Samenvatting TIB | Academiejaar 2024/2025
College 1 | Introductie
Theorieën van Internationale Betrekkingen → TIB heeft betrekking op relaties tussen staten.
TIB leggen de nadruk op verklarende theorie die peilt naar causaliteit en gebaseerd is op
empirisch onderzoek.
o Toewijzing (allocation) van waarden: het proces waarbij macht, hulpbronnen en
normen worden verdeeld binnen het internationale systeem, beïnvloed door actoren
zoals staten, instellingen en niet-gouvernementele organisaties.
o Dilemma’s van collectief handelen: situaties waarin actoren individuele belangen
verkiezen boven gezamenlijke samenwerking wat collectieve doelen belemmert.
Terwijl oplossingen zoals instituties, vertrouwen, herhaalde interacties en handhaving
van afspraken samenwerking kunnen bevorderen.
o Verticale relaties vs. horizontale relaties:
Verticale relaties verwijzen naar hiërarchische verhoudingen waarin één
actor macht uitoefent over anderen.
Horizontale relaties verwijzen naar gelijkwaardige interacties tussen
soevereine actoren zonder centrale autoriteit – cf. anarchische internationale
systeem.
o Geen normatieve theorie over hoe de internationale politiek er zou moeten uitzien:
maar beschrijvende of verklarende benaderingen die zich richten op hoe internationale
politiek feitelijk functioneert zonder voor te schrijven hoe het zou moeten zijn.
o Geen futurologie: de focus ligt op het analyseren en verklaren van huidige en
historische internationale dynamieken zonder voorspellingen of speculatieve
scenario’s over de toekomst te formuleren.
Algemene vragen verlangen naar een algemeen antwoord dat wil zeggen simplificaties zijn
theorieën → Theoretisch denken betekent dat algemene vragen om vereenvoudigde,
algemeen antwoorden vragen in de vorm van theorieën waarbij de aard van de vraagstelling
bepaalt werk perspectief of analytisch kader wordt gekozen om een voorlopig, hypotheserend
antwoord te bieden op complexe ‘waarom’-vragen.
Het woord ‘theorie’ heeft meerdere betekenissen:
Volgens Bueno de Mesquita → Theorie: een stelling of hypothese → Theorie is een
systematische verklaring die causale verbanden tussen variabelen vastlegt en voorspellingen
doet over toekomstige uitkomsten gebaseerd op empirisch bewijs en logisch denken.
Volgens Waltz → Theorie: een geheel van aannames, concepten en hypothesen → Theorie is
een abstracte en vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid die helpt om de oorzaken
van belangrijke verschijnselen te begrijpen door het identificeren van fundamentele structurele
patronen en principes.
→ Een theorie geeft antwoord op particuliere vs. algemene vragen:
Particuliere vragen: het antwoord probeert specifieke gebeurtenissen/situaties te verklaren.
Algemene vragen: het antwoord probeert bredere, meer universele patronen en principes van
IB te identificeren.
Theorie = het antwoord op een algemene vraag – cf. Angelsaksische discipline van de IB.
Explanadum = hetgeen wat verklaard moet worden = de afhankelijke variabele.
Explanans = hetgeen wat de verklaring biedt = de onafhankelijke variabele.
Causaliteit:
Steeds hypothetisch (cf. Karl Popper): stellingen/hypothesen als voorlopig/tentatief →
Causaliteit wordt steeds als hypothetisch beschouwd waarbij stellingen en hypotheses
voorlopig of tentatief zijn in lijn met Karl Poppers idee dat theorieën altijd toetsbaar en
weerlegbaar (falsifieerbaar) moeten zijn.
1
, Doelstelling is dus niet: dé waarheid → In de context van TIB is de doelstelling niet het
vinden van dé waarheid, maar het ontwikkelen van verklarende theorieën die een beter begrip
bieden van IB d.m.v. toetsbare en empirisch onderbouwde hypotheses.
