BELEIDSWETENSCHAP
EXAMEN
5 punten op definities,… (kennisvragen)
10 punten op begrijp vragen en toepassingsvragen
o 3 grote vragen
DEEL I: INLEIDING EN DEFINIËRING
HOOFDSTUK 1: WAT IS BELEID(SWETENSCHAP)?
1.1 GESCHIEDENIS VAN HET WOORD ‘BELEID’
Etymologie van het woord ‘beleid’:
o Beleid < Middeleeuws Nederlanse werkwoord ‘beleiden’
Beleiden een werkwoord
o Beleiden = doen gaan, aanvoeren
o Beleider = iemand die doet gaan, aanvoerder, iemand die den stoot aan iets geeft,
aanstoker
Beleid heeft een zeer brede betekenis:
o Regering
o Manier van doen, wijze van omgang met personen
o Beheer van zaken, bevelvoering
o Prudentie, bedachtzaamheid
Prudentie: voorzichtig handelen
19de eeuw betekenis versmald tot prudentie
o Betekenis verengd
20ste eeuw: heropleving en succes van ‘beleid’
o Heropleving:
Heropleving wil zeggen dat je het woord nodig hebt, er bestaat geen ander
woord die dezelfde lading heeft
Het succes is een tweede fase, en wil zeggen dat het veel wordt gebruikt
o Gaat nog een stap verder
Waarom nodig
o Omdat er een contrast is tussen beleid en politiek
Belangen die botsen, loonpolitiek wat opportunistisch
Loonbeleid we doen het droog, maak het objectief
Bestuur vaak gezien als een neutraler woord
o Beleid is een neutraler woord, en als je altijd politiek gebruikt dat
dit in de zin is van partijdigheid
Volgens Van de Graaf & Hoppe
Contrast met ‘politiek’
Politiek = ‘handelswijze van een staatsman’
= tweeslachtig: goede – slechte staatslieden
Gevoelswaarde
1
, Beleid: zakelijkheid, deskundigheid, objectiviteit, consensus
Politiek: controverse, partijdigheid, manipulatie, opportunisme
o Succes door 2 evoluties
Evolutie van nomocratie naar teleocratie
Liberale rechtsstaat: regeren door wetten
Sociale verzorgingsstaat: regeren door doelstellingen
Nomocratie gaat over wetten
o Gaat over mini nachtwakerstaat
Teleocratie: doelen
o Verzorgingsstaat wil doelen nastreven (gelijkheid tussen mannen
en vrouwen,…)
o Zwaartegewicht in bestuur licht bij uitvoerende macht
Iets naar toe leiden dan heb je beleid nodig
Paradox van de moderne samenleving
Twee dingen die niet helemaal in overeenstemming zijn
Gegeneraliseerde verafhankelijking
o Je wordt meer afhankelijk
o Meer chaos en complexiteit
Meer nood aan regels
Sociale atomisering
o Competitielijn (in het spel) verdwijnt
o Je voelt u niet verbonden, individueel gevoel
Meer nood aan regels, maar geen verbondenheid met elkaar en ermee =
paradox
o Zorgt ervoor dat er ruimte is voor overheid als stuurden en er
meer beleid nodig is
Heel veel vrijheid zorgt ervoor dat je heel kwetsbaar bent
Ruimte voor overheid als ‘beleider’ van de samenleving
1.2 DE NOOD AAN OVERHEIDSBELEID
Sturing door de overheid:
o Maatschappelijk verkeer op vreedzame en voorspelbare manier laten verlopen
o Maatschappelijke veranderingen teweegbrengen: “De overheid moet iets doen”
Vb. arbeidsomstandigheden (begin 20ste eeuw), vrouwenemancipatie (jaren
’60), klimaatverandering
o Beleid wil meer doen dan enkel regels vaststellen, maar je ook ergens naar toe sturen
o Beleid wil dingen op een voorspelbare manier laten verlopen
ALTERNATIEVE STURINGSVORMEN:
1. MAATSCHAPPELIJKE ZELFSTURING
Organisaties kunnen maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden
Vrijwillig en op basis van rationele argumenten
Geen wettelijke taak, wél cruciale hulpbronnen
2
, Bovens et al.: Maatschappelijke zelfsturing betekent dat groeperingen zonder tussenkomst van
de overheid waarden uitdragen, problemen oplossen of kansen benutten, veelal door het
gezamenlijk opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van regels of afspraken
o Indien nodig binnen een wettelijk kader
Wij als burgers gaan zelf op een nood antwoorden
Geen wetten
Voorbeelden
o Oprichting van de katholieke gasthuizen in de middeleeuwen
Geen opvang voor daklozen, katholieken hebben dit gedaan want niemand wou
