Vennootschapsrecht:
samenvatting
1. Vennootschappen en verenigingen
1.1. Het nieuwe wetboek van vennootschappen en
verenigingen
Op 23 maart 2019 werd het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen
(WVV) ingevoerd om het Belgische vennootschaps- en verenigingsrecht te
vereenvoudigen en te flexibiliseren.
Doelstellingen van de hervorming:
1. Vereenvoudiging:
o Het vermijden van "goldplating", waarbij Europese richtlijnen bij
omzetting naar Belgisch recht strengere of extra regels kregen.
o Voorheen werden bijvoorbeeld kapitaalvereisten voor NV’s onnodig
uitgebreid naar BVBA's en CVBA's, wat het recht complex en rigide
maakte.
2. Flexibilisering:
o Dwingende regels werden beperkt tot situaties waarin bescherming
van stakeholders noodzakelijk was.
o Regels werden zoveel mogelijk aanvullend recht, wat bedrijven
flexibiliteit biedt om eigen afspraken te maken.
o Er werd gebruikgemaakt van default-regelingen: standaardregels
die van toepassing zijn als een vennootschap niets anders bepaalt in
haar statuten.
Keerzijde van flexibiliteit:
Hoewel flexibiliteit een belangrijk doel was, leidde dit ook tot extra complexiteit
en onzekerheid.
Fiscale neutraliteit:
De hervorming voorzag geen wijziging in fiscaliteit. Om dit te waarborgen:
Technische aanpassingen werden gedaan in het jaarrekening- en fiscaal
recht.
Het principe blijft dat oorspronkelijk ingebracht vermogen belastingvrij
uitgekeerd kan worden.
1.2. Inwerkingtreding en overgangsrecht van het WVV
1.2.1 Uitgangspunt
1
,De hervorming van het vennootschapsrecht had als doel om binnen redelijke tijd
alle vennootschappen onder één nieuwe wetgeving te brengen, zonder hen
onmiddellijk te dwingen hun statuten aan te passen. Bijzondere aandacht gaat uit
naar ondernemingen waarvan de vennootschapsvorm is afgeschaft of die een
andere vorm moeten aannemen.
1.2.2 Algemene regel
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) trad in werking op 1
mei 2019:
Nieuwe vennootschappen: vanaf die datum volledig onder het nieuwe
recht.
Bestaande vennootschappen: overgangsperiode tot 1 januari 2020,
met de mogelijkheid van een vrijwillige “opt-in” door hun statuten aan te
passen.
Vanaf 1 januari 2020 zijn de dwingende bepalingen van het WVV
automatisch van toepassing, zelfs zonder aanpassing van de statuten.
Voorbeelden van dwingende bepalingen:
Nieuwe benamingen en afkortingen van vennootschapsvormen.
Regels rond balans- en liquiditeitstest bij winstuitkering (voor BV’s).
Nieuwe alarmbelprocedure en regels bij belangenconflicten.
Wijzigingen in bestuurdersaansprakelijkheid en stemprocedures.
Regels rond vereffening en neutralisering van onthoudingen bij stemming.
Suppletieve bepalingen zijn pas van toepassing als de statuten niet afwijken.
Statuten moeten uiterlijk 1 januari 2024 worden aangepast, bijvoorbeeld bij een
statutenwijziging.
1.2.3 Afgeschafte vennootschapsvormen
Voor vennootschapsvormen die zijn afgeschaft, zoals de CVOA en Comm.VA:
Deze mogen na 1 mei 2019 niet meer worden opgericht.
Bestaande vennootschappen moeten uiterlijk 1 januari 2024 worden
omgezet naar een toegestane rechtsvorm.
Tot die omzetting blijven zij onder het oude Wetboek van Vennootschappen
vallen, met onmiddellijke toepassing van nieuwe dwingende bepalingen
die overeenkomen met de meest passende rechtsvorm.
Na 1 januari 2024 worden deze vennootschappen van rechtswege
omgezet, met aanpassing van de statuten binnen zes maanden (uiterlijk
op 1 juli 2024).
De verantwoordelijkheid voor deze aanpassingen ligt bij het bestuursorgaan.
2
,1.3. Territoriaal toepassingsgebied
Het territoriaal toepassingsgebied van het WVV is veranderd ten opzichte
van het oude Wetboek van Vennootschappen.
Oude situatie: werkelijke zetelleer
Het toepassingsgebied werd bepaald door de werkelijke zetel (Fr. le
siège réel), oftewel de locatie van de voornaamste activiteiten of
beslissingscentrum van de vennootschap.
Dit leidde tot asymmetrie binnen de Europese Unie:
o Een Belgische vennootschap kon niet eenvoudig emigreren zonder
haar nationaliteit te wijzigen.
o Een buitenlandse vennootschap met statutaire zetel elders kon zich
wel eenvoudig in België vestigen.
Nieuwe situatie: statutaire zetelleer
Het WVV kiest nu voor de statutaire zetel (Fr. le siège statutaire), zoals
bepaald in artikel 2:146 WVV.
Dit is het adres dat in de oprichtingsakte van de vennootschap wordt
vermeld (art. 2:8 WVV).
Voordelen:
o Eenvoudig en objectief: Het criterium is de formele statutaire
zetel, niet de feitelijke activiteiten.
o Alle vennootschappen met een statutaire zetel in België vallen
onder het Belgische WVV, ongeacht waar hun activiteiten of
bestuurscentrum zich bevinden.
