ANALIST | NATIONALE
CONTEXTEN
Eric Van De Casteele
,LES 1
De moeizame regeringsvorming in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest
: notities + handboek federaal land: illustraties blz. 307-309 en blz. 244-247: te kennen voor het examen
• Een technische uitleg bij de illustraties op blz. 307-309:
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de 19 gemeenten, lichtgrijs gearcheerd met Brussel
hoofdstad als grootste gemeente. Er bestaat een enorm sociologisch verschil tussen noord en
Zuid Brussel. De donker gearcheerde gemeenten rond Brussel zijn de faciliteitsgemeenten, die
liggen in Vlaanderen. Maar daar hebben we het nu niet over.
A) HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST VAN DE NEGENTIEN GEMEENTEN.
Die 19 gemeenten in Brussel zijn allemaal grondwettelijk tweetalig. In theorie moet de overheid iedereen
bedienen in beide talen. Elk van die gemeenten heeft een eigen gemeentebestuur en schepencollege.
Maar daarnaast bestaat er het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat is een bovengemeentelijke instelling
die bevoegd is voor de gewestbevoegdheden. Die gewestbevoegdheden zijn grondgebonden
bevoegdheden. Zoals sociale huisvestiging, mobiliteit, dierenwelzijn, leefmilieu, ruimtelijke ordening…
Dat zijn gewestbevoegdheden. Maar dat Brussels gewest is NIET bevoegd voor
gemeenschapsbevoegdheden.
B) DE BRUSSELSE PARLEMENTSVERKIEZINGEN EN DE TAAL GESPLITSTE LIJSTEN.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft net zoals de andere een eigen regering en een eigen parlement,
wanneer parlementsverkiezingen plaatsvinden, vinden ze ook plaats in Brussel. Dat was het geval
afgelopen juni 2024. Dan moeten mensen enerzijds stemmen voor het Europees Parlement, Het Federale
Parlement en voor de deelstaatparlementen. Wanneer die 1.25 milj. Inwoners van Brussel (enorme
stijging btw in hoeveelheid inwoners) gaan kiezen voor de parlementsverkiezingen in Brussel, maakt men
gebruik van taal gesplitste lijsten. Ze krijgen een beeldscherm met Franstalige lijsten én
Nederlandstalige lijsten. Als Brusselaar kies je dan ofwel voor een Nederlandstalige lijst of een Frantalige
lijst. De verkozenen van de Nerlandstalige lijst komen in de Nederlandstalige taalgroep terecht, en de
Franstalige verkozenen in de Franstalige taalgroep. Zo is het in het Brussels Parlement, en dat is het
zelfde systeem als in de Kamer Van Volksvertegenwoordigers.
Illustratie p.308: dubbele meerderheid in het Brussels parlement.
✓ Fout → Onderaan staat Nederlandstalige taalgroep en Franstalige taalgroep. Cijfer 79 wordt 72
en de 40 moet 36 zijn.
C) DE TAALGROEPEN IN HET BRUSSELS PARLEMENT EN DE GEWAARBORGDE
MINIMUMVERTEGENWOORDIGIN G.
Ook in de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt dat gesplitst in twee taalgroepen. De
Nederlandstalige verkozenen komen terecht in de Nederlandstalige taalgroep en de Franstalige
verkozenen belanden in de Franstalige taalgroepen. Er zijn er sowieso al 17 Nederlandstalige
parlementsleden. Dat is een beschermingsmechanisme.
✓ In 1999 bleken er maar 11 Nederlandstalige verkozenen te zijn in het Brussels Parlement. Dat is
onvoldoende mensen om in een parlementaire commissie te zetelen. Daarbij waren 5 van de 11
, verkozenen mensen van het Vlaams Blok, en toen schoot de politieke wereld in paniek. Er moest
een oplossing komen. Eéntje meer en VB had een meerderheid van 6 op 11. Oei.
o Vlaams Blok kon veel stemmen halen omdat er op dat moment veel problemen waren
met veiligheid en ook de Dutroux-zaak was aan de gang. Er was een leider, een ex-
rijkswachter, die Franstaligen uit Brussel kon overhalen om voor VB te stemmen.