dit doen
o Oprichting vakbonden in de industrialisering
Arbeiders hebben zich zelf georganiseerd via vakbonden om op te komen tegen
sociaal onrecht want overheid deed er niets aan
o Burgerwacht
Iedereen uit de buurt gaat patrouilleren omdat politie bv niet de middelen heeft
Ontstaat uit burgerinitiatief
Komt niet veel voor, want werkt vaak niet
Stone (2002):
o Samenleving streeft naar zekerheid, veiligheid, efficiëntie en gelijkheid
Elke samenleving streeft naar 4 dingen (assumptie)
o Drie voorwaarden voor maatschappelijke zelfsturing:
1. Profijt door deelname: zelfsturing draagt per saldo bij aan de zekerheid,
veiligheid, efficiëntie en/of gelijkheid
Het kan maar een succes zijn als het minstens aan 1 van die 4 doelen
bijdraagt
o Moet vooruitgang komen
2. Gemeenschap is in staat freeriders uit te sluiten
Free-riders zijn mensen die niet bijdragen, maar wel mee profiteren van
de voordelen
3. Handelingen die voortvloeien uit de maatschappelijke zelfsturing vallen binnen
de wettelijke kaders: geen sprake van externe effecten die het duurzame
karakter van het verband bedreigen door overheidsinterventie
De dingen die je doet bij die sturing mogen niet in strijd zijn met de wet
o Voorwaarden zijn zelden voldaan
2. STURING IN WISSELWERKING TUSSEN OVERHEID EN MIDDENVELD
Doelstellingen overheden & maatschappelijke organisaties lopen parallel
Complementair:
o Overheid: regels uitvaardigen en belastinggeld ter beschikking stellen
o Middenveld: vertrouwen bij achterban en implementatiecapaciteit
o Overheid zet grote lijnen uit en voorziet middelen, particuliere organisaties doen de
concrete invulling en uitvoering
Voorbeeld
3
, o Nederland socialistische partij die woningen bouwt voor arbeiders, overheid wil dit ook
gaan doen maar lastig zelf doen ze hebben regels opgesteld en de sociaal
woningcorporatie dit laten uitvoeren (hebben ze geld gegeven)
Niet altijd gemakkelijk
o Komt zelden voor
3. STURING DOOR DE MARKT
Maatschappelijke problemen oplossen door marktprikkels en concurrentie
Voorwaarde: markt werkt optimaal als er voldoende aanbieders zijn
Consumenten kiezen vrij in welke mate ze goederen of diensten tegen een bepaald prijs- en
kwaliteitsniveau willen consumeren
Markt stuurt niet doelbewust, maar schept situatie waarbij burgers en bedrijven hun
activiteiten ‘spontaan’ op elkaar afstemmen
Overheid bewaakt de marktwerking
Werkt goed als je voldoende aanbieders en vragers hebt
Bv aanvullende pensioenfondsen
o Overheid heeft een kader gecreëerd en het zijn banken en verzekeringen die ons dit nu
geven, je kan er bij hun voor sparen
Zij hebben het geld op de markt
Probleem: enkel interessant voor mensen die krachtig genoeg in de markt staan en als er veel
aanbieders en vragers zijn
o Overheidsbeleid nodig om mensen niet uit te sluiten op de markt
Volgens de welvaartstheorie is de overheid daar niet perfect in
WAAROM IS ER DAN OVERHEIDSSTURING NODIG?
Reden: ongecontroleerde machtsuitoefening door maatschappelijke deelbelangen en bedrijven
Overheid moet marktimperfecties opvangen
Welvaartstheorie onderscheidt:
o Vijf marktimperfecties: taak van overheid
o Risico’s van overheidssturing: overheidsfalen
REDEN 1: PREVENTIE VAN MONOPOLIES EN KARTELS
Problemen van de markt
o Belangrijke voorwaarde voor goede marktwerking = voldoende aanbieders
o Monopolies of marktkartels tasten consumentensoevereiniteit aan
Hogere prijs en/of mindere kwaliteit
o Overheid kan reageren door anti-kartelwetgeving en toezicht op fusering en overnames
Vb Europese Commissie & Europees Hof van Justitie
Manier hoe Europa kartels en monopolies voorkomt en sanctioneert is
via deze instituties
Telkens als er een groot bedrijf overgenomen wordt door een ander
bedrijf, of er is een inbreuk op de wetgeving, zijn er enorme boetes
o Anti-kartel maatregelen
Problemen van overheidssturing
4