1 - Inleiding
DEEL 1: INLEIDING
I. Begripsomschrijving
Recht ontstaat op het ogenblik dat mensen zich in een samenlevingsverband gaan organiseren en zich
gaan onderwerpen aan een minimum van regels. Die regels beheersen de sociale verhoudingen en zijn
verplicht na te leven, op straffe van sanctionering. Negatief als positieve sancties.
- Regels i.v.m. verhoudingen
» Onderlinge verhouding particulieren -> Publiek recht
» Verhouding overheid en particulier -> Privaat recht
Grondwettelijk recht is onderdeel van publiek recht, is het fundament ervan. Bevat de meest
fundamentele regels betreffende de organisatie van de staat en de rechten en vrijheden van de
particulieren. Samen met bestuursrecht, publiek recht in strikte zin.
≠ Staatsrecht. Staatsrecht is verzamelbegrip voor alle betrekkingen die de inrichting en werking van de
Staat en de verhoudingen regelen. Legt eerder de nadruk op institutionele aspecten.
≠ Constitutioneel recht. Het is een verouderde term en risico dat het gebruik van de term de indruk
werkt dat er enkel wordt gefocust op de constituerende functie. Te eenzijdige nadruk.
II. Grondwettelijk recht en politieke wetenschap
1. TRADITIONEEL VS. REALISTISCHE BEOEFENING VAN HET
GRONDWETTELIJK RECHT
- GWR sinds oudsher beoefend op traditionele wijze. Staatsfenomeen wordt vanuit een strikt
juridisch oogpunt beoefend. Ontwikkeld tot normatieve wetenschap, aandacht voor de
juridische organisatie van de positie van de Staat in de samenleving
- Politieke wetenschap peilt naar bestaande verhoudingen en invloedssferen, causaal van aard.
- Studieobject -> Rechtsregels
- Heden meer realistische beoefening van het GWR
» Materieel grondwettelijk recht beïnvloed door allerlei politieke partijen.
» Politieke constitutie; geheel van karakteristieke elementen van de staatsinrichting,
rechtssysteem, politieke machtsverhoudingen etc.
» Sociale constitutie; door allerlei factoren bepaalde constellatie van maatschappelijke
verhoudingen.
» Invloed praktijk kon niet langer genegeerd worden.
1
, 1 - Inleiding
2. WAAROM EEN REALISTISCHE BEOEFENING VAN HET GWR?
- Meer efficiënte en interdisciplinaire wetenschapsbeoefening
- Traditionele manier niet in staat om bepaalde evoluties op doelmatige wijze te vatten; nu wel
voldoende inzicht.
- Bv.: Internationalisering van bepaalde aspecten van de nationale soevereiniteit, extern
veiligheidsbeleid (NAVO).
2
, 2 – Bronnen van het Grondwettelijk Recht
DEEL 2: BRONNEN VAN HET GRONDWETTELIJK RECHT
I. De hiërarchie van de rechtsnormen
- Staat is bevoegd om rechtsregels tot stand te brengen.
- Rechtsregels hebben een ordende functie
» Diverse overheden beschikken over ordende of normerend bevoegdheid
- Leer van de hiërarchie: hiërarchische verhouding tussen de normen die van de diverse
overheidsorganen afkomstig zijn. De normen die lager gerangschikt staan, hebben een geringere
juridische waarde. Ze moeten de hoger gerangschikte regels respecteren.
» Enkele vaststellingen:
➢ Lagere regelgever heeft principiële verplichting om overeenkomstig de hogere
rechtsnorm te handelen.
➢ Hiërarchie is juridisch afdwingbaar -> voorrang hogere norm
➢ Norm onduidelijk? Interpreteren in overeenstemming met hogere norm.
» Hiërarchie heden:
➢ Verdragsrecht
➢ GW
➢ Bijzondere wetten en decreten.
➢ W ----------- Decreet
Ordonnantie
➢ KB ---------- Besl. GMP en G
➢ MB --------- Leden GMP en G
➢ Verordeningen ------ Openbare instellingen
- Bestaan van een rechtsstaat houdt in:
» Overheid gebonden door wettigheidsbeginsel; handelingen in overeenstemming met
hogere normen.
