STUDIEVRAGEN – hoofdstuk 2: bijzondere leef- of opvoedingssituaties
*’de gegeven casus’ = casus die je krijgt op het examen
** zorg dat je de termen steeds volledig bespreekt
*** zorg dat je bij elke term steeds een duidelijk voorbeeld kan geven
1. Leg volgende begrippen uit aan de hand van een voorbeeld (uit de casus):
Opvoedingsspanning = tijdelijk
Opvoedingsspanning = als het opvoeden enige tijd moeilijk verloopt en het handelen van
de ouders niet tot resultaat leidt, ontstaat er enige onrust en komen er vragen, de meeste
gezinnen vinden zelf een oplossing
Bv. ruzie, puberteit
bijzondere leef- en opvoedingssituaties (ons werkveld)
Met bijzonder willen wij benadrukken dat de situaties voor de betrokkenen moeilijk en niet
vanzelfsprekend is en dat ondersteuning nodig is om zoveel mogelijk vorm te geven aan
het leven dat ze wensen.
POS
problematische opvoedingssituatie: ouders, kinderen en/of de omgeving zien
dan geen aantrekkelijk perspectief meer en vragen zich af hoe het verder moet.
Ze hebben deskundige hulp van buitenaf nodig om de situatie te veranderen dat
ze terug opnieuw perspectief ervaren.
VOS
Verontrustende opvoedingssituaties: opvoedingssituaties kunnen dermate
vastlopen, dat de ontwikkeling en/of het welbevinden van het kind of de
ouders in gevaar is of komt. In deze situaties is deskundige hulp noodzakelijk,
ook al doen de betrokkenen geen beroep op hulp.
Bv. kind ouderfactoren: beperking, psychische problemen, persoonlijkheidskenmerken,…
Bv. omgevingsfactoren: sociaal economische, juridische situatie, stressvolle relatie,..
-KOPP ouders
Kinderen van ouders met psychische problemen
Kok
2. Wat verstaat Kok onder de “pedagogische vraag van het kind”?
= uit het dagelijks samenleven met het kind
- verandert naarmate kind ouder wordt en zaken bijleert
3. Kok spreekt over de “pedagogische noden” van het kind.
Leg de verschillende noden uit.
3 ontwikkelingsdomeinen
O Sociaal-emotionele ontwikkeling -> VOELEN
O Cognitieve ontwikkeling -> DENKEN
, O Persoonlijkheids- en morele ontwikkeling -> WILLEN
SOCIAAL_EMOTIONELE NODEN (affectieve noden)
= veiligheid, geborgenheid, betrouwbaarheid AFSTAND ↔ NABIJHEID
= liefde
NABIJHEID =emotionele steun
- vertrouwen in de andere
-relaties aangaan
RUIMTE =emotionele ruimte
-zelfvertrouwen
COGNITIEVE NODEN van het kind
= wereld leren begrijpen, inzicht krijgen op
= greep krijgen op wereld rondom STRUCTUUR ↔ VARIATIE
STRUCTUUR = ordening van dingen in de wereld om ons heen, een patroon Soorten structuren
geeft houvast, helpende grenzen
structuur in TIJD
o dag/nacht,
VARIATIE = stimulering, variatie in structuur om te kunnen leren
dagschema,
seizoenen
PERSOONLIJKHEIDS EN MORELE NODEN van het kind (conatieve noden)
-structuur in TAAL en
COMMUNICATIE
= zelfontplooiing, eigenheid
O Communiceren,
= kwaliteiten tonen, uniek kunnen voelen
dialoog, regels
ERKENNING ↔ BIJSTURING
-LICHAAMsstructuur
ERKENNING: -nood om te presteren, iets bij te leren
O Kennis van eigen
-identiteit ontplooien, kwaliteiten kunnen tonen
lichaam, stappen,
kruipen, evenwicht ..
BIJSTURING: -feedback over prestaties
-RUIMTELIJKE
Welke specifiek aanbod is dan aangewezen?
structuur
O Functies in ruimte,
Vraag-aanbodmodel
afstand,..
Welke pedagogische noden herken je in volgende
-SOCIALE structuren
voorbeelden? Leg uit.
O Rollen, sociale
situaties, wat is gepast
wat niet,..
4. Is volgende stelling waar of niet waar? En waarom?
-structuur in
‘Elk kind heeft in dezelfde mate dezelfde basisnoden’.
HANDELEN
O Stappen die je doet
Niet waar: Elk kind heeft dezelfde noden, maar niet in dezelfde mate.
om ergens toe te
Het verschilt van leeftijd of kind waar je meer op moet inzetten.
komen, aankleden,
winkelen,..
5. Een goed pedagogisch aanbod kan alleen als…
= handelen van ouders, opvoeders en omgeving om zo een optimaal
opvoedingsklimaat te scheppen nl. pedagogisch aanbod stemt overeen met
opvoedingsvraag van kind