Om te vermijden dat het Vlaams Blok in de meerderheid zou komen bij de daaropvolgende
verkiezingen heeft men een drastische beslissing genomen (in 2000). Het aantal
Nederlandstalige Parlementsleden moest opgetrokken worden tot 17. Ook al worden er maar 11
verkozen, worden er extra Nederlandstalige parlementsleden bij gezet. De Vlamingen kregen dus
6 ‘gratis zetels’ ookal waren er maar 11 verkozen. Die werden dan gelijk verdeeld tussen de
verschillende andere partijen. Zo werd dat evenwicht hersteld tussen de democratische partij en
het Vlaams Blok. Dat is een gewaarborgde minimumvertegenwoordiging. Men is altijd
minstens met 17.
Dat vond de Franstalige kant niet zo fair. Ook de Franstaligen wilden die ‘gratis zetels’ dus werd
toen besloten dat ze er ook 72 kregen sowieso. Ookal worden er minder verkozen.
D) DE PARITEIT IN DE BRUSSELSE MINISTERRAAD EN DE BESLISSINGEN BIJ CONSENSUS.
Er is nog zo’n beschermingsmechanisme. Er zijn twee Franstalige en twee Nederlandstalige ministers, dat
staat vast. Dat heet men de pariteit (2-2). Die pariteit wordt ook toegepast in de Federale regering. Daar is
het 7-7. 7 Franstalige ministers en 7 Nederlandstalige ministers. Die pariteit in de federale regering is een
beschermingsmechanisme voor de Franstaligen. Dat is zo omdat er in België veel meer Vlamingen wonen
dan Franstaligen.
o Hier zijn er ongeveer 6.8 miljoen Vlamingen en 3.6 miljoen Walen + 1.4 miljoen Walen.
(cijfer niet kennen) Het is dus een groot verschil.
De Federale Pariteit werd beslist in 1970, en in 1988 deden ze hetzelfde dus in Brussel.
Bij elke beslissing moet iedereen het eens zijn, dat wordt bedoeld met consensus. Stel dat de Eerste
minister een wetsontwerp indient waarin staat dat hij de snelheid op de autostrade wil optrekken naar
140 km/h. Van de 14 ministers moet elk akkoord gaan, anders wordt het voorstel verworpen. In het
Federaal parlement is dat dus 7-7. Dan moeten ze het alle 14 eens zijn. In het Brussels parlement is dat 2-
2. Daar moeten ze het alle 4 eens zijn.
In Europa werken ze ook met consensus. Op die manier is het natuurlijk moeilijk om tot een beslissing te
komen. Alle 27 lidstaten van Europa moeten het eens zijn bij belangrijke Europese beslissingen.
Omgekeerd kan je stellen dat wanneer men beslist met pariteit en consensus, dat elke minister een
vetorecht heeft. Als er een beslissing is waarbij een aantal ministers niet akkoord zijn, kunnen ze hun veto
stemmen. Als men met een meerderheid zou werken dan zou er veel sneller beslist kunnen worden. Het
positieve aan de consensus is dat er zorgvuldig wordt beslist, negatief dat het moeizamer gaat.
In de federale regering geldt de pariteit op de ministerraad maar niet op de volledige regering (ministers +
staatssecretarissen). Noch in Brussel, noch in het Federaal Parlement. De pariteit in de ministerraad
geldt voor de ministers maar niet voor de leiding van de regering. Dus niet voor de minister-president
(Brussel) of de Eerste Minister (Federaal). Op federaal niveau is de eerste minister bijna altijd een Vlaming
geweest, in Brussel altijd een Franstalige. Dus dan is het 2-2 + de minister-president of 7-7 + de premier.
