BEGINSELEN VAN HET RECHT: HC 1 – WAT IS RECHT
I. DEFINITIE RECHT:
Een rationeel opgebouwd geheel van begrippen en normen met als doel de maatschappij te ordenen en wat er
cruciaal is dat er een verband bestaat tussen het recht en de overheid.
1. Rationeel opgebouwd geheel:
▪ R = allemaal versch deeltjes, die op logische wijze met elkaar verbonden zijn, zitten in een structuur
▪ R is gebaseerd op de rede (‘ratio’) → R is heel rationeel opgebouwd → geen plaats voor gevoel
▪ Maar op bepaalde plaatsen wordt het gevoel toch toegelaten in het R → belangrijk is dat het
momenten waarop het gevoel het recht juridische beslissingen kan binnenkomen, heel uitdrukkelijk
bepaald is in dat recht zelf. (Bv: Art. 5.3.1bis examenregeling UHasselt)
▪ Het R bepaalt zelf of er gevoel mag meespelen
Bv: Lln is gebuisd doordat die erg ziek is geweest, voorzitter examencommissie bekijkt dit voor mss herkansing →
gevoel speelt mee → Het R zelf bepaalt of dat het mag, het is voorzien in art 2.4 3de lid
2. Begrippen en normen:
▪ Gebruik v juiste terminologie door een jurist is er belangrijk
▪ Juridische termen die hebben allemaal hun eigen specifieke betekenis
- ‘misdaad’ vs ‘misdrijf’ → misdaad is een misdrijf, maar niet elke misdrijf is een misdaad
- ‘arbeidsovereenkomst’ vs ‘aanstelling’ (aanstelling: besluit dat alleen wordt ondertekend door de
overheidswerkgever (eenzijdig besluit). Arbeidsovereenkomst wordt ondertekend door werkgever en werknemer (tweezijdig)
- ‘wet’ vs ‘decreet’ (De federale overheid maakt wetten. De regionale overheden, zoals de Vlaamse overheid, vaardigen
decreten uit, met uitzondering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat ordonnanties en verordeningen maakt.)
- ‘vredegerecht’ vs ‘vrederechter’ (De vrederechter is de rechter die het dichtst bij de burger staat, een laagdrempelie
rechter. De vrederechter behandelt enkel burgerlijke zaken die voor de burger een “privékarakter” hebben bv: burenruzies,
geschillen i.v.m. huurovereenkomsten)
▪ Normen = regels = gedragsvoorschriften
▪ Een norm heeft een algemeen karakter, ze zijn abstract omschreven in de codex zodanig dat ze
betrekking kunnen hebben op een onbepaald aantal personen en situaties
- Als het woord ‘wet’ gebruikt wordt als regel in het algemeen → noemen we dat wet in materiele zin
(Materiële zin of brede zin = gedragsregels die zijn uitgevaardigd van de overheid)
- We gebruiken soms ook ‘wet’ in formele zin → norm die gemaakt wordt door specifieke overheid → het parlement
(Formele zin of enge zin = één specifieke manier van totstandkoming, nl iets wat uitgaat van een wetgevende macht die door de
Grondwet daartoe bevoegd verklaard is → in België → wetten, decreten en ordonnanties)
- Wetten in nog meer formele zin → zijn normen die gemaakt worden door Belgische federale parlement
o Materiel → heeft te maken met de inhoud
o Formeel → heeft te maken met de vorm
- “De wet is de wet” → bedoel je ‘in materiele zin’ → verwijst naar alle mogelijke juridische normen die er bestaan
- Het federaal parlement heeft vandaag een wet gestemd in verband met … → wet in formele zin
Formele wet is ook een materiële wet → formele wet is een regel die gemaakt wordt door het parlement, dan
wordt dat automatisch ook algemeen een regel die je moet volgen, dus een materiële zin
