Les I.1: Wat is psychologie?
Scepticisme tegen psychologie:
• “soft science”
• Teveel en te verscheiden theorieën
• Afzonderlijk van medische wetenschap aangeboden (vb: bij ‘moeilijke’ patiënten, als medische hulp niet meer
baat)
• Iedereen psycholoog?
A. Wat is psychologie?
• = de wetenschap
o Waarbij het gedrag wordt bestudeerd.
o Waarbij gedrag wordt gebruikt.
o Om de interne processen (vb: emoties, leren, redeneren, … ) te begrijpen die aan de basis liggen van
gedrag.
• Concreter:
o Hoeveel keer komt een individu in een gevecht terecht?
o Zijn er omstandigheden (genetisch?, sociaal?, individuele geschiedenis?) die dit beïnvloeden waardoor
we mogelijk iets meer te weten kunnen komen over mogelijke interne processen die meespelen?
o Bestudeerd op wetenschappelijke manier
▪ Systematische observaties
▪ Openbaar maken
▪ Toetsbare theorieën
B. Voorlopers van de psychologie
• Psychological science: long past, short history
• Filosofen oudheid dachten na over psychologie
o vb: ‘geheugen’
o PLATO: “Tabula rasa”
o SOCRATES: vogelkooi
• Intuïtieve (niet-wetenschappelijke) manier: rede > observatie
• Redenen voor lange duur:
o Complexiteit van het fenomeen
o Mensbeeld: mens = uniek, niet aards!
Toenemend belang van wetenschap in de maatschappij
• Na val RR was de kerk de enige instantie die onderwijs stimuleerde
o GEVOLG: geloofswaarden primair, ziel niet aards
o Duurde tot de reformatie (16e eeuw)
• Reformatie (16e eeuw) : wetenschappelijke revolutie
o Interesse in Griekse geschriften
o Copernicus: geocentrisme → heliocentrisme
▪ Mens + aarde niet meer middelpunt (= nu zon)
▪ Mens ook onderworpen aan natuurwetten → kan voorwerp van studie zijn
▪ Later: Galilei en Newton
• Vanaf 18e eeuw: enorme groei van wetenschap en techniek
o Methodes (binnen wetenschap en techniek): belangrijke bijdrage aan de psychologie (=exact
wetenschappelijke methode)
1
,Ontwikkelingen in de filosofie
• dualisme = lichaam en geest gescheiden (Plato en Katholieke Kerk)
• Dèscartes (1596-1650)
o Rationalisme: waarheid afleiden via de rede, door na te denken, observatie is overbodig
o Nativisme: sommige kennis = aangeboren kennis
o Dualistisch interactionisme: geest en lichaam interageren (pijnappelklier) → lichaam geen ‘slaaf’ van
geest
o Menselijk lichaam = ‘machine’, kan wetenschappelijk bestudeerd worden
▪ Geest bestuderen: nog nooit over nagedacht
• Empirisme: Hobbes (1588-1679) -> theorie verspreid door Locke (1632 -1704)
o Observatie = noodzakelijk (tegen rationalisme)
o Geest komt tot stand via sensorische processen (en is niet aangeboren)
▪ “Tabula Rasa”
▪ Ook de geest kan bestudeerd worden
o Associationisme (= belangrijk principe empirisme)
▪ Hogere orde kennis door associaties van eenvoudige ideeën (2 dingen die tegelijk ervaren
worden, worden mentaal geassocieerd)
vb: hond en beet, dokter en ziek, friet en mayo
▪ Lichaam + geest = machines → volgen natuurwetten
Darwin (1809-1882) en de evolutietheorie
• Evolutietheorie: “The origin of species” (1859)
• Mens afkomstig uit vroegere levensvormen
o Belang van toevallige omstandigheden (mens = accidentje van de natuur → geëvolueerd)
o Genetische variatie en natuurlijke selectie
o Soorten die zich best aanpassen hebben meer succes (survival of the fittest)
• Belangrijk voor psychologie:
o Dieren kunnen iets leren over mens (mens ontstaan uit dieren)
▪ Comparatieve psychologie: gedrag dieren en mensen als studieobject
o Mens onderhevig aan natuurwetten
o ‘moderne’ wetenschapper: systematische observatie, zorgvuldige documentatie, hypothesen
C. De eerste scholen van de psychologie
• Europa
o Wundt en het structuralisme
o Weber en de experimentele psychologie
o Binet en de toegepaste psychologie
o Freud en het onbewuste
• VS
o Functionalisme
o Behaviorisme
o Cognitieve psychologie
2
,1. Wundt en het structuralisme
• Snelle verspreiding van psychologie
• Wundt (1832-1920)
o Eerste psychologisch laboratorium 1879 in Leipzig
• VSA: Titchener (1867-1927)
o Bewustzijn: allemaal combineerbare deeltjes
▪ Vergelijking met tabel v. Mendeljev: allemaal essentiële deeltjes die één geheel kunnen
vormen.
