BUSINESS BASICS
2022 – 2023
0
,Module 1: micro-economie
1.Inleiding
1.1 Doel van de economische wetenschap
Economie wordt gestuurd door alle mensen die keuzes moeten maken.
Economie: veel behoefte maar schaarse middelen zorgt voor een
probleem, hoe gaan we hier mee om?
Aan bijna alle menselijke handelen, zit een economisch aspect: keuzes maken.
Elementen keuzes:
1. Veel behoeften
2. Schaarse middelen
3. Keuzeproblemen
1.1.1 Behoefte
o aanvoelen van een tekort (vb. ik heb honger)
o ernaar streven om dit tekort te bevredigen (vb. …dus ik wil eten)
Je stelt iets in de plaats van het tekort door het te bevredigen.
Soorten behoeften
o primaire behoeften = levensnoodzakelijke behoeften (vb. basisvoeding)
o materiële (huis) of immateriële behoeften (vriendschap)
o collectieve behoeften (alles in verband met infrastructuur, vb. onderwijs)
of individuele behoeften (vb. kledij)
De goederen kunnen onze behoeften gaan bevredigen maar er zijn geen
ongelimiteerde goederen, soms kan je de behoeftes nu niet invullen maar later
wel.
1.1.2 Schaarse middelen
o goederen en diensten kunnen onze behoeften bevredigen
MAAR
o wij kunnen met ons inkomen niet alle goederen en diensten kopen dus we
kunnen niet tegelijk aan onze behoeften voldoen
o die middelen zijn schaars
1.1.3 Keuzeproblemen
o we zijn verplicht om te kiezen
o economisch principe: “de mens wil een maximale behoeftebevrediging
volgens zijn beschikbare middelen”
o ik zorg ervoor dat ik met mijn geld een maximale behoeftebevrediging
bereik
Er zijn schaarse middelen en behoeften, hier gaan we gaan kijken hoe ik beide
kan combineren om de behoeftes maximaal te gaan bevredigen.
Definitie van economie
1
,Economie is de studie van het menselijk streven naar bevrediging van
behoeften, met behulp van schaarse middelen
1.2 Soort goederen
Economische goederen (schaarse middelen)
o Consumptiegoederen
- Verbruiksgoederen: u neemt het tot u en het is verdwenen (vb.
eten)
- Gebruiksgoederen: wordt gebruikt gedurende bepaalde termijn
(vb. auto)
o Investeringsgoederen = de intentie wanneer u het goed aankoopt ligt
anders dan bij een cosumptiegoed, er is geen nood aan iets. U heeft geld
waarmee u gaat investeren om het geld uiteindelijk iets te laten
opbrengen.
- Vlottende investeringsgoederen (vb. aandelen)
- Kapitaalgoederen
Gebruikt bepaalt verschil tussen consumptie- en investeringsgoederen
- Auto van particulier => gebruiksgoed
- Auto van bedrijf => kapitaalgoed
1.3 Consumptie en productie
o Consumptie = gebruik van economische goederen voor niet-productieve
doeleinden, het gaat gepaard met besteding van het inkomen. (budget
uitgeven)
o Productie = scheppen van economische goederen of toevoegen van
waarde aan economische goederen, het gepaard met verwerven van het
inkomen (maken van economisch goed of dienst)
1.4 ‘ceteris paribus’ – clausule
Ceteris paribus = als het overige gelijk blijft, manier om aan economische
wetenschap te doen. Koopgedrag aanpassen door sommige omstandigheden
(vb. inflatie, gezinsvergroting,…)
Bv. de prijs van goed/dienst x zal, ceteris paribus resulteren in een daling
van vraag naar dat goed.
Het overige: bv. prijs goed y, inkomen consumenten, aantal consumenten
voorkeuren van de consumenten, etc.
2
, 1.5 Micro-, meso- en macro-economie
o Micro-economie = bestuderen van gedrag van een individuele (gezins- of
bedrijfs-) houding (vb. Delhaize, Volvo,…)
o Meso-economie = bestuderen van gedrag van groepen van huishoudingen
(vb. Belgische supermarkten, de autosector, bierfabriek)
o Macro-economie = bestuderen van gedrag van alle bedrijven, alle
gezinnen, alle overheidshoudingen. De economische grootheden van een
land worden opgeteld. (vb. Belgische economie, de Europese economie,
wereldeconomie)
2. Consumenten
2.1 De optimale goederencombinatie
o Besteding van inkomen
- Consument moet een combinatie van goederen en diensten
kiezen
o Welke combinatie van goederen? Optimale keuze wordt beïnvloed door:
- Economische factoren: prijzen & beschikbaar inkomen (budget)
- Niet-economische factoren: preferenties
2.1.1 De optimale goederencombinatie, de preferenties
Preferenties zijn subjectief:
o Sociologische factoren: gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats,
nationaliteit
o Psychologische invloeden: persoonlijkheid, levensstijl, attitude
Preferenties kunnen veranderen in de tijd en voor de economie zijn preferenties
een gegeven: een economist probeert niet om preferenties van mensen te
verklaren of te veranderen.
2.2 Prijsvraagcurve
Hoeveel consumenten kopen het product.
Er wordt gekeken naar prijs en hoeveelheid.
De vraagcurve wordt hertekend bij verandering van cijfers.
o Relatie tussen de hoeveelheid van de vraag en de prijs van één goed.
o We gaan ervan uit dat alle andere factoren (preferenties, inkomen en
prijzen andere goederen) constant zijn. Dit is de bekende ceteris paribus
voorwaarde.
3