» Overheid moet rechten en vrijheden burger eerbiedigen.
- Vroeger erg eenvoudig kader, heden niet meer door 2 evoluties:
» Federalisering;
➢ Niet alle normen die van toepassing waren, kunnen nog in een absolute
hiërarchische verhouding blijven bestaan.
➢ Soevereiniteit van de wetgever is getemperd door federalisering.
» Internationalisering;
➢ Nationale normen doorkruist met internationale normen.
3
, 2 – Bronnen van het Grondwettelijk Recht
- Waaruit blijkt onderscheid?
» Criterium van bindende kracht: norm die samenstelling en bevoegdheid regelt van een
orgaan om bindende regels vast te stellen, staat hoger dan de regels die afkomstig zijn
van dat desbetreffende orgaan.
» Inhoudelijk criterium: GW staat bovenaan omdat zij fundamentele bepalingen opneemt.
» Procedurele criterium: Zwaarte van een besluitvormingsproces
» Legitimatiecriterium: Naarmate het normerende orgaan kan bogen op een ruime
democratische legitimatie door zijn samenstelling op basis van verkiezingen.
➢ Criteria te onnauwkeurig!
- Door wie vastgesteld?
» Regelgever op hoog niveau
» Rechtsspraak
» Niet-geschreven of informele bronnen
II. De internationale normen
1. VOORRANG VAN DE INTERNATIONALE NORMEN OF VAN DE
GRONDWET?
1.1. EERSTE STELLING: PRIMAUTEIT VAN DE INTERNATIONALE NORMEN
- Hoogste bron van grondwettelijk recht
- Verdrag: een overeenkomst, met oog op het regelen van hun onderlinge verhoudingen, door
twee of meer volkenrechtelijke subjecten wordt gesloten
- ≠ Supranationale norm: Zoals een verdrag, alleen uitgaande van supranationale instellingen. Bv.:
instellingen van de EU.
- 3 opmerkingen:
» In het Smeerkaasarrest had de internationale norm voorrang op de GW
» Sinds dat arrest is men gaan aannemen dat elke nationale norm getoetst moet worden
aan internationale verdragen met directe werking.
» Europees Unierecht moet in bepaalde zaken onderscheiden worden van interne recht.
1.2. TWEEDE STELLING: PRIMAUTEIT VAN DE GRONDWET
- GW bevat geen bepaling waaruit verhouding blijkt met internationale normen.
- Verdragen slechts uitwerking na goedkeuring door intern bevoegde vergaderingen.
- Belang adviespraktijk Raad van State, afdeling wetgeving.
- Interne rechtsorde op grondwettige wijze uitbreiden naar internationale rechtsorde. Verdrag
dient de GW te eerbiedigen.
- Kritiek: art. 34 GW
» Soevereiniteitsoverdracht mogelijk!
➢ Echter, overdracht is niet algemeen en niet onvoorwaardelijk.
4
, 2 – Bronnen van het Grondwettelijk Recht
- Bijzondere positie van Europees Unierecht.
2. DOORTREKKEN VAN DE KEUZE VOOR HET MONISME
- Monisme <-> Dualisme
» Monisme: verdragsbepalingen hoeven niet uitdrukkelijk en volledig te worden
overgenomen in de interne rechtsorde. Volstaat dat bepalingen worden goedgekeurd
door bevoegde wetgever. Gaat voor op interne rechtsregels!
» Dualisme: twee onderscheiden rechtsordeningen, nationaal en internationaal. Elk heeft
een verschillende grondslag. Verdrag moet worden overgenomen in interne rechtsorde.
- België kent compromis, zowel monisme als dualisme voor verschillende rechtsbronnen.
3. OORSPRONKELIJK EN AFGELEID VERDRAGSRECHT
- Oorspronkelijk verdragsrecht: Basisregels m.b.t. een bepaalde materie, hetgeen onder meer de
oprichting kan inhouden van internationale organisaties met regelgevende bevoegdheid.
- Afgeleid verdragsrecht: Uitoefenen van die bevoegdheid door de betrokken organisaties.
