1. intro
1.2 schaal, benadering en geldigheid
- schaal
- verschillende ruimtelijke, biologische, tijdelijke schalen
- ecologie niveaus: organismen, populaties, gemeenschappen, ecosystemen
en de globale biosfeer
- 3 algemene principes geldend voor ecologische hiërarchieën
- de eigenschappen die worden waargenomen op een bepaald niveau
resulteren uit het functioneren uit delen van het niveau daaronder
- om de mechanistische redenen te verstaan van een eigenschap die
waargenomen wordt op een bepaald niveau, moet het onderliggende
niveau bestudeerd worden
- eigenschappen op een bepaald organisatieniveau kunnen voorspeld
worden, zonder het functioneren op de onderliggende niveaus te
begrijpen
- tijdschalen
- ecologische successie:
- de opeenvolgende en ctu kolonisatie van een plaats door populaties
van bepaalde soorten, vergezeld door het lokaal uitsterven van
andere
- proces waarbij een merkbare verandering in de soortensamenstelling
binnen een habitat plaatsvindt (binnen een bepaalde tijdspanne
waarna een stabiele levensgemeenschap gevormd wordt)
- benadering
- manipulatief veldexperiment: nauwgezette observaties en monitoring
- vergelijkende veldobservaties: vergelijken van dezelfde soort data van
verschillende plaatsen
- geldigheid
- ctu trade-off tussen realiteit en herhalingen (kleinere experimenten kan je
makkelijker herhalen maar tonen niet de complexe interacties in natuurlijke
ecosystemen)
⇒ ecologie vertrouwt op bekomen van schattingen en representatieve stalen
1.3 ecologie in de praktijk
, - eutrofiëring probleem
- uit laboexperimenten → geen beleidsmaatregel
- in mariene kustecosystemen heeft het probleem langer geduurd (andere
factoren spelen een rol) (blijkt dat N een probleem was en niet P zoals op het
veld)
- introductie van een exotische vissoort in Nieuw-Zeeland
- Aziatische gieren
- uitsterven (populatie afname 22-50%)
- meer kadaver→ ratten en willde honde→ hondsdoelheid en ziekte
overgedragen door vliegen
- diclofenac: geneesmiddel die recent werd gebruikt als medicijn voor
huisdieren → gieren stierven door nierfalen
⇒ modelstudie voor de gier:
, 2. evolutie
2.1 evolutie door natuurlijke selectie
- verschillende type organisme
- evenredig en random verdeeld
- ‘indien niet gecontroleerd zou de mens de aarde overspoelen, maar uiteindelijk
gebrek aan bronnen’
- deze redenering geldt voor elke soort⇒ experiment op zaailingen: de
meerderheid is vernietigd
- theorie van evolutie door natuurlijke selectie
- individuen die een populatie van een soort vormen zijn niet identiek
- sommige van verschillen tussen individuen zijn overerfbaar
- elke populatie kan groeien aan een snelheid die de omgeving kan
overspoelen/overheersen; maar vele sterven voor zij zich kunne voortplanten
en de voortplanting geberut ook niet aan de maximale snelheid
- verschillende voorouders hebben een verschillend aantal nakomelingen,
degenen die meest bijdragen hebben de grootste impact op de overerfbare
kenmerken van de volgende generaties (je vergroot de kans van succes)
- evolutie: verandering in de overerfbare eigenschappen van een populatie of soort
(over tijd)
- onvermijdelijk
- basis van natuurlijke selectie: interactie tussen organismen en omgeving
- survival of the fittest
- fittest= degene die zich het best is aangepast aan de omgeving en met
succes
- fitness: het succes van individuen in het proces van de natuurlijke selectie
- stel je bent fittest en er valt een rotsblok op u⇒ geen kans om
genetisch materiaal door te geven
- natuurlijke selectie: geen bedoeling ⇐⇒ menselijke selectie
- organismen gevormd door vroegere gebeurtenissen: omgeving verandert traag
- als snel ⇒ bestaan niet gegarandeerd (bv. bomen die migreerden naar
zuiden) als het snel veranderende dan zouden bepaalde boomsoorten het
niet overleven (er zijn ook veel boomsoorten weg omdat ze niet verder dan de
mediterrane zee konden
2.2 evolutie binnen soorten : geo-variantie
- verschillende gebieden → verschillende natuurlijke selecties → verschillende
variaties van een soort op verschillende plaatsen
- populatiekarakteristieken divergeren als
1) voldoende overerfbare karakteristieken zijn op dewelke selectie kan inwerken
2) voldoende selectieve krachten zijn die menging en hybridisatie van individuen
van verschillende plaatsen tegenwerkt (het genetisch materiaal kan niet
gemengd worden door bv isolatie van locatie)
- bv Anthoxanthum odoratum (mijnen en buiten) kunnen niet met elkaar voortplanten
want andere bloeitijden (geografisch dicht, maar door faseverschil kunnen ze niet
aan menging doen)
- Reciprocal transplant experiments: experimenten om inzicht te krijgen hoe
organismen aanpassen/reageren om de omgeving en welke factoren de genetische
diversiteit en evolutie van populaties beïnvloeden
, - bv Zeeanemoon Actionia tenebrosa: verplaatsen naar een ander en hetzelfde
habitat om lokale effecten te kunnen onderscheiden van verplaatsingseffecten
⇒ geen eenduidig antw (kan van locatie tot locatie verschillen en van soort tot soort)
- guppy Poecilia reticulata
⇒ voor elke kracht die verandering stimuleert is er een andere kracht die deze
verandering tegenwerkt
- gekleurde vis → grote predatie druk →gekleurde vissen sterven meer→
donkere vis zijn fitter (verandering) → kleine predatie druk (tegenwerking)
2.3 evolutie binnen soorten: antropogeen
- invloed van de mens
- milieuvervuiling stuurt bv aan natuurlijke selectie
- bv Biston betularia
- ze zijn donkerder geworden rond industrie gebieden, want de beuk
werd donkerder rond deze gebieden
2.4 evolutie binnen soorten: (co)evolutei
- gastheer en parasiet: eeuwigdurende aanpassingen
- mutualisme: wederzijds voordeel
2.5 de ecologie van soortenvorming
- soort: wanneer de groep onderling vruchtbare nakomelingen kunnen leveren
- biospecies: organismen behoren tot dezelfde soort als ze, althans potentieel,
vruchtbare nakomelingen kunnen verwekken
- voor ecologische soortenvorming
1) ecologische aanzet tot divergerende selectie
a) verschillende omgeving
b) verschillende interactie met andere soorten
2) reproductieve isolatie
- soorten vorming: aantal stadia
1) geografische isolatie
2) reproductief isolement
a) pre-zygotische isolatie (zygote vorming is niet mogelijk)
b) post-zygotische isolatie (er kan een zygote gevormd worden, maar de
nakomeling is minder vruchtbaar of minder fit)
3) opnieuw samenkomen en natuurlijke selectie bevoordeelt dan eigenschappen
die dat reproductief isolement versterkt
- allopatrisch: subpopulaties op verschillende plaatsen
- sympatrisch (subpopulaties in dezelfde plaatsen)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper YLilla. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.