(wet in materiele zin = het recht)
,3. Maatschappij ordenen
▪ Recht = middel om een doel te bereiken
▪ Doel = waar je met de mtschp naartoe wilt (wereldbeeld), we willen samenleving mogelijk maken
▪ We willen rechtszekerheid bieden → aan bevolking een zekere mate v voorspelbaarheid geven →
door die rechtsregels en doordat men daaraan houdt zo kan de andere voorspellen wat er gaat
gebeuren → Bv: verkeerslichten, je wilt met een zekerheid door het groen rijden en je voorspelt dat anderen
stoppen doordat die afspraak er is en de anderen weten dat ook
▪ Een bepaald recht geldt in één enkele mtschp → resultaat: er zijn verschillende rechtsorden, want
verschillende maatschappijen willen zich op verschillende manieren gaan organiseren → leidt ertoe
dat het recht de manier waarop de mensen samenleven en waarop dat in juridische regels is gegoten,
niet overal hetzelfde is
▪ Een beperkt beleid blijft mogelijk → rechtsregels zijn per definitie heel abstract opgesteld → leidt
ertoe dat het soms niet helemaal duidelijk is welke regels je moet toepassen op welk geval, want elk
geval is verschillend → welke abstracte regel moet ik nu gebruiken om dit op te lossen → kan zijn dat
je die rechtsregel moet gaan interpreteren als rechter/advocaat… → rechter zoekt een abstracte regel
en kijkt pas dit op het concrete geval dat ik heb en moet gaan interpreteren
▪ Ook andere (niet-juridische) regels willen mtschp ordenen → het is niet alleen het recht dat ambitie
heeft om de samenleving te ordenen, er zijn bv godsdienstige regels, de moraal
▪ Raakpunten en verschilpunten met het recht:
Juridische en niet-juridische regels hebben bepaalde raakpunten → ze willen allemaal de
maatschappij ordenen → maar ook verschilpunten → belangrijkste verschilpunt is “afdwinging” →
een juridische regel is afdwingbaar (je kan iem verplichten om die jurid r te volgen en als je dat niet
doet kan er een sanctie volgen) → je krijgt geen sanctie door bv niet naar de kerk te gaan.
Recht = waardeneutraal
4. Verband tussen recht en overheid
▪ Uitvaardigen van het recht: rechtsvormende organen van een gemeenschap/maatschappij = overheid
De overheid vaardigt het recht uit, parlement maakt regels, er zijn rechtsvormende organen van een
gemeenschap/samenleving die het recht maken, die de bevoegdheid hebben om dat recht te maken
→ nl de overheid
Positieve recht → ponere = opleggen → door de overheid opgelegde wet, gemaakte recht door de
overheid
▪ Overheid gaat ook de naleving van die rechtsregels garanderen via sanctionering → recht is
afdwingbaar
Geen eigenrichting en geweldmonopolie ligt bij overheid:
o Gevolg van het verband → eigenrichting is verboden = dat ikzelf sancties ga verzinnen en
opleggen → het sanctioneren van overtreden van rechtsregels gebeurd door de overheid
Rechtstaat = een staat/samenleving die geregeld wordt via rechtsregels
o Geweldmonopolie ligt bij de overheid → dwang kunnen en mogen gebruiken
Overheid gaat via juridische procedures iem sanctioneren als die regels overtreedt
(Rechtshandhaving = actief bijdragen tot het naleven van de rechtsnormen)
, ▪ Verschillende sancties, afhankelijk van het concrete rechtsprobleem:
→ Elke verschillende rechtstak heeft vaak eigen typische sancties
o Gedwongen uitvoering (Sanctie die bestaat uit gedwongen uitvoering: eig moest dit gebeuren, het is