- Bv.: De EU en haar richtlijnen
4. HET BEGRIP: ‘DIRECTE WERKING’
4.1. DEFINITIE
- Leer monisme ≠ alle internationale normen dezelfde rechtskracht hebben.
» Onderscheid tussen directe en geen directe werking
➢ Rechter moet oordelen -> objectieve en subjectieve beoordelinsgcriteria
➢ Bij bepaalde verdragen erg duidelijk directe werking, bv.: Europees Unierecht,
EVRM, BUPO-verdrag, etc.
- Geen directe werking: enkel rechten en verplichtingen voortvloeien voor de overheid en
derhalve niet voor de rechtsonderhorige.
- Directe werking: beschreven rechten en verplichtingen onmiddellijk, zonder tussenkomst van de
gezagsorganen van de ondertekende verdragspartij, wordt toegekend. Respectievelijk opgelegd
aan de burgers van de betrokken verdragspartij en kunnen voor interne rechtscolleges worden
afgedwongen.
- ≠ internationale afdwingbaarheid: Mate waarin de naleving van verdragsbepalingen aan een
bindend controlesysteem is onderworpen.
» BUPO: directe werking maar geen controlesysteem
» EVRM directe werking én controlesysteem (EHRM).
5
, 2 – Bronnen van het Grondwettelijk Recht
4.2. SUBJECTIEVE EN OBJECTIEVE BEOORDELINGSCRITERIA
- Subjectieve beoordelingscriteria: bedoeling van de verdragspartijen om al dan iet gevolgen tot
stand te brengen in de onderscheiden interne rechtsorden.
» Raadplegen bepaalde documenten van advies- en andere organen die betrokken zijn bij
het administratieve totstandkomingsproces.
- Objectieve beoordelingscriteria: meer afgebakend en veelal duidelijker te onderscheiden dan
subjectieve criteria.
» Voldaan aan objectieve criteria? -> Directe werking en voorrang op internrechtelijke
normen, inclusief de GW.
» 4 voorwaarden:
1) Het moet een bepaling zijn die niet alleen voor staten geldt maar ook verplichtend
is voor de rechtsonderhorige.
2) De bepaling is zo precies, duidelijk en nauwkeurig dat de rechter de bepaling direct
kan toepassen. De bepaling moet niet meer nader uitgewerkt worden, het is
voldoende nauwkeurig.
3) Ze moeten wel overeenkomstig de grondwet worden opgericht en is goedgekeurd.
4) Regelmatige wijze van bekendmaking. Een bij wet goedgekeurd verdrag moet,
samen met de goedkeuringswet, in het BS worden gepubliceerd. Zonder publicatie
niet nietig, alleen geen tegenwerping aan derden.
4.3. INTERNATIONALE NORMEN ZONDER DIRECTE WERKING EN DE
NORMENHIËRARCHIE
- Directe werking vaak vereiste voor voorrang op internrechtelijke normen.
- Grondwettelijk gelijkheidsbeginsel: al wetten getoetst aan normen zonder directe werking.
➔ Internationale normen zonder directe werking hebben ook bevoorrechte plaats binnen de
hiërarchie van de rechtsnormen. Kan hoger staan dan wetten en decreten. Geen directe
werking betekent dus niet dat men er geen rekening mee moet houden!
5. DE VERDRAGSBEVOEGDHEID IN HET FEDERALE BELGIË
5.1. PRINCIPE
- De grondwetsherziening in 1993 (4e staatshervorming) heeft de verdragsrechtelijke
bevoegdheid opgedeeld.
» Belgische staat, gemeenschappen en gewesten (Art. 167 §1 GW)
- Niet alleen instemmen met gesloten verdragen, ook zelf initiatief nemen en verdragen sluiten
over hun bevoegde materiële aangelegenheden.
» ‘In foro interno, in foro externo’
» Verdragsbevoegdheid volgt de materiële bevoegdheidsverdeling.
- Ondanks autonome verdragsbevoegdheid blijft de Koning de leiding houden van de
buitenlandse betrekkingen.
» Federale overheid bevoegd voor erkennen van staten.
6