Samenvatting Rechtsfilosofie
Les 1: Situering rechtsfilosofie
Intern perspectief
▪ Recht continu aanwezig: Recht is altijd en overal in het dagelijks leven aanwezig.
▪ Praktische interactie: Mensen komen dagelijks in contact met het recht, bijvoorbeeld door
regels na te leven. Al dan niet bewust.
▪ Ervaren door deelname: Recht wordt ervaren door actief deel te nemen aan het
maatschappelijk leven, zoals het betalen van belastingen of het sluiten van contracten.
▪ Eenheid & zelf-evidentie: Het recht lijkt één geheel te vormen en is vaak vanzelfsprekend
voor degenen die eraan deelnemen, zonder dat het altijd expliciet wordt bevraagd.
▪ Analyse van binnenuit: Het recht wordt bestudeerd en begrepen vanuit het perspectief van
degenen die deel uitmaken van het rechtsstelsel.
▪ Denken als jurist: Juristen benaderen het recht systematisch en met oog voor interne logica.
▪ Juridische taal: De specifieke taal en terminologie van het recht vormen een cruciaal
onderdeel van hoe het wordt begrepen en toegepast.
▪ Institutionele context: Het recht functioneert binnen een vastgestelde structuur van
instituties zoals rechtbanken en wetgevende organen, die het kader bieden voor de werking
van het recht.
Extern perspectief: Grondslagen
,❖ Structuur & principes => In externe rechtsfilosofie worden structuur & principes van recht van
buitenaf onderzocht. Richt zich op de grondslagen van het rechtssysteem, waarbij kritisch
wordt gekeken naar de fundamenten die het juridische denken & handelen sturen.
→ Rechtstheorie: Onderzoekt fundamentele structuur van het recht: hoe wetten zijn
opgebouwd & welke beginselen (zoals rechtvaardigheid & gelijkheid) hieraan ten
grondslag liggen. Vragen zoals: hoe functioneert het recht? En waarom is het op een
bepaalde manier georganiseerd?
1. Bronnen & beginselen: recht is gebaseerd op bepaalde bronnen (zoals wetten,
verdragen, ...) & ethische beginselen. Externe perspectief onderzoekt welke
bronnen als legitiem worden beschouwd & hoe deze door de maatschappij en
staat worden gevalideerd.
2. Rechtsmethodiek: Manier waarop recht wordt geïnterpreteerd & toegepast. “”
analyseert de methoden die juristen gebruiken, zoals interpretatieregels &
procedures voor rechtsvinding. Waarom bepaalde methoden worden gebruikt.
3. Juridische argumentatieleer: Hoe juridische argumenten worden opgebouwd &
gestructureerd.
4. Rechtstaalbeheersing: Specifieke taal die in recht wordt gebruikt. Extern wordt
gekeken naar de impact van deze taal op de toegankelijkheid van het recht en de
relatie tussen juridische taal en macht.
=> RATIONALITEIT: Verwijst naar het vermogen om logisch en systematisch te denken en te
handelen op basis van redenen en feiten. In de context van het recht en de rechtsfilosofie
betekent rationaliteit het gebruik van redelijke en goed beargumenteerde methoden om
beslissingen te nemen, regels te interpreteren en rechtvaardigheid na te streven.
❖ Historische context => Verwijst naar de tijdsgebonden omstandigheden waarin recht ontstaat
& functioneert. Gaat om invloed van historische gebeurtenissen, maatschappelijke
ontwikkelingen, & politieke veranderingen op het rechtssysteem.
→ Rechtsgeschiedenis: Studie van de ontwikkeling van het recht door de tijd heen. Het
onderzoekt hoe wetten, juridische instellingen & ideeën geëvolueerd zijn, & biedt inzicht in
hoe het huidige recht is gevormd door het verleden.
=> TEMPORALITEIT: Dit verwijst naar de tijdsgebonden aard van het recht. Het recht
verandert en evolueert naargelang de tijd, en juridische normen en regels zijn vaak een reflectie
van de specifieke historische periode waarin ze ontstaan.
❖ Sociale realiteit => Dit verwijst naar de feitelijke omstandigheden en de manier waarop
mensen in de samenleving leven, werken, en met elkaar omgaan. Het recht functioneert
binnen deze realiteit en wordt door sociale dynamieken beïnvloed.
→ Rechtssociologie: Dit is de studie van de relatie tussen recht en samenleving. Het
onderzoekt hoe juridische systemen en regels functioneren in de praktijk, hoe ze door de
samenleving worden ervaren, en hoe sociale veranderingen het recht beïnvloeden.
=> WERKELIJKHEID: In juridische context verwijst dit naar de praktische toepassing van recht
in de echte wereld, buiten theoretische kaders. Het focust op hoe wetten in de praktijk worden
nageleefd, gehandhaafd en ervaren door individuen en groepen.
, ❖ Functie, kenmerken & geldigheid
→ Functie: Recht reguleert gedrag, bevordert sociale orde en lost conflicten op
→ Kenmerken:
▫ Normativiteit: Bevat gedragsnormen
▫ Dwingendheid: wordt afgedwongen door autoriteiten
▫ Algemeenheid: Geldt voor iedereen
▫ Systematisering: Organisatie van regels
→ Geldigheid: Normen zijn geldig als ze legitiem zijn vastgesteld, voldoen aan hogere normen
en worden geaccepteerd door de samenleving
=> NORMATIVITEIT: Geeft aan dat het recht verplichtingen en gedragsverwachtingen
oplegt aan individuen
Noodzaak van het recht
Noodzaak van het recht => Ordening van de samenleving
=Hoe komen conflicten tot stand & hoe deze tegengaan/ oplossen? => 4 zaken die moeten aanwezig
zijn, alle 4.
1. Veelheid: Verschillende personen nodig
2. Diversiteit: Die personen hebben andere doelen, andere levensplannen, willen iets anders doen
met bepaalde goederen.
3. Schaarste: Als er geen schaarste is, is er ook geen conflict => Belangrijkste goederen zijn wel
schaars (bv.: productiemiddelen, geld, ...)
4. Vrije toegang: Wanneer er toegang is tot die schaarse middelen door die personen die er iets
anders mee willen doen => Conflict.
→ A & B zijn 2 personen & hebben vrije toegang tot schaarse middelen & willen daarmee iets
anders doen.
→ Diversiteit: Ze hebben andere plannen met zelfde schaarse goederen, ze hebben vrije toegang
=> Er ontstaat rechtstreeks een conflict.
Hoe oplossen? Je kan telkens 1 oorzaak weghalen en dan is het conflict opgelost of zal het zich niet
voordoen.
❖ Eenheid: Veelheid kan worden opgelost door eenheid, je schakelt mensen samen in collectiviteit
=> Die collectiviteit is 1 iemand (Bv.: de leider, partij, ... die beslist wat er gebeurt met schaarse
goederen.)
, ❖ Consensus: gaat vaak samen met eenheid => Idee dat levensplannen worden gelijkgeschakeld,
iedereen heeft zelfde idee, om samen te doen, met het schaarse goed => Toestemming nodig van
iedereen.
❖ Overvloed: Schaarste aanpakken door overvloed => Enerzijds zorgen dat mensen zich focussen op
meest essentiële zaken, de vraagzijde beperken. OF de aanbodzijde gaan maximaliseren
(=Inzetten op massaproductie, zo veel mogelijk middelen creëren.)
❖ Recht: Zal als enige overblijven als niet-utopisch => Recht is een praktische/ haalbare manier om
conflicten en sociale orde te reguleren => Recht is dus minder utopisch, het is geen perfecte
oplossing, maar werkbaar systeem om conflicten te beheren en orde te handhaven in een
imperfecte wereld.
=> IDEAAL: Mocht overvloed bestaan
❖ Geen conflict meer, schaarste wordt opgeheven.
❖ MAAR: Overvloed is onrealistisch/ problematisch
▪ Je zal dat nooit perfect gaan kunnen realiseren, omdat als er meer zaken zijn, mensen meer
zouden willen doen met die zaken/ andere doelen hebben.
▪ Mensen zijn zelf schaars => We hebben elkaar nodig om doelen te realiseren, bv.: via relaties
=> Je krijgt die zaken niet weg met overvloed.
Utopie
❖ Inspiratie:
1. Plato: De Republiek (380 v. Chr.)
= Voor twee andere mogelijke oplossingen (eenheid & consensus), kan je teruggaan naar
“politeia”, de republiek van Plato als inspiratie.
▪ Plato zegt dat je de samenleving moet ordenen via 3 categorieën mensen: werkers,
wachters & filosofen (=die dan wijsheid hebben) & Koning filosoof besliste dan wat er
moest gebeuren, welke functie iedereen had & welke relaties mochten worden
aangegaan.
→ Eenheid & consensus van bovenaf opgelegd, door de persoon die moed & wijsheid het
best in zich verenigt.
→ Dus in Plato’s utopische stadstaat stond rechtvaardigheid centraal, waren eenheid en
consensus vanzelfsprekend & wordt het recht als overbodig gezien omdat burgers
volgens de rede en deugd handelen.
2. Christelijke Heilsgeschiedenis: Augustinus: “Over de stad Gods” (426)
▪ Twee steden: De stad van God (perfect en rechtvaardig) en de aardse stad (onvolmaakt en
zondig)
▪ Het recht in de aardse stad is nodig om orde te handhaven in een gebroken wereld.
3. Thomas More: Utopia (1516)
▪ Beschrijving van een perfecte samenleving zonder sociale ongelijkheid => Hier lijkt het
recht overbodig door de harmonie tussen mensen, maar dit blijft een theoretisch ideaal =>