Hoofdstuk 6: Over sociaal handelen, interactie en
communicatie, posities en relaties, rol en status
Inhoud
1. Sociaal handelen......................................................................................2
2. Interactie en communicatie.....................................................................3
2.1. Interactie............................................................................................3
2.2. Communicatie: verbaal en niet-verbaal.............................................5
3. Sociale relaties en posities, sociale rol en status.....................................6
3.1. Sociale relaties...................................................................................6
3.2. Sociale posities..................................................................................7
3.3. Sociale status.....................................................................................8
4. De sociale rol...........................................................................................8
4.1. Rollenstellen en rolconflicten.............................................................8
5. Rolattributen en statussymbolen.............................................................9
1
, 1. Sociaal handelen
- Samenleven = ontmoeten.
- Ontmoeten kan: gewild/ ongewild, oppervlakkig/ intensief, eenmalig/ herhaald,
direct/ indirect, verbaal/ non-verbaal.
- Gemeenschappelijk aan ontmoetingen: op elkaar reageren + rekening houden
met elkaar + handelen afstemmen op elkaar.
- Discussie/ gevecht houden we ook rekening met elkaars handelen.
Sociaal handelen (Weber, 1922):
Sociaal feit dat we moeten samenleven met anderen handelen zinvol
betrokken is op dat van anderen (deed, doet of zou kunnen doen).
Sociaal handelen kan gericht zijn op voorbij, tegenwoordig of toekomstig
handelen.
Niet-handelen kan sociaal handelen zijn. Bv. niet reageren op iemand die hand uitsteekt.
=> elkaar niet (willen, kunnen) ontmoeten is ook cruciaal.
Sociaal handelen gericht op:
Verleden (vijandig, afstandelijk, uitnodigend).
Tegenwoordig (eten valt van iemand persoon helpen).
Toekomst (voorbereiden van een feest, kleden naar ontmoeting).
Wat valt niet onder sociaal handelen volgens Weber:
Handelen dat gericht is op objecten, voorwerp (timmeren).
Innerlijk gericht handelen (mediteren, bidden).
Gelijktijdig handelen (ook wanneer effect van maatschappelijke conventies is
fietsers die tegen elkaar botsen, incident wanneer je remt voor een fietsers,
uitwijkt wel sociaal handelen.
Ruimere definitie we geven sociale betekenis aan voorwerpen (groen = doorlopen,
rood = stoppen).
Onderscheiden van 4 grond categorieën (Weber):
Affectief sociaal handelen/ emotioneel sociaal handelen
- Uitdrukking van instinctieve, zintuiglijke, emotionele of passionele toestand.
- Gebeurt op basis van je emoties, affecten ongecontroleerd handelen op een
stimulus intuïtie. Bv. woede, verdriet.
- Gecontroleerde manier je emoties uiten maatschappelijk aanvaard.
- Maatschappelijk onderhevig afhankelijk van de tijd, ruimte, cultuur en specifieke
omstandigheden.
Traditioneel sociaal handelen
- Onbewust volgen van gewoonten – automatisme – tradities
- Onbewust dingen doen omdat je het zo gewoon bent gewoontes, tradities
volgen (automatisch gedrag).
- Bv. Trouwen voor de kerk omdat je ouders dat ook doen, beleefdheidsregels.
2