niet gebeurd, maar je gaat het alsnog moeten doen, het recht dwingt u)
o Uitvoering bij equivalent = financiële sanctie (soms is een gedwongen uitvoering gwn niet mogelijk:
iem heeft een arbeidsovereenkomst en die weigert te gaan werken, kan je niet verplichten of dwingen
om te gaan werken, je kan die niet met geweld uit het huis halen, dwang op de persoon mag niet →
gevolg: financiële sancties)
o Nietigheid (rechtshandeling wordt geacht nooitte hebben bestaan) Relatieve/ absolute
(Andere soort sanctie = nietigheid → men doet alsof een bepaalde rechtshandeling, bv overeenkomst,
nooit heeft bestaan) Sanctie is afhankelijk van het probleem dat zich stelt
▪ ‘Straf’ = specifieke sanctie uit het strafrecht
- zoals bv geldboete of gevangenisstraf,
- waarbij de overheid het monopolie heeft voor het opleggen en uitvoeren van die straffen, het
openbaar ministerie (OM) gaat in het strafrecht bepaalde straffen vorderen en uitvoeren, de overheid
die strafrechtelijk gesanctioneerde rechtsregels gaat sanctioneren → vrijheidsstraf (iem beroven van
de vrijheid), geldboete = een sanctie die typisch is uit het strafrecht
II. OBJECTIEF EN SUBJECTIEF RECHT
▪ Objectief recht = het geheel v abstracte normen, los van concrete toepassingen = hele pakket van
juridische regels. Bv: “volgens Art… mag je geen venster zetten zonder vergunning” of “ik vind het recht in mijn
codex” (abstracte rechtsregel in de codex, het subjectieve recht is een daarop gebaseerde aanspraak)
▪ Subjectief recht = een op het objectieve recht gesteunde, daar hoort ook beschermde aanspraak,
bevoegdheid van een persoon bij, het is een concrete rechtstoepassing
→ je kan uit dat objectieve recht al die verschillende rechtsregels in de codex, kan je bepaalde
aanspraken afleiden, kan je bepaalde rechten claimen → je gaat dus een concrete rechtstoepassing
maken van een objectieve rechtsregel
Bv: “ik mag een bestenster plaatsen, want ik heb een vergunning” of “Ik heb het recht om mijn codex mee te
nemen” → ik heb een bevoegdheid op basis van een regel die in de codex zit, namelijk de regel in verband met
eigendom → ik heb namelijk die codex gekocht en die is van mij → ik ben het subject, ik ben de eigenaar
III. RECHTSOBJECTEN EN RECHTSSUBJECTEN
Rechtsobject = o Een geleidend voorwerp van een concrete rechtstoepassing, hetgeen waarover het gaat bij een
objectieve rechtsregel, kunnen goederen zijn, dingen, dieren. Het rechtsobject is datgeen
waarover die rechtsregel gaat
o Het lijdend voorwerp van een concrete rechtstoepassing
Rechtssubject = o Drager van subjectieve rechten (en plichten)
o Natuurlijke persoon of rechtspersoon:
dat ben ik die zegt “ik heb het recht om mijn codex mee naar huis te nemen” “blijf uit mijn huis, want ik heb
het recht op het beschermen van mijn privéleven” ik ben de drager van dat subjectief recht, ik ben het
rechtssubject → gaat altijd een natuurlijk persoon (mens van vlees en bloed) zijn of een
rechtspersoon (zijn ook drager v rechten en plichten, maar die geen mensen v vlees en bloed zijn
bv: een vennootschap, een onderneming → is fictie want je ziet die niet lopen → zijn juridische ficties → zijn
abstracte ideeën die in het recht worden geïntroduceerd om eig het juridische verkeer mogelijk te maken
Blackboard! Minuut 15 - Minuut 12 oef!