Europese context en vrijheid van vestiging
Het Hof van Justitie waarborgt de vrijheid van vestiging binnen de EU.
Dit betekent dat vennootschappen vrij een lidstaat kunnen kiezen voor
oprichting op basis van de gunstigste wetgeving, ook als hun activiteiten
zich elders bevinden.
Impact van de wijziging
De verschuiving naar de statutaire zetelleer bevordert de
rechtszekerheid en sluit beter aan bij economische en juridische
realiteiten.
Het Belgische WVV is van toepassing op alle vennootschappen met een
statutaire zetel in België.
Deze aanpassing harmoniseert het Belgische vennootschapsrecht beter met het
Europese recht en voorkomt de asymmetrische situaties die de werkelijke
zetelleer veroorzaakte.
3
,1.4. Vereniging, stichting en vennootschap
1.4.1 Samenwerkingsverband
Twee of meer personen die besluiten samen te werken, doen dit door een
overeenkomst te sluiten.
Dit houdt in dat de partijen beloven bepaalde handelingen te verrichten
om samen een bepaald resultaat te bereiken, met de intentie om voor een
afgesproken periode samen te werken.
Een vennootschap is een contract waarbij verschillende personen
vrijwillig samenwerken.
Het nieuwe WVV lijkt echter de nadruk te verleggen van een contractuele
benadering naar de mogelijkheid van éénhoofdigheid voor sommige
vennootschappen (zoals BV's en NV's).
1.4.2 Doelstelling van de samenwerkende personen
Het doel van de samenwerking bepaalt of het een vereniging of een
vennootschap is:
o Vereniging (VZW): Doel is belangeloos, bijvoorbeeld
maatschappelijke of ideële doeleinden. Leden mogen geen
vermogensvoordeel ontvangen.
o Vennootschap: Doel is vermogensvoordeel voor de vennoten, die
direct of indirect profiteren van de activiteit.
o Stichting: Een rechtspersoon, opgericht door één persoon (de
stichter), met een specifiek vermogen en zonder leden of vennoten,
die een belangeloos doel nastreeft, zoals het beheer van een
kunstcollectie of ondersteuning van een leefgemeenschap.
1.4.3 Toegelaten activiteiten
Verenigingen en stichtingen kunnen nu ook winstgevende activiteiten
uitvoeren, net zoals vennootschappen, maar met een strikt
winstuitkeringsverbod.
Dit verbod geldt voor directe en indirecte uitkeringen, en winsten moeten
besteed worden aan het belangeloze doel van de organisatie.
Het belangrijkste onderscheid tussen vennootschappen en verenigingen is
dit winstuitkeringsverbod, dat ook indirecte uitkeringen omvat.
1.4.4 Juridische erkenning van het samenwerkingsverband
Om een juridisch erkend statuut en rechtspersoonlijkheid te verkrijgen,
moeten oprichters voldoen aan bepaalde wettelijke vereisten, zoals het
opstellen van een schriftelijke overeenkomst, het neerleggen van
documenten bij de ondernemingsrechtbank, en het publiceren van de
oprichting in het Belgisch Staatsblad.
4
, Met rechtspersoonlijkheid krijgt de vennootschap of vereniging een eigen
vermogen, rechten en plichten, en kan zij zelfstandig optreden in juridische
procedures.
Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid is onderworpen aan
vennootschapsbelasting, terwijl een vennootschap zonder
rechtspersoonlijkheid belastingplichtig is voor de vennoten.
1.5. Het begrip vennootschap
1.5.1 Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) werd ingevoerd in
2019 en vervangt het oude Wetboek van Vennootschappen en verschillende
andere wetten, waaronder die met betrekking tot verenigingen zonder
winstoogmerk (VZW), stichtingen, en Europese politieke partijen en stichtingen.
De structuur van het Wetboek is als volgt:
Boek 1 bevat definities van termen zoals vennootschap, vereniging, en
stichting.
Boek 2 bevat algemene regels die van toepassing zijn op alle
rechtspersonen (vennootschappen, verenigingen, stichtingen). Het
behandelt zaken zoals naam, oprichting, openbaarmakingsverplichtingen,
bestuur, geschillenregeling, ontbinding, en vereffening.
Boek 3 behandelt het recht op jaarrekeningen.
Boeken 4 tot en met 8 behandelen de verschillende soorten
vennootschappen.
Boeken 9 tot en met 11 zijn voor verenigingen en stichtingen.
Boeken 12 tot en met 14 regelen herstructureringen en omzettingen
van vennootschappen.
Boeken 15 tot en met 18 behandelen de Europese rechtsvormen.
De wetgever heeft ervoor gekozen het aantal vennootschapsvormen te
vereenvoudigen, en enkele rechtsvormen zijn afgeschaft, zoals de coöperatieve
vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA) en de
landbouwvennootschap (LV). Er blijven drie belangrijke kapitaalvennootschappen
over: de besloten vennootschap (BV), de naamloze vennootschap (NV), en de
coöperatieve vennootschap (CV).
1.5.2 Definitie van de Vennootschap
Het WVV definieert een vennootschap als volgt (art. 1:1 WVV):
“Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer
personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en
stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp.
Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks
vermogensvoordeel uit te keren.”
De vier belangrijkste elementen uit deze definitie zijn:
5