, E) EEN UITLEG BIJ COALITIE- OF REGERINGSVORMING: HET ZOEKEN NAAR EEN
PARLEMENTAIRE MEERDERHEID.
Eén van de voornaamste technische aspecten van de coalitievorming: wanneer men gaat zoeken naar
een meerderheid na verkiezingen. De partijen proberen een regering te vormen, ze kijken dan dus met wie
ze willen samenwerken om een meerderheid aan zetels in het parlement te bekomen.
Na de verkiezingen weten de partijen hoeveel stemmen ze hebben gehaald en dus hoeveel zetels ze
mogen invullen. Er zijn 124 zetels. Een partij die 10% van de stemmen haalt zal ongeveel 15 zetels krijgen.
Wanneer men een regering vormt , dan gaan de zoekende partijen om samen te werken, altijd in hun
achterhoofd houden of ze een meerderheid hebben van het aantal zetels in het parlement. Ze moeten er
dus minstens 63 in handen zien te krijgen.
WAAROM?
Nu (na de verkiezingen van 9 juli) zijn NVA , Vooruit en CD&V het bijna eens om een regering te vormen.
Die partijen willen samen een meerderheid vormen, om het beleid te kunnen sturen. Als er een ontwerp
van een decreet wordt ingediend door een minister, moet dat gestemd worden met een meerderheid. Als
de coalitie een meerderheid heeft, en het decreet komt van hun kamp, kunnen ze dat decreet vlot
goedkeuren. Iedereen in het parlement kan een voorstel van een decreet indienen. Maar voorstellen van
decreten van de oppositie, die dus niet in de regering zitten, worden amper tot nooit aanvaard.
Onderzoek wees uit dat van alle decreten die in het Vlaams Parlement worden gestemd met een
meerderheid dat 90% van die aanvaarde decreten voortkomt uit ontwerpen van decreten (initiatief van
een minister).
Eric zijn visie: Dat is eigenlijk een verwaarlozing van de democratie. Als er voornamelijk ontwerpen van
decreten of wetsontwerpen gestemd worden en goedgekeurd worden met een meerderheid, komt dat
eigenlijk niet ons als kiezers tegemoet. Want wij kiezen de parlementsleden, niet de ministers. Waarom
kunnen de voorstellen (van parlementsleden) dan niet met een meerderheid gestemd worden?
Het kan ook dat de gevormde regering niet aan een meerderheid van de zetels komt in het parlement. Dat
heet men een minderheidsregering. Als de oppositie moet meestemmen in de regering, noemt men dat
een gedoogbeleid. Want de oppositie moet gedogen (accepteren/dulden). Het is doorheen de jaren wel
bewezen dat zo’n regering niet echt stabiel is.
• Voorbeeld: In Frankrijk hebben de twee gewonnen partijen geen meerderheid in de Assemblée
Nationale. Als een minister in de Franse regering dus een ontwerp indient, moet hij rekenen op de
steun van de oppositie. Dat is dus een gedoogbeleid
.
D) DE DUBBELE MEERDERHEID IN BRUSSEL.
In Brussel zijn er twee coalitievormingen. 1 aan de Franstalige en 1 aan de Nederlandstalige kant. Ze
moeten een meerderheid hebben aan beide kanten. (de helft plus 1 zetel). D Nederlandstaligen 9/17 en
de Franstaligen 36/72. De Nederlandstalige en Franstalige kant mogen elkaar niet beïnvloeden.
Als een Nederlandstalige coalities gevormd werd, moet enkel een Nederlandstalige meerderheid het
vertrouwen geven aan de Nederlandstalige ministers. Datzelfde geldt voor de Franstalige kant. Die twee
coalitievormingen verlopen dus compleet onafhankelijk van elkaar. Dat heet men een dubbele
meerderheid (ook een beschermingsmechanisme).