, Vroeger → dieren waren altijd rechtsobjecten (een dier was een voorwerp van een juridische regels, het had
zelf geen rechten) → ook een rivier → maar daar is de laatste jaren een hele evolutie merkbaar
waarbij men sommige rechtsobjecten gaat beschouwen als rechtssubjecten
→ bv een rivier heeft eigen rechten om beschermd te worden, het is een juridische fictie maar we
moeten die zien als een drager van rechten en plichten
→ hetzelfde voor dieren → men begint er juridisch anders naar te kijken
→ klimaatproblematieken is ook meebepalend waarbij men ziet dat bepaalde ecosystemen erg
belangrijk zijn en dat men zich de vraag moet stellen kan men die nog allemaal bezien als puur het
voorwerp v juridische regels, als het menselijk voortbestaan zo belangrijk is
IV. POSITIEF RECHT EN NATUURRECHT
▪ Positief recht = recht dat bestaat in een bepaalde samenleving, op een bepaald ogenblik
ponere (opleggen) → het door de overheid gemaakt recht, opgelegd recht, het recht dat op een
bepaald ogenblik bestaat binnen een samenleving
o → belangrijk concept dat daarmee samengaat is het idee van het rechtspositivisme → de
stroming van het rechtspositivisme is een juridische denkwijze die ervan uit gaat dat alle
normen, die op de juiste manier tot stand gekomen zijn binnen een bepaalde samenleving,
dat is het waar we mee moeten doen, los van de vraag of dat dat recht ethisch het juiste
recht is
o bv: de doodstraf → stel in België wordt de doodstraf heringevoerd, op de juiste manier volgens de
procedures die er bestaan wordt het terug ingevoerd → mensen gaan dan zich afvragen of dat wel het
juiste is om te doen terwijl rechtspositivisten zouden zeggen “het is op de juiste manier tot stand
gekomen, daar gaan we het meedoen, het is zo” maar er zijn mensen die zich gaan afvragen of dit wel
ethisch juist is en zo komt het natuurrecht in beeld
o Positiefrecht heeft eig een engere visie op het recht (22,29)
▪ Natuurrecht = idee dat er rechtsregels zijn die kunnen worden afgeleid uit de natuur, of uit de natuur
van de mens
o Een visie op het recht, een filosofische insteek die zegt “er zijn bepaalde rechtsregels die we
kunnen afleiden uit de natuur of uit de natuur van de mensen zelf, er is een bepaald goed en
kwaad.
o Los van het positieve recht dat bestaat in versch samenlevingen, zijn er rechtsregels die
zeggen wat goed is en wat kwaad is en die kunnen afgeleid worden uit de natuur v de mens
en je kan dus positief recht hebben dat slecht is → je kan rechtsregels zijn die aanvaard zijn
volgens de regels die in een bepaalde samenleving gaan om recht te produceren, maar toch
slecht zijn, omdat ze in tegenstrijd zijn met het natuurrecht
Rechtsdwaling = het niet kennen van het recht
Werkelijke wereld is niet de wettelijke wereld → recht is niet puur ratio
Gerechtelijke dwaling = rechters zijn mensen en mensen maken fouten
“is dit de samenleving dat we willen?” → het denken rond het recht is belangrijk in rechten, je moet kritisch
nadenken, een stap terugzetten en de vraag stellen: is dit wel een goed idee?
V. MATERIEEL EN FORMEEL RECHT
= als materiële wet of formele wet
Het gaat hier over alle rechtsregels die we kunnen indelen in enerzijds:
▪ Materiele rechtsregels (= inhoudelijke rechtsregels, die het inhoudelijk toepasselijk recht bevatten =
substantive law) Materieel recht → stuurt inhoudelijk het gedrag stuurt v mensen
▪ Het formeel recht (procedureregels, het hulprecht dat het materieel recht moet doen
naleven/afdwingen = procedural law) Formeel recht → dat help om het materieel recht te doen
naleven
Art 935 Ger. W.: Formeel recht want het gaat puur over de procedure, we weten hier zelfs niet welk materieel
recht gaat worden afgedwongen. Het is een procedurevoorschrift van als er een probleem tot bij de rechter
komt en er is een getuige, dan schrijft deze bepaling voor hoe de rechter zich gaat moet gaan gedragen in het
aanzien van de getuige → het zegt niets over hoe wij ons in ons dagelijks leven gaan moeten gedragen