Wat met infinite regress? Enkel arbitrair te stoppen door de doelstelling/vraagstelling van een
bepaalde theorie af te lijnen → Het probleem van infinite regress ontstaat wanneer een
verklaring/argument eindeloos doorgaat zonder een uiteindelijke verklaring/oorzaak te bieden,
omdat elke verklaring zelf weer een verklaring nodig heeft, wat leidt tot een keten die nooit
eindigt. In de context van TIB wordt het probleem van infinite regress opgelost door de
doelstelling of vraagstelling van een theorie af te lijnen zodat de verklaring op een bepaald
punt stopt afhankelijk van de focus van de analyse.
Noodzakelijke vs. voldoende waarden → Het onderscheid tussen factoren die essentieel zijn
voor het optreden van een bepaald fenomeen (noodzakelijk) en diegene die, wanneer ze
aanwezig zijn, het fenomeen volledig kunnen verklaren (voldoende).
Zeer vaak werken theorieën met contrafactische redeneringen → In de context van TIB
werken theorieën vaak met contrafactische redeneringen waarbij men zich afvraagt wat er zou
zijn gebeurd als bepaalde omstandigheden/gebeurtenissen anders waren verlopen om zo
causaliteit en oorzaken te begrijpen.
Bouwstenen van een theorie:
1. Aannames → Elke theorie werkt impliciet/expliciet met aannames → Aannames moeten niet per
sé realistisch zijn. Dit hangt af van de doelstelling en hun nut om fenomenen te verklaren
a. Bijv. de aanname van “unitaire actoren” → We doen alsof staten zijn zoals individuen. Dit is
een simplificerende aanname om de eindeloze ketting van waaromvragen te stoppen (het
probleem van infinite regress op te lossen).
b. Bijv. de rationaliteitsaanname → kosten-batenanalyse; methodologisch individualisme → De
rationaliteitsaanname verwijst naar de veronderstelling dat actoren zoals staten, rationele
keuzes maken op basis van een kosten-batenanalyse wat voortkomt uit het methodologisch
individualisme waarbij het gedrag van grotere systemen wordt verklaard door de acties van
individuele actoren.
c. Bijv. machtsmaximilisatie vs. machtsbehoud (status quo) → Actoren in de IB streven naar het
vergroten van hun macht (maximalisatie) ofwel naar het willen behouden van de bestaande
machtsverhoudingen (status quo) wat verschillende verklaringen en gedragingen kan
opleveren.
2. Hypothese:
a. Probabilistisch → Hypothesen die de waarschijnlijkheid of trends aangeven.
b. Deterministisch = noodzakelijke en voldoende voorwaarden → Hypothesen die
stellen dat bepaalde uitkomsten onvermijdelijk volgen uit specifieke oorzaken.
Krachtiger en makkelijker te weerleggen als probabilistische hypothesen.
3. Concepten.
Wat is een goede theorie? → Voorwaarden:
1. De concepten zijn helder → Ladder van abstractie: concepten geordend van algemeen en
abstract naar specifiek en concreet → Zodat de theorie zowel breed toepasbaar als concreet
meetbaar is.
2. Logisch consistent: formuleringen van oorzaak-gevolgrelaties zijn niet contradictorisch → De
verklaring van de fenomenen blijft hierdoor consistent en geloofwaardig.
3. Informatiegehalte: kan veel empirische fenomenen (zgn. ‘feiten’) verklaren → een theorie is
waardevol als het in staat is om een breed scala aan empirische fenomenen, oftewel feiten, effectief te
verklaren.
a. First principle of wing walking: zelfs als een theorie overduidelijk fouten bevat, kan
ze nog steeds de beste theorie zijn die beschikbaar is voor het verklaren van
fenomenen en die bestaande kennis mogelijk maakt.
4. Empirisch nuttig: je kan er je waaromvraag mee beantwoorden doormiddel van toetsbare
verklaringen die relevant zijn voor de empirische realiteit.
2
, 5. Richting van de causaliteit: misschien is de samenhang omgekeerd → Een goede theorie is
bewust van de richting van de causaliteit aangezien het mogelijk is dat de samenhang tussen variabelen
omgekeerd is wat betekent dat de oorzaak en het effect in werkelijkheid andersom kunnen liggen dan
oorspronkelijk verondersteld.
