Anatomie 2
Hoofdstuk 1: beenderen van de bovenste gordel en het vrije lidmaat
Clavicula – sleutelbeen
- Mediale uiteinde: massief met naar mediaal gericht vlak
- Laterale uiteinde: afgeplat
- Bovenzijde: vlak
- Onderzijde: onregelmatigheden
- Voorrand: convex in mediale helft en concaaf lateraal
- Achterrand: concaaf in mediale helf, convex lateraal
Beschrijving been:
- Extremitas sternalis: meest massieve deel van het been. Vertoont facies articularis,
hierrond zijn ruwheden voor ligamenten.
- Extremitas acromialis (lateraal gelegen): bovenvlak is plat, onderzijde ruw. Tussen
onderzijde en laterale rand is er facies articularis acromialis.
- Sulcus mi subclavii: aan de onderzijde in het midden van het bot gelegen. Lateraal
hiervan ligt het tuberculum conoideum en linea trapezoidea. Mediaal hiervan is er een
impressie voor ligamentum costo-clavicularis.
- Voorrand: ruw door spierinsertie
- Achterrand: ruw door instertie van M. Trapezius
1
,Scapula – schouderblad
Driehoekig been met 2 opvallende
uitsteeksels:
• Hoek met grote gewrichtsvlak ziet
naar lateraal
• Grote kam met vooruitspringend
processus ligt dorsaal
Beschrijving: er zijn 2 zijden, 3 hoeken en 3 randen
• Op facies dorsalis ligt de spina scapulae, dit is een beenderige kam die van
het bovenste 3⁄4 van de mediale rand zich uitstrekt naar de laterale hoek en
doorloopt als het acromion. Verdeeld de achterzijde van de scapula in de fossa
supraspinata en ifraspinata.
• Acromion: brede, nagenoeg horizontale beenplaat, die sterk naar lateraal en
voor uitspringt. Mediaal en voor is facies articularis acromii waartegen het
clavicula ligt. De achterrand verbreedt mediaal tot het trigonum spinale scapulae.
• Facies costalis: concave, naar voor en mediaal gerichte zijde. Margo superior is
de bovenrand. In zijn lateraal deel ligt de incisura scapulae, die overbrugd wordt
door ligamentum transversum scapulae.
• Processus coracoideus (= ravenbeksuitsteeksel): nog meer lateraal en springt
naar voor uit, is palpabel.
Hoeken en randen
• Margo medialis: verticaal opstaande mediale rand
• Margo lateralis: naar lateraal en onder gericht, naar axilla
• Angulus superior: gevormd door margo medialis en superior
• Angulus inferior: gevormd door margo lateralis en medialis
• Angulus lateralis: gevormd door margo superior en margo lateralis.
o Deze is veel massiever en bevat het collum scapulae en de cavitas
glenoidalis (deze is ovaal en concaaf, onder en boven liggen de
tubercula supraglenoidalis en infraglenoidalis als aanhechtingspunten voor
spieren)
2
,De humerus – bovenarmbeen
• Proximaal: bolvormige
epiphyse
• Mediaal: gewrichtoppervlakte
van deze epiphyse
• Dorsaal: grote driehoekige put
in de distale epiphyse
Beschrijving:
• de proximale epiphyse, het caput hemeri is naar proximaal, mediaal en dorsaal
gewend.
• collum anatomicum ligt rond het articulaire deel: begrenst gewrichtsoppervlak.
• tuberculum maius: naar lateraal gericht. Draagt 3 facetten in verband met
insertiepezen: naar proximaal, naar dorsaal en 1 tussen beiden.
• tuberculum minus: ligt zuiver ventraal en draagt 1 facet.
• sulcus intertubercularis (=bisepspees): gevormd door crista tuberculi minoris
en maioris (dit zijn distale uitlopers van tubercula)
• collum chirurgicum: vernauwing van humerus distaal van de tubercula. Hier
treden meeste fracturen op.
De diaphyse is het corpus humeri en is distaal driehoekig op doorsnede, hierdoor ontstaan 3
margines: anterior, lateralis en medialis. Deze begrenzen 3 facies: antero-radialis, antero-
ulnaris en posterior.
• Facies antero-lateralis: vertroont de tuberositas deltoidea, een ruwheid, tot halverwege
het corpus
• Facies anteromedialis: vertoont een tuberositas coracobrachilis
• Facies posterior: vertoont de sulcus nervi radialis waarin de nervus radialis verloopt.
De distale epiphyse is de condylus humeri: twee gewrichtsvlakken met fossae, en twee
epiconyli aan het mediale en laterale uiteinde. Deze gewrichtsvlakken zijn de zadelvormige
trochlea en het bolvormige capitulum. Ze lopen in elkaar over.
• De trouchlea humeri: is als onderdeel van een schroef. De groeve heirin verloopt over ¾
van een cirkel
• Het capitulum humeri: ligt radiaal en is een deel van een sfeeroppervlak. Aleen ventrale
deel vormt gewrichtsoppervlak
3
, Beide gewrichtsoppervlakten zijn door een duidelijke, ook met kraakbeen beklede
sulcus gescheiden.
Er boven zijn 2 ventrale fossae: fossae conoidea boven de trochlea humeri en de
fossa radialis boven het capitulum
Dorsaal achter de trochlea ligt de grotere fossa olecrani
Er zijn ook 2 onderhuids voelbare epicondyli, ze dienen als aanhechtingspunten voor
spieren
• de mediale ligt vlak tegen de trochlea: hierin loopt een goot voor een belangrijke
zenuw
• de laterale reikt meer distaal dan de ulnaire
de ulna – ellepijp
de dikste epiphyse bevindt zich proximaal en het
gewrichtsvlak is volair georiënteerd. De margo
interosseus ligt naar radiair
Beschrijving:
Er zijn 3 margines: anterior, posterior en interosseus
• margo anterior: enkel distaal duidelijk
• margo posterior: vormt grens tussen subcutane
deel van ulne en deel waar spieren op
vasthechten
• margo interosseus: duidelijk en scherp,
proximaal ruwer
door de 3 margines ontstaan 3 facies: anterior, posterior, medialis
• de facies anterior is vlak en licht uigehold, met procimaal de tuberositas ulnae
• de facies posterior is minder glad, door oorsprongen van spieren
• de facies medialis is rond, glad en vrijwel geheel subcutaan gelegen
de proximale epiphyse vertoont 2 processus
• processus coronoideus: volair gericht
• olecranon: proximaal gericht. Ze past in de fossa olecrani van de humeros, de punt is
volair gericht
aan het proximale einde zijn er ook nog 2 incisurae
• incisura trochlearis: flinke halfcirkelvormige articulaire oppervlakte, volair van
olecranon en proximaal van de processus coronoideus. Wordt gevormd door 2 vlakken en
een kam die past in een groeve in de trochlea humeri
• incisura radialis: kleine concave gewrichtsoppervlakte langs de radiale kant
distale epiphyse wordt gevormd door caput ulnae en heeft 2 kenmerken
• de circumferentia articularis bestaat uit 2/3 van omtrek van het caput, langs de radiale
zijde en loopt door op distale facies
4