Schakeljaar Pedagogische Wetenschappen - Orthopedagogiek
Pedagogische basisbegrippen en contexten - Bruno
Vanobbergen
Floor Gabriëls
Floor Gabriëls
Academiejaar 2017-2018
,Floor Gabriëls 2017-2018
1. INLEIDING (pg. 9-18)
Hoe je naar de pedagogiek als wetenschap kijkt, bepaalt de wijze waarop je erover schrijft. Er bestaan
verschillende pedagogieën voor verschillende doelgroepen. Afhankelijk van de vraag die je stelt, bekom je
een ander soort schrijven.
1.1. Afbakening en ontwikkeling van de pedagogiek
Binnen de pedagogiek bestaan er heel veel verschillende visies, benaderingen en invalshoeken die allemaal
hun invloed hebben op hoe we naar opvoeding kijken en hoe we erover spreken. Men heeft al vaak
geprobeerd om tot een overkoepelende omschrijving te komen maar meestal is deze zeer algemeen. Er zijn
verschillende subpedagogieken die naast elkaar bestaan en elk op hun eigen manier ‘dienstbaar’ willen zijn
tegenover pedagogische processen. Vaak vertrekken ze vanuit verschillende paradigma’s en hebben ze een
eigen filosofie. Bv. de historische pedagogiek, de sociale pedagogiek, de normatieve pedagogiek,…
Alledaagse normatieve pedagogiek
De alledaagse normatieve pedagogiek is vaak niet wetenschappelijk bewezen, dit wil echter niet zeggen dat
deze stroming nutteloos is. Ze komt namelijk vaak tot uiting in het dagdagelijkse opvoeden, voorbeeld
‘supernanny’. Het is eerder een combinatie van tradities en gezond verstand. Normatief wil zeggen dat de
focus vooral ligt op het geven van advies, het wordt gezien als een moraliserende stroming. Bovendien is ze
veranderlijk afhankelijk van de tijd, de context en de cultuur waarin we leven.
Wereldbeschouwelijke normatieve pedagogiek
De focus ligt nog altijd op advies geven maar deze stroming is veel explicieter. Ze vormt één samenhangend
systeem dat vaak bindend is. Hierbij wordt op een deductieve manier gewerkt, er wordt vertrokken vanuit
een bepaalde wereldbeschouwing, bv. het katholieke geloof, en er wordt een pedagogiek ontwikkeld die
hier perfect binnen past. De normatieve opvatting over opvoeding wordt van daaruit afgeleid, bv. welke
waarden moeten goede christenen hebben?. Een belangrijke naam hierbij is Frans De Hovre, hij is een
voorbeeld van de katholieke pedagogiek en was populair rond WO1 en WO2.
Beknopte theoretische pedagogiek van Langeveld (20e E)
Langeveld stelt dat de pedagogiek haar oorsprong moet vinden in de dagelijkse praktijk van opvoeding, het
mag niet zomaar voortvloeien uit wijsbegeerte, filosofie, theologie,… Volgens hem gaat het niet om
vaststaande adviezen (zoals uit de normatieve pedagogiek) maar wel om concrete en dagelijkse situaties
die ons een spiegel voorhouden en doen reflecteren over onszelf. Hij wil geen oplossingen of antwoorden
aanreiken maar eerder kapstokken en inzichten aanbieden.
Desondanks is er volgens hem wel nood aan een theoretisch kader, de pedagogiek moet ‘de theorie van de
praktijk’ zijn. Langeveld hecht belang aan een ‘systematische ordening van kennis die een samenhangend
en gesloten raamwerk vormt’. Zijn ideeën zijn nog steeds belangrijk maar gelden niet meer voor de actuele
situatie. Enerzijds is de pedagogiek inderdaad een praktijkwetenschap die onvermijdelijk normatief zal zijn.
Anderzijds leven we de dag van vandaag in een diverse samenleving waar waardenpluralisme centraal
staat. Het is dus niet meer mogelijk om de pedagogiek zo strak af te bakenen en als een eenduidige
wetenschap te zien.
,Floor Gabriëls 2017-2018
Pedagogiek in meervoud: pedagogisch driestromenland
Binnen de pedagogiek is er zelden een algemene consensus: opvoeding zal altijd een punt van discussie
blijven. In de geschiedenis zien we een grote diversiteit aan ideeën terugkomen. Deze metatheoretische
stromingen hebben elk hun eigen opvatting over het pedagogische, inhoudelijke, wetenschappelijke en
theoretische aspect van de pedagogie. In totaal zijn er 3 grote stromingen die tot op de dag van vandaag
bestaan. Elk van deze stromingen heeft een bepaalde mening over wat de primaire taak van de pedagogie
zou moeten zijn.
• Geesteswetenschappelijke pedagogiek: begrijpen, verstaan, inzicht verkrijgen in het wat, hoe en
waarom. Doel is vooral om hierdoor dienstbaar te zijn voor de praktijk.
• Empirisch-analytische pedagogiek: verklaren, beschrijven, willen weten en bewijzen, focus op evidence-
based. Doel is vooral om tot een bepaalde waarheid te komen.
• Kritisch-emancipatorisch: legt een link tussen micro en macro, gaat over grotere pedagogische
vraagstukken op schaal van de hele samenleving.
Deze drie stromingen zijn niet één voor één uit elkaar geëvolueerd maar bestaan al lange tijd naast elkaar.
