BTW-WETGEVING
Deel 1: Algemene inleiding
Situering
̶ Fiscaal recht - Indirecte belasting
Federale belasting
- deel afstaan aan Europa (0,30% van geïnde btw)
- nadenken bij invoering regionale belastingen,
waarover mee belasting wordt geheven !!
(Anders wordt indirect de federale kas gespijsd door een politieke
beslissing, waarvan de gevolgen aan het regionale niveau worden
toegerekend
Overdrachtsbelasting
̶ Basis voor het heffen van de btw =
de ‘overdracht’ van goederen onder bezwarende titel
het verrichten van diensten onder bezwarende titel
( alles wat geen levering van een goed is, is een dienst)
̶ Vroegere stelsel
Ø Vanaf 1921 tot 31 december 1970
Ø Vindplaats: Wetboek van de met de zegel gelijkgestelde
taksen
Ø Diverse taksen
Overdrachtstaks bij verkoop
Factuurtaks voor welbepaalde diensten
1
, Ø Cumulatieve werking = cascadetaks
Voorbeeld: vroegere stelsel
Het cascadestelsel cumuleert de verschillende betaalde belastingen,
indien in een keten diverse ondernemers achtereenvolgens voor elkaar
een prestatie leveren.
-A (als groothandelaar) levert een goed aan B en vraagt een prijs van
1000, Hierop wordt een belasting van 7 % geheven, zodat B in totaal
1,070 aan A moet betalen.
-B (als verantwoordelijke voor de regio West-Vlaanderen) verkoopt
de door hem aangekochte goederen verder door aan tussenhandelaar C
en wil 1,000 winst maken.
Daarom kijkt hij naar zijn aankoopprijs (1,070) en voegt hier nog eens
1,000 aan toe.
Hij vraagt aldus van C 2,070, waarop opnieuw een belasting van 7 % wordt
geheven, zodat C in totaal 2,215 aan B moet betalen.
-C (als tussenhandelaar) verkoopt de goederen door aan een lokale
winkelier (D) en wil 2,000 winst maken.
Daarom kijkt hij naar zijn aankoopprijs (2,215) en voegt hier nog eens
2,000 aan toe.
2
, Hij vraagt aldus van D 4,215, waarop opnieuw een belasting van 7 %
wordt geheven, zodat D in totaal 4,510 aan C moet betalen.
-D (als winkelier) verkoopt de goederen aan de finale consument (E)
en wil 4,000 winst maken.
Daarom kijkt hij naar zijn aankoopprijs (4,510) en voegt hier nog eens
4,000 aan toe.
Hij vraagt aldus van E 8,510, waarop opnieuw een belasting van 7 %
wordt geheven, zodat E in totaal 9,106 aan D moet betalen.
Aldus werd in totaal 1,106 (70 + 145 + 295 + 596) aan taksen betaald, die
de ontvangers niet voor zich mogen houden, maar moeten doorstorten
aan de Schatkist.
De totale winst die werd gemaakt door alle partijen gezamenlijk (A, B, C
en D) bedraagt 8,000,
Indien er geen tussenpartijen waren en A de volledige winst zelf zou
behalen op de verkoop aan de consument onder verder identieke
voorwaarden zou 7 % belasting zijn geheven op een winst van 8,000. Dit is
een totale belastingschuld van 560.
Indien evenwel de keten wordt doorlopen (zoals op vorige slide toegelicht)
wordt 546 extra aan taksen geheven, zonder dat hier voor iemand
bijkomende winsten zijn.
3
, ̶ Nadelen van het vroegere stelsel
Ø Niet neutraal:
‒ Hoe meer leveringen, hoe groter de belastingdruk
‒ Ondernemingen met verschillende handels- of
productiestadia (geïntegreerde ondernemingen) werden
bevoordeeld tov KMO-bedrijven
Ø Niet doorzichtig:
‒ Belastingdruk was verschillend naargelang de lengte van
de productie- en distributieketen
‒ Berekening bedrag taksen in totale prijs van het product
was onmogelijk
Dubbel nadeel op vlak van het internationaal handelsverkeer
– Bij invoer = Compenserende taks
– Bij uitvoer = Forfaitaire ontheffing van de
opgestapelde taksen
*Als C de invoerder zou zijn vanuit buitenland, zou C een bepaalde prijs
vragen.
Vermits op de prijs van A aan B en op de prijs van B aan C per
hypothese nog geen belastingen geheven zijn, wordt dit ook niet
doorgerekend in de keten.
Aldus heeft per hypothese B 1,000 betaald aan A en heeft C 2,000 betaald
aan B.
Om een zelfde winst van 2,000 te realiseren zou C bijgevolg slechts
4,000 moeten vragen aan D (ipv 4,215).
Een buitenlander (C) kan bijgevolg goederen goedkoper aanbieden op
4