangedragen
2
,Weerstand tegen gecentraliseerd politiemodel:
diversiteit aan politiediensten, 1 lokaal korps en 3 gebaseerd op militaire korpsen: gendarmerie, leger en
burgerwacht + openbare veiligheid
1. De ‘Gendarmerie nationale’
- November 1830: ontbinding Maréchaussée, vervangen door ‘Gendarmerie nationale’.
- Aanvankelijk kleine rol op vlak van ordehandhaving, vooral veiligheid op het platteland
- Aantal manschappen blijft beperkt (± 1200 begin, 2000 in 1883)
- Strikte discipline
2. Het leger
- Doel: sociale onrust handhaven -> belangrijkste instrument v/d openbare orde
- ‘binnenlandse’ ordehandhaving (optreden n.a.v. stakingen, protesten, ...)
3. De burgerwacht
- Decreet oktober 1830: burgerwachten georganiseerd op gemeentelijk niveau
- Vooral werkzaam in de steden: initiatief van de burgerij, vanuit wantrouwen
- In loop van 19e eeuw zal zijn rol geleidelijk aan uitgespeeld geraken
4. De Lokale/Gemeentepolitie (grootste korps)
- Veldwachters (kleine steden) en veldpolitie (grotere steden)
- ‘Ruraal’ België met landelijke politie (veldwachters) in kleinere gemeenten en (bekritiseerde)
gemeentepolitie in grotere gemeenten
- Gemeentewet 1836: burgemeester krijgt algemene politiebevoegdheid (bestuurlijke politie) en kan
preventief beleid ontwikkelen
- Taak: politiereglementen toepassen (herbergen, vreemdelingen, bedelaars,..)
Eerste pleidooien voor afzonderlijke gerechtelijke politie
- 1871: eerste voorstellen door magistraten Prins en Pergameni tot hervorming -> er moet een
autonome gerechtelijke politie komen
- 1872: oprichting speciale afdeling voor gerechtelijk werk te Brussel, maar terug afgeschaft in
1880 (budgettaire redenen)
- Voorlopig zonder resultaat (↔ gemeentelijke autonomie)
5. Oprichting openbare veiligheid
- 1830: einde van ‘haute police’, maar toch behoud openbare veiligheidsdienst
- Bevoegdheden zullen pas in 1998 bij wet worden vastgelegd!
1.3 De verhoogde militarisering van een nationaal systeem van openbare orde
(1886-1914)
Eind jaren 1880 eerder somber beeld van de politie:
- “alle politiediensten zijn gebrekkig, zowel door hun aantal, als door de kwaliteit van de agenten”
- Kwantitatief en kwalitatief
Periode van…:
- Verhoogde militarisering; Periode van sociale onrust en beroering; Grootschalige stakingen, dodelijke
slachtoffers. Algemeen stemrecht; Politieke polarisatie: oprichting ‘Belgische Werklieden Partij’ (1885).
- Politiek van het ‘sociaal verweer’
- Versterking van het politieapparaat (vooral gendarmerie maakt opgang)
- Sociale wetgeving
Periode van onrust: investeren in politieapparaat (Gendarmerie nationale krijgt versterking)
3
, De verschillende politie-instanties, een relatief stabiel politiebestel:
- Algemeen: tot WOI is belangrijkste inzet van politie openbare ordehandhaving (veiligheid en
criminaliteitsbestrijding zijn geen prioriteiten)
- Politie = instrument om werkende klasse in bedwang te houden -> periode van grote sociale onrust
1. De gendarmerie (eind jaren 1880 ruim 2.000 manschappen)
- In het begin bescheiden rol in openbare orde
- Opmars door openbare ordeproblemen -> gendarmerie wordt grootste openbare ordehandhaver!
- Kritiek op: optreden (vooral nieuwe rol politieke infoverzameling), militarisering en brutaal optreden
- Zet in op opleiding en professionalisering -> reorganisatie 1889: brigades, mobiel eskadron (reactie
op kritiek)
2. Het leger
- Taak: openbare ordehandhaving en burgerlijke bescherming mbt stakingen en manifestaties
- Geleidelijk aan naar de achtergrond t.v.v. gendarmerie
3. De burgerwacht
- Taak: openbare ordehh
- Op terugweg en verdwijnt van het toneel na toenemende kritiek (weinig efficiënt)
4. De landelijke politie (blijft gelijk)
- 1886: nieuwe ‘code rural’ (invoering veldwetboek: min 1 veldwachter per gemeente), maar toestand
blijft quasi ongewijzigd
- Taken veldwachter: “waken over behoud van de eigendommen, de oogsten en de vruchten van de
bodem, uitvoering wetten en verordeningen, handhaving van de orde en rust in de gemeente
- Nog grotere impact v/d burgemeester (bevestiging bevoegdheid over veldwachter) (wel meer macht)
5. De gemeentepolitie
- Uitbreiding en verbetering organisatie in de belangrijke gemeenten
- Specialisatie en taakverdeling -> investeringen
- Groeiende impact van burgemeester: enkel de burgemeester staat in voor politiereglementen en –
wetten (niet langer de gemeenteraad!!)
6. De gerechtelijke politie
- Debatten zetten zich verder -> weerstand blijft
- angst voor ‘staatspolitie’ en gemeentelijke autonomie -> Franse tijd
- voorlopig zonder resultaat + ook vraag naar wetenschappelijke politie
7. Openbare veiligheid in diskrediet
- Activiteiten blijven tamelijk heimelijk
- Bvb. zaak ‘Pourbaix’: provocatie door lid openbare veiligheid bij betogingen (gebruik dynamiet)
- Provocateurs mengen zich tijdens betogingen onder arbeiders en werden betaald door de
Openbare Veiligheid
- tijdelijk budgetten gekort (tijdelijk wegens terroristische dreiging)
schandalen
1.4 De versterking van een nationaal en gemilitariseerd politiebestel (1918-1940)
Maatschappelijke situatie:
- Aanvankelijk (jaren ‘20): wederopbouw, economische bloei (na WOI)
- Jaren ’30: economische wereldcrisis.
- Interbellum gekenmerkt door sociale onrust, politieke instabiliteit en opmars van extremistische partijen
De verschillende politie-instanties: (veranderingen door toename extremisme)
1. Gendarmerie (groei)
4