Marktonderzoek en -analyse
Hoofdstuk 1: proportionaliteit
1. proportionaliteit
Proportionaliteit ≠ representativiteit!
Proportionaliteit
o Verhouding in de totale groep = verhouding in de deelgroep (voor bepaalde
eigenschappen)
o = hoe de samenstelling van een groep is onderverdeeld in subgroepen.
Vb. bevolking, klassen, …
Vb. man/ vrouw, leeftijd, … kan je in onderverdelen.
Disproportionaliteit
o Verhouding in de totale groep ≠ verhouding in de deelgroep (voor bepaalde
eigenschappen)
o = de verhouding van de steekproef is dus niet gelijk aan de verhouding van de
populatie.
Proportionaliteit vs. disproportionaliteit
o Er is geen goede of slechte → het hangt af van je onderzoek welke van de 2 je wil.
o Voorbeeld:
Je doet een onderzoek in de lingerie winkel en gaat mannen en vrouwen
bevragen.
Hier wil je disproportionaliteit in het onderzoek tov de totale bevolking → want
je gaat waarschijnlijk 90% vrouwen onderzoeken en maar 10% mannen.
De bevolkingsdichtheid is dus niet zo samengesteld.
Maar het is belangrijk dat je het hier doet in het onderzoek, want
anders kloppen de resultaten niet.
o Voorbeeld:
Halen mannen betere punten of vrouwen?
Hier wil je proportionaliteit in het onderzoek tov de totale bevolking → want je
gaat waarschijnlijk 50% vrouwen onderzoeken en ook 50% mannen.
Want er gaan zowel mannen als vrouwen studeren, dus moet je beide
bevragen.
We willen dus niet altijd proportionaliteit!
Wat we wel altijd gaan willen is representativiteit → want als we dit niet hebben kan het
onderzoek al stopgezet worden. (zie later)
1
,1.1 voorbeeld oefening
We doen een onderzoek in een warenhuis.
We willen weten of de bezoekers die van het warenhuis naar de speelgoedafdeling gaan
proportioneel verdeeld zijn.
De steekproef gegevens die we krijgen:
Stap 1: kolomprocenten (geel)
o We gaan onze bezoekers op 100 uitzetten, om te zien hoeveel % van elke categorie
aanwezig is.
= 10,71%
Er zijn dus 10,71% mannen van de bezoekers van het warenhuis.
o Je kan hiermee dus zien wie het meest aanwezig was in het warenhuis, en dat zijn de
vrouwen met 78,84%
o Het totaal is altijd 100% als je het optelt.
Het kan door afronding wel 100,01 zijn, maar vanaf 98 of 102 ben je fout!
Altijd afronden op 2 cijfers.
Stap 2: rijprocenten (oranje)
o Dit geeft een beeld over de combinatie warenhuis en speelgoedafdeling.
= 29,96%
Er zijn dus van al de vrouwen in het warenhuis ook 29,96% in de
speelgoedafdeling geweest.
o Hiermee gaan we ook de proportionaliteit gaan bepalen.
o Het totaal is hier nooit 100% als je het optelt, we gaan het berekenen (zie later).
2
,Is het proportioneel?
o Als de getallen in de rijprocenten allemaal exact hetzelfde zijn, dan wel.
o Hier is het 63,66 en 67,19 die dicht bij elkaar liggen, maar 29,96 ligt er ver van.
Het is dus disproportioneel.
Er is dus een verband tussen ‘geslacht en leeftijd’ en bezoeken van de
speelgoedafdeling.
63,66 en 67,19 liggen dicht bij elkaar → we zien later nog hoe dicht ze bij elkaar moeten
liggen om proportioneel beschouwd te worden.
o Maar let op: dan moet dat over al de getallen zijn, dat ze dicht bij elkaar liggen.
o Hier zien we al dat die 29,69 er ver van ligt dus het gaat sowieso niet proportioneel zijn.
Is het proportioneel?
o Als de getallen in de kolomprocenten allemaal exact hetzelfde zijn, dan wel.
o Hier is het 10,17 en 17,97 bij de mannen die ver van elkaar liggen, bij de andere
categorieën liggen ze ook ver van elkaar.
Het is dus disproportioneel.
Er is dus een verband tussen ‘geslacht en leeftijd’ en bezoeken van de
speelgoedafdeling.
1.2 voorbeeld oefening
Is het proportioneel?
o Als de getallen in de rijprocenten allemaal exact hetzelfde zijn, dan wel.
o Hier is het overal exact 20, het is dus gelijk verdeeld.
Het is dus proportioneel.
Er is dus geen verband tussen ‘geslacht en leeftijd’ en bezoeken van de
versafdeling.
Is het proportioneel?
o Hier is 10,71 en 10,71 exact hetzelfde, ook de andere getallen zijn hetzelfde.
Het is dus proportioneel.
Er is dus geen verband tussen ‘geslacht en leeftijd’ en bezoeken van de
versafdeling.
o Dit is in theorie → in praktijk zal het niet exact hetzelfde zijn, maar heel dicht bij elkaar
liggen.
3
, 2. populatie vs. steekproef
Populatie = de totale groep
Steekproef = de deelgroep
We willen bij een onderzoek conclusies maken van de populatie, niet van de steekproef.
o Soms willen we dat er proportionaliteit is tussen steekproef en populatie.
o Soms willen we dat er disproportionaliteit is tussen steekproef en populatie.
o Het hangt af van de eigenschappen/ criterium.
2.1 voorbeeld oefening
We hebben 5,5 miljoen mensen in België en we onderzoeken er daarvan 300.
We willen de steekproef proportioneel opdelen:
o We vermenigvuldigen de kolomprocenten van de populatie met het aantal van de
steekproef.
43,64% * 300 = 131
We moeten dus 131 mensen van Oost en West Vlaanderen onderzoeken.
o Hier zijn de kolomprocenten overal gelijk aan elkaar (oranje) dus het is proportioneel!
Er zijn meer mensen onderzocht in Oost en West Vlaanderen, dus hun antwoorden gaan het
meest doorwegen → logisch want daar zijn de meeste inwoners.
Dit is theoretisch:
o Als je 300 enquêtes uitstuurt betekent niet dat je 300 antwoorden gaat hebben!
o De respons kan de proportionaliteit dus mogelijks omzeep helpen.
Te weinig, waardoor groepen ondervertegenwoordigd worden.
Te veel, waardoor groepen oververtegenwoordigd worden.
Je kan dan wel via een random proef antwoorden weg laten vallen.
Zodat het terug proportioneel wordt.
4