Dit document bevat 198 zelfgemaakte oefenvragen over het hele vak 'inleiding tot privaatrecht', waaronder ook een paar vragen die de prof zelf vermeldde tijdens de hoorcolleges. Bij deze vragen zijn geen antwoorden, de vragen staan op volgorde van de cursus.
1) Leg de evolutie van het Burgerlijk Wetboek uit.
2) Wat zijn de 3 onderverdelingen van het bijzonder privaatrecht?
3) Wat zijn de 3 onderverdelingen van het burgerlijk recht? Leg deze uit.
4) Wat is het uitgangspunt van het autonomiebeginsel/wilsautonomie?
5) Leg de 3 evoluties van het privaatrecht uit.
6) Wat is een rechtssubject & wie is een natuurlijk persoon? Vermeldt de relevante
artikelen.
7) Wat zijn de 4 principes van het vermogen? Bespreek deze.
8) Wat wordt er bedoeld met de ‘juridische algemeenheid’?
9) Wat is zakelijke subrogatie? Vermeldt ook het relevante artikel.
10) Bespreek de 2 nuances op ‘de rechtspersoonlijkheid ontstaat bij de geboorte van
de natuurlijke persoon’.
11) Bespreek het ontstaan en het einde van een rechtspersoon.
12) Wat is de staat van een persoon?
13) Welke 3 ‘groepen’ zijn gedeeltelijk rechtsonbekwaam?
14) Welke 2 soorten bewind zijn er & in welke mate van handelingsonbekwaamheid
treden deze op?
15) Wat houdt ‘vrees voor de dode hand’ in?
16) Leg de orgaantheorie uit.
17) Wat zijn politieke rechten en burgerlijke rechten en hoe kan je deze nog verder
onderverdelen?
18) Wanneer is een natuurlijke verbintenis wel/niet afdwingbaar?
19) Welke 3 soorten verbintenissen zijn er?
20) Wat zijn de kenmerken van extrapatrimoniale rechten?
21) Wanneer is het opmaken van een instrumentum een declaratieve
rechtshandeling?
22) Leg de 3 onderverdelingen uit van soorten rechtshandelingen afhankelijk van de
invloed op het vermogen.
23) Wat is een gekarakteriseerde wil?
24) Wat weet je over de geuite wil?
25) Wat is de wilsleer en waarom wordt die soms gecorrigeerd door de
vertrouwensleer?
26) Wanneer is veinzing ongeoorloofd? (3 antwoorden)
27) Wat is de vordering tot geveinsdverklaring?
28) Wat is een dwaling?
29) Welke 3 voorwaarden zijn vereist voor vernietigbaarheid bij dwaling?
30) Geef de 5 in beginsel bijkomstige dwalingen.
31) Wat betekent verschoonbaarheid?
32) Wat is een kunstgreep?
, 33) Wat is een incidenteel bedrog?
34) Wat zijn de 4 vereisten voor vernietiging bij geweld?
35) Geef 1 voorbeeld waarbij gewone benadeling wel tot vernietigbaarheid kan leiden
+ vermeld het relevante artikel.
36) Wat is een partijbeslissing? Situeer in de cursus en vermeldt het relevante artikel.
37) ‘Het voorwerp van een rechtshandeling moet mogelijk zijn. De onmogelijkheid
kan enkel juridisch zijn.’ Klopt dit? Leg uit waarom wel/niet.
38) Geef een voorbeeld van een situatie waarin de prestaties van een
rechtshandeling geoorloofd zijn, maar het voorwerp van de verbintenis onwettig
is.
39) Wat gebeurt er met een contract dat een onrechtmatige beding bevat?
40) Wat is de interne oorzaak en wat is de externe oorzaak?
41) Waarom spreken we van ‘vernietigbaarheid’ bij een rechtshandeling die niet
voldoet aan de geldigheidsvereisten, ipv nietig?
42) Wat is facultatieve vernietigbaarheid?
43) Wat is het verschil tussen intrinsieke benadeling en extrinsieke benadeling?
44) Wat zijn de gevolgen van vernietiging tussen partijen en tegenover derden?
45) Wanneer putten de organen vd rechtspersoon hun
vertegenwoordigingsbevoegdheid uit de wet?
46) Wat zijn de 4 voorwaarden voor schijnmandaat?
47) Waarom is het onderscheid tussen derde en partij relatief en evolutief? Geef
voorbeelden.
48) Geef een voorbeeld van tegenwerpbaarheid tegen derden.
49) Wat zijn de 4 voorwaarden van derde-medeplichtigheid? Vermeld ook het
relevante artikel.
50) Geef een voorbeeld van tegenwerpbaarheid door derden.
51) Wat zijn objectieve waarheden? Welk bewijssysteem geldt hier?
52) Geef 3 redenen waarom de nadruk vaak ligt op schriftelijk bewijs.
53) Moet een derde zich bij het bewijzen van een bepaalde rechtshandeling tussen
partijen houden aan een gereglementeerd bewijssysteem of een vrij
bewijssysteem?
54) Wat betekent het beginsel ‘actori incumbit probatio’?
55) Waarom is bewijzen vooral bewijsrisico dragen?
56) Wat is een onvolledig bewijs?
57) Wat is een definitief bewijs?
58) Wat zijn de 2 vereisten voor een authentieke akte?
59) Wat zijn authentieke vermeldingen? Geef een voorbeeld.
60) Wanneer kan er toch tegenbewijs geleverd worden tegen een authentieke
vermelding?
61) Geef de 2 vereisten voor een onderhandse akte.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Rechtenstudent2024. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,86. Je zit daarna nergens aan vast.