College 2 | Realisme
→ In de context van TIB benadrukt realisme dat staten in een anarchistische internationale orde
handelen vanuit eigenbelang, waarbij veiligheid en macht centraal staan in hun streven naar overleven
en dominantie.
- Een anarchistische internationale orde is een systeem waarin staten soeverein zijn en er geen centrale
wereldregering is die hun gedrag afdwingt.
3 analyseniveaus in de IB – ‘Images’ (versies v.d. werkelijkheid) volgens Waltz in zijn boek “Man, State &
War”
→ In “Man, the State and War” onderscheid Kenneth Waltz 3 analyseniveaus (“images”) in TIB elk met een
focus op een andere oorzaak van oorlog en internationale dynamiek:
1. Individueel niveau (= de menselijke natuur en psychologie) → Oorlog wordt verklaard door het
gedrag, de ambities en de fouten van individuele leiders of de inherente agressieve aard van de
mensheid.
2. Eenheden (=units of collectieve actoren) → Staten en andere actoren worden geanalyseerd als
autonome entiteiten waarvan het interne politieke, economische of sociale systeem bepalend is voor hun
gedrag in IB.
3. Systeemniveau (= structuur van het internationale systeem) → De anarchistische structuur van het
internationale systeem waarin staten zonder een overkoepelende autoriteit opereren, bepaalt hun gedrag
en leidt tot machtsstrijd en oorlog.
Waltz benadrukt dat deze niveaus complementair zijn, maar hij legt uiteindelijk de meeste nadruk op
het systeemniveau in zijn latere werk → Theorieën die gericht zijn op het individueel niveau en
‘eenheden’ zijn volgens Waltz (1979) ‘reductionist’: Theorieën gericht op het individueel niveau en
‘eenheden’ zijn volgens Waltz reductionistisch omdat ze de internationale uitkomsten verklaren vanuit interne
eigenschappen van personen of staten zonder de invloed van het internationale systeem te betrekken.
→ Structureel realisme werd opgericht door Waltz: door de nadruk te verleggen van
reductionistische verklaringen op het individueel en eenhedenniveau naar het systeemniveau waarbij
de anarchistische structuur van het internationale systeem als bepalende factor voor staatsgedrag en
oorlog wordt beschouwd.
Realisme in het algemeen:
= Pessimistisch: Geen geloof in de vooruitgang van de mensheid – als reactie tegen
‘idealisme’ na de 2e Wereldoorlog (cf. Wilson) → Pessimistisch omdat het gelooft dat
internationale relaties gedreven worden door machtsbelangen en menselijke natuur, en reageert tegen
het idealisme van bijv. Wilson’s visie op wereldvrede, zelfbeschikking, open diplomatie na WOII.
Macht, conflict en oorlog → Primair hierdoor gedreven aangezien staten streven naar veiligheid en
overleving in een anarchistische wereldorde.
Moraal en internationaal recht als slechts denkbaar als deel van de bestaande maatschappelijke
orde en uitoefening van de macht → In de context van TIB wordt ‘moraal’ en ‘internationaal recht’
volgens het realisme alleen als relevant beschouwd wanneer ze in overeenstemming zijn met de
bestaande machtsverhoudingen en belangen van staten binnen de internationale orde.
Een wereld van staten: staten ofwel als:
o Resultaat van het Westfaalssysteem (1648): Het principe dat is ingevoerd dat er een
territoriale eenheid is waar de soeverein de absolute macht heeft – absolutistisch
statensystemen → In de context van TIB ziet realisme de wereld als een systeem van staten,
voortgekomen uit het Westfaalssysteem (1648) waarin staten als soevereine territoriale
eenheden functioneren met absolute macht van de heerser binnen hun grenzen.
3
, o Resultaat van het natiesysteem in de 19e eeuw: massamobilisatie → In de context van
TIB beschouwt realisme staten als het resultaat van het natiesysteem in de 19e eeuw waarin
massamobilisatie en nationale identiteiten centraal stonden wat leidde tot de oprichting van
moderne, soevereine staten.
Mensenrechten en democratie slechts als legitimatie voor interventie → In de context van TIB
wordt realisme van mening dat mensenrechten en democratie vaak slechts worden gebruikt als
legitimatie voor interventie door machtige staten i.p.v. als oprechte doelen in IB.