Daarom wordt er ook gesproken van een pedagogisch driestromenland. Tegenwoordig is de empirisch-
analytische stroming wel het meest dominant, dit zien we terug in het positivistisch paradigma dat vaak
heerst binnen de wetenschap.
Toch evolueren we steeds meer naar een integratief paradigma met aandacht voor een eclectische visie. Er
is steeds minder discussie tussen de verschillende stromingen. Zo is er bv. meer aandacht voor
pragmatische keuzes (bv. wat werkt het beste in deze situatie) in plaats van dat men blijft vasthouden aan
een bepaalde stroming. Om de pedagogiek zo goed mogelijk te begrijpen is het belangrijk dat we niet
vertrekken vanuit een principiële benadering maar wel vanuit het idee dat verschillende stromingen naast
elkaar kunnen bestaan. Zo kunnen we zelf selecteren wat op een bepaald moment passend, nodig en/of
nuttig is.
1.2. Het ongrijpbare van de pedagogiek
De pedagogiek is een wetenschappelijke discipline waarbij de focus ligt op ‘de opvoeding’. Het onderwerp
ligt vast maar is tegelijkertijd continu in verandering. De evolutie van de wetenschap wordt vaak
voorgesteld als een boom: diepe wortels, een stevige stam en van daaruit verschillende takken. Dit is
echter niet passend voor de pedagogie, bv. om dat er geen duidelijke oorsprong aangewezen kan worden.
Daarom gebruikt men de metafoor van het rizoom. Deze structuur groeit niet van onder naar boven in een
min of meer rechte lijn, maar groeit horizontaal en vormt een uitgebreid netwerk. Deze voorstelling toont
ons dat de pedagogiek continu evolueert doorheen de tijd, zonder dat we kunnen voorspellen hoe ze zal
groeien of uitbreiden.
De pedagogiek heeft een belangrijke historische waarde maar moet ook naar de toekomst kijken en blijven
evolueren. We mogen ze niet beperken tot een verplichtend raamwerk. Het is een wetenschap die steeds
open, onderzoekend en flexibel is. Op deze manier kan ze omgaan met zeer diverse en veranderende
thema’s, zonder vast te blijven zitten in een bepaalde tijd of context. Hierbij is het belangrijk om niet te veel
vast te houden aan een bepaalde stroming.
,Floor Gabriëls 2017-2018
Veelvormigheid van de pedagogiek:
• Aandacht voor pedagogische basisbegrippen
• Positionering tot nieuwe sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen
• Pedagogiek als discipline met een bredere methodologische onderzoeksoriëntatie
,Floor Gabriëls 2017-2018
2. DE MENS, HET KIND, DE CULTUUR EN OPVOEDING (pg. 21-31)
2.1. Algemeen pedagogische grondbegrippen
Visie op het kind door Langeveld
Volgens Langeveld hebben kinderen 2 kenmerken: enerzijds zijn ze hulpeloos en dus afhankelijk van
volwassenen, anderzijds willen ze ‘zelf iemand zijn’. Dit laatste noemt hij het eigen vormprincipe van het
kind, een andere term hiervoor is ‘Bildung’. Langeveld focust vooral op de relatie tussen het kind en de
opvoeder, de manier waarop ze met elkaar omgaan. Volgens hem geven kinderen actief mee vorm aan hun
eigen opvoeding. Hij legt minder de nadruk op de vorming (Bildung) zelf en spreekt weinig over de cultuur.
Dietrich Benner – Allgemeine Pädagogik
Benner gaat akkoord met Langeveld maar benadrukt vooral het vormingsprincipe (Bildung), hij heeft het
minder over de hulpeloosheid van kinderen. Hij vertrekt van het fundamentele pedagogische idee dat
kinderen ‘kunnen leren’. Volgens hem is de pedagogische relatie belangrijk maar zijn er nog andere
elementen die een rol spelen: de intergenerationele overdracht, de cultuuroverdracht en de inhoud van
wat doorgegeven en geleerd wordt.
Van premodern naar postmodern
Een premoderne visie op pedagogiek zegt dat mensen bepaald worden door de stand waarin ze geboren
worden. Bij hun geboorte ligt dus al vast hoe hun toekomst eruit ziet en wat hun bestemming is.
Langzaamaan verdween deze hiërarchische maatschappelijke ordening, vooral door het ontdekken van
nieuwe pedagogische principes. Er komt een nieuw inzicht dat iedereen (ongeacht hun afkomst) alles kan
leren, zolang ze maar gestimuleerd worden in hun zelfstandigheid. Opvoeding wordt de manier waarop
mensen hun bestemming bereiken. Waarden zoals vrijheid en gelijkheid staan centraal in dit moderne idee.
Opvoeding en vorming zijn cruciaal om een individuele maatschappelijke bestemming te bereiken, niet
langer om tot een vooraf vastgelegd eindpunt te komen. Toch blijft de problematiek van sociaal-
economische ongelijkheid nog voor een deel bestaan.
Grondbegrippen van de moderne pedagogiek
Een bekende discussie binnen de opvoeding is die van ‘nature’ vs. ‘nurture’, ook wel ‘aanleg’ en ‘milieu’
genoemd. Aanleg wil zeggen dat een kind vanaf de geboorte wel of niet over bepaalde dingen beschikt. Op
die manier wordt bepaald hoe er met het kind wordt omgegaan (bv. dat