Infectiepreventie en bestrijding
antimicrobiële resistentie (AMR): dreiging, stille pandemie
infectiepreventie en beheersing: ‘ziekenhuishygiëne’, gelden voor alle zorginstellingen
en elk contact tss pt en zorgverstrekker
doel: doorbreken infectiecyclus, preventie overdracht MO en kolonisatie
overdacht: contact, druppels (>5ym), aerogeen (<5ym)
kennis vd overdrachtsweg belangrijk voor juiste preventieve maatregelen!
Zorginfecties: infectie opgelopen tijdens de zorg ih ZH of andere zorginstelling
(reeds voor opname ziek of incubatiefase telt niet!)
Vroeger ‘Zhinfectie of nosocomiale infectie’
Operationeel: infectie minstens 48u na opname
30% vd zorginfecties = vermijdbaar
Bevorderende factoren
- Kwetsbare ptn (door ziekteproces of medisch handelen)
- Virulente MO
- Resistente MO (kolonisatieresistentie valt weg door abdruk)
- Zorg-contacten en handelingen
Variabele verwekkers (bact, fungi, virussen): ZHbact > zeer resistente stammen
Infectiebron: exogeen (<ZH of zorgomgeving) of endogeen (eigen microflora)
Impact:
- Morbiditeit
- Mortaliteit: crude mortality > attributal mortality
- Extra hospitalisatiedagen
Meest frequente zorginfecties:
- (CA)UTI: (catheter-associated) = UWI
- VAP: ventilator associated pneumonia = onderste luchtweg infectie
- SSI: surgical side infection = postoperatieve wondinfectie
- CLABSI: central line associated bloodstream infection = bloedbaaninfectie
Pijlers van infectiepreventie
Algemene maatregelen
• Goede medische praktijk: Vermijden van onnodige ingrepen en invasieve devices.
• Aseptische technieken, vaccinaties, en verantwoord abgebruik.
Specifieke maatregelen
1. !! Horizontale infectiepreventie:
o Reservoirs elimineren: Reiniging, desinfectie, sterilisatie.
o Transmissie onderbreken: Handhygiëne, beschermingsmiddelen, prik- en
spatongevallen voorkomen.
, 2. Verticale infectiepreventie (MO specifieke maatregelen): gericht op specifieke
pathogenen (bv. MRSA, SARS-CoV-2) via screening en isolatie.
Horizontaal vs. Verticaal:
• Horizontaal: Algemeen, ongeacht MO
• Verticaal: Specifiek, nodig bij lage naleving van horizontale maatregelen
+ Surveillance en outbreakmanagement
Reiniging, desinfectie en sterilisatie
MO kunnen overleven op opp en zorgmateriaal, wat risico op overdracht geeft. Daarom
is wegwerpmateriaal ideaal. Beleid voor herbruikbaar materiaal:
Spaulding-classificatie:
• Kritische vw: Contact met steriele zones/bloed; vereist sterilisatie (bv.
chirurgische instrumenten).
• Semi-kritische vw: Contact met niet-intacte huid/mucosae; vereist high-level
desinfectie (bv. endoscopen).
• Niet-kritisch: Contact met intacte huid; vereist reiniging of low-level desinfectie
(bv. bloeddrukmanchet).
Decontaminatiemethodes
1. Reiniging: Verwijdert organisch materiaal (bv. bloed, mucus) en is essentieel vóór
desinfectie/sterilisatie. Organische resten vormen een barrière en kunnen
desinfectantia neutraliseren.
2. Desinfectie: Vermindert sterk, maar elimineert micro-organismen niet volledig
(sporen en sommige virussen blijven).
o Thermisch: Hoge temperatuur (bv. 1 minuut op 90°C), meest effectief.
o Chemisch: Desinfectantia, gebruikt bij warmtegevoelig materiaal.
Vb Alcoholen, chloor-, joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide,
perazijnzuur (HLD), glutaaraldehyde (HLD).
3. Sterilisatie: Volledige eliminatie van micro-organismen, inclusief sporen;
reiniging vooraf is essentieel.
Stoom: meest gebruikt, snel, effectief (autoclaaf, bv. 3 min op 134°C), voor
hittebestendig materiaal
Droge lucht: Hogere temperatuur (bv. 2 uur op 160°C), voor labmateriaal.
Ethyleenoxide: Voor warmtegevoelig materiaal; traag en toxisch, vooral
industrieel.
Gamma-straling: Voor disposable materiaal
Cysten, sporen en prionen zijn veel resistenter tegen sterilisatie en desinfectie dan
vegetatieve bacteriën en virussen. Prionen zijn het meest hardnekkig; wegwerpmateriaal
wordt aanbevolen bij risicopatiënten. Naakte virussen zijn relatief R tegen antiseptica.