Publieke opinie als rechtvaardiging, legitimatie, manipulatie en bedrog → In de context van TIB
beschouwt realisme publieke opinie vaak als een middel voor staten om hun acties te rechtvaardigen, te
legitimeren, te manipuleren of zelfs als een vorm van bedrog om binnenlandse en internationale steun te
verkrijgen voor hun beleid.
De bouwstenen van het realisme:
1. Anarchie = structuurprincipe van het internationale systeem → In de context van TIB
beschouwen de bouwstenen van het realisme anarchie als het structuurprincipe van het internationale
systeem, gekarakteriseerd door de afwezigheid van hiërarchie en de horizontale relatie tussen staten,
waarbij er geen centraal gezag is dat het legitieme gebruik van geweld monopoliseert zoals binnen
staten het geval is.
a. Afwezigheid van hiërarchie: horizontale relatie tussen staten.
b. Criterium: geen monopolie van het legitieme gebruik van geweld (vs. binnenland).
2. De staat als centrale actor → In de context van TIB is de staat volgens het realisme de centrale
actor, aangenomen als een unitaire en rationele actor die handelt op basis van eigenbelang, waarbij
klassiek realisme normatief adviseert over kosten-baten gerelateerd handelen, terwijl structureel
realisme deze aanname gebruikt om een verklarende theorie van staatsgedrag te ontwikkelen.
a. (Aanname van) unitair actor (biljard-model) → Het biljard-model in de context van TIB
beschouwt de staat als een unitaire actor waarbij alle interne actoren samenwerken en handelen
als één geheel zonder interne conflicten die het uiteindelijke beleid beïnvloeden.
b. (Aanname van) rationele actor (eigenbelang)
i. Klassiek realisme: de Staatsman zou moeten ageren (normatief-prescriptief):
kosten-baten gerelateerd handelen.
ii. Structureel realisme: een aanname om een verklarende theorie op te bouwen.
3. Overleving / ‘zelfhulp’ ook wel ‘nationaal belang’ → Binnen de context van TIB beschouwt het
realisme overleving of zelfhulp als belangrijkste streven van staten. Waarbij klassiek realisme dit
verklaart door de motieven van de staatsman op individueel niveau (cf. niveau 1 Waltz), terwijl
structureel realisme dit als een fundamentele aanname gebruikt om het gedrag van staten te verklaren.
a. Klassiek realisme: Welke motieven sturen het gedrag van de staatsman?
b. Structureel realisme: Aanname.
Klassiek realisme:
Menselijke natuur streeft naar macht zo ook de staatsman → De menselijke natuur streeft van
oudsher naar macht en deze drang naar macht bepaalt ook de acties van de staatsman in de IB.
Verklarende én prescriptieve theorie van buitenlandsbeleid → Buitenlandsbeleid als zowel een
verklarende theorie die de motieven en gedragingen van staten onderzoekt als een prescriptieve theorie
die normatief adviseert hoe staten zouden moeten handelen om hun nationale belangen te waarborgen.
Pro-‘rationeel’ beleid en ter verdediging van staatsbelangen → Rationeel beleid dat gericht is op
het verdedigen van de staatsbelangen waarbij staten handelen op basis van hun eigenbelang en macht
om hun overleving te waarborgen.
Tegen idealisme: wordt gezien als een moralistisch-legalistisch buitenlandsbeleid van de VS
(isolationisme) → idealisme wordt beschouwd als een moralistisch en legalistisch buitenlandsbeleid
zoals het isolationisme van de VS dat téveel nadruk legt op principes i.p.v. op macht en eigenbelang.
Tragisch verantwoordelijkheidsgevoel van de ‘wijze’ staatsman → de ‘wijze’ staatsman is zich
bewust van de onvermijdelijke machtsstrijd en de morele dilemma’s die gepaard gaan met het nemen
van beslissingen om de staat te beschermen.
Oproep tot prudentie: onzichtigheid en oordeelsvermogen → Prudentie: staatslieden moeten
voorzichtigheid en oordeelsvermogen gebruiken.
4