• Onderzoek naar de elementen van het bewustzijn: elk complex proces kan gereduceerd worden tot een
combinatie van elementaire componenten
• Structuralisme: vanaf 1920 naar achtergond
o METHODE: analytische introspectie
o KRITIEK: weinig praktisch (tijdrovend) + onbetrouwbaar → verschillende meningen
2. Binet en toegepaste psychologie
• Binet = advocaat, rijk geboren, hield zich bezig met psychologische vragen
• Intelligentietest (Binet-Simon test)
o Doel: hebben kinderen met leerachterstand extra onderwijs nodig? (vallen die nog te redden)
o Oorspronkelijk: schedelafmetingen, eenvoudige waarnemingsproeven → geen succes (geen relatie
met oordeel leerkracht)
o Later: gedicht instuderen en opnieuw opschrijven → meer voorspellende waarde
• Onderzoek van Binet = toegepast onderzoek, i.e. oplossingen zoeken voor een praktisch probleem.
o → fundamenteel onderzoek, i.e. een fenomeen begrijpen en een theorie ontwerpen
3. Freud en het onbewuste
• Freud = psychiater → psychoanalyse = theorie gemaakt over hoe menselijke geest in elkaar zit (uit ervaring
met patiënten)
• Gedrag + bewuste = oppervlakkige fenomenen → het onbewuste is veel belangrijker
o Onbewuste: problematische ervaringen (trauma) die verdrongen zijn naar het onbewuste
• Psychologische problemen in volwassenheid gaan terug op problematische ervaringen die verdrongen zijn
o Onbewuste onderzoeken door analyse van ‘vergissingen’, droomduiding, vrije associatie
• Kritiek
o Vaag (niet echt toetsbaar → bewuste bestaat maar is ontoegankelijk)
o Onsystematische gegevensverzameling (case-studies patiënten)
3
, 4. VS en het functionalisme (1e stroming)
• Veel Amerikaanse studenten bij Wundt → oprichten eigen labo
• Structuur kennen, hoe functioneert iets?
• Vooral toegepast: onderwijs, bevordering productie
o Hawthrone-effect:
▪ Productiviteit fabrieksmedewerkers bevorderen: aanpassing lichtsterkte + loonsverhoging
▪ Stijging motivatie door gevoel dat mensen bestudeerd werden
• Interesse in individuele verschillen (zoals interesses van mensen)
• Functionalisme: gedrag bestuderen vanuit de geest
o William James (1842-1910)
o Principles of Psychology – stream of consciousness (geen statische componenten)
o Nadruk meer op gedrag, ook nog introspectie (hanteerde ideeën Wundt, maar ruimer)
▪ Verruiming van studiepopulaties: mentaal gehandicapten, dieren (invloed van Darwin)
o “Succes psychologie zal afhangen van de mate waarin het oplossingen biedt aan praktische
problemen”
• Behaviorisme:
o Beïnvloed door evolutieleer → (aangepast) gedrag = van belang
o Gedrag = direct observeerbaar (emoties, geheugen is niet direct observeerbaar en kan dus niet
wetenschappelijk onderzocht worden.)
o Reactie op structuralisme:
▪ Afzetten tegen introspectie (=zelfreflectie) → gedrag als enig studieobject
o Reactie op functionalisme:
▪ Studie vd geest = onmogelijk (functionalisme bestudeert deze via gedrag), agressie = niet
bestudeerbaar, enige houvast: # gevechten waarin persoon terecht geraakt
o Veel leeronderzoek: S-R onderzoek, Skinner (1904-1990): rat in box → straffen en beloningen → kijken
naar gedrag
o Onderzoek + systematische observatie = BELANGRIJK! → hedendaagse situatie (enkel ‘verruimd’),
basismethoden en psychologische principes (variabelen) nog steeds actueel
o Experiment: Watson
▪ Onderzoek naar hoe mensen fobie krijgen (en hoe je er vanaf geraakt) : baby niet bang van
rat, baby telkens laten schrikken als het rat ziet, baby bang van rat
• Cognitieve psychologie:
o Homunculus = klein mannetje in hersenen die een vrije wil heeft (geest in de machine)
o Sinds jaren ’60-’70: de computer → gaf inzicht dat homunculus niet nodig was
o Visie: mens als informatie verwerker
o Methode: exact wetenschappelijke van behaviorisme = behouden
4