1.
GRONDSLAGEN
Hoofdstuk 11-17
,Hoofdstuk 11
11.1.1 context en omgeving
De verschillen
omgeving context
Externe en fysieke omgeving Verscheidenheid aan onderling
samenhangende omstandigheden
Omgeving = zichtbaar Context is minder zichtbaar
Directe invloed op de activiteiten Indirecte invloed op de activiteiten
11.1.2 fysieke omgeving
Natuurlijke omgeving Gebouwde omgeving
Geografische kenmerken, planten, Gebouwen, meubels, apparaten
dieren, niet materiele aspecten bv.
boslucht
Dingen die er zijn door de natuur Dingen die mensen er hebben
geplaatst
11.1.3 sociale omgeving
= alle mensen rondom jou, alle relaties die we aangaan met personen,
organisaties en gemeenschappen
- Familie
- Buren
- Gezin
- Kennissen
- Collega’s
bij sommige mensen is dit groter dan bij anderen, de ET moet ervoor
zorgen bij een klein netwerk dat dit groter wordt.
- Sociale omgang gerelateerd aan fysieke omgeving,
maatschappelijke en culturele context
11.1.4 culturele context
Dagdagelijkse dingen = alles die past in de cultuur van een persoon
( etniciteit)
- Gewoonte
- Overtuigingen
- Activiteitspatronen
- Normen en waarden
Alles wordt doorgegeven aan de volgende generaties
1
, Elke dagdagelijks iets kan door elke cultuur anders worden uitgevoerd
11.1.5 virtuele context
= op andere wijze dagdagelijkse dingen uitvoeren
Vb. fietsen door de stad op een hometrainer met een scherm voor je
= interactie tussen personen en technologie tablets, smartphones en
andere technologische middelen
11.1.6 temporele context
= Tijdskader waarbinnen iets gebeurt
- Tijdsbeleving= betekenisvol duur en ritme van activiteiten
- Levensfase waarin persoon zich beving
o De tijd
o De dag
o Het jaar
Vb. vaste ochtend routine hebben
7u opstaan, 7u 10 ontbijten, 7u 30 tanden poetsen, …
Routines= structuur geven aan de dag
Jaarlijks terugkerende gebeurtenissen= kerst, pasen,…
11.1.7 context en ergotherapie
Invloed van context op uitvoering activiteiten omgeving afstemmen op de
verwachte activiteiten.
Zorgen dat iemand met concentratieproblemen in een rustige
ruimte kan zitten zonder veel afleiding. Zo kan hij/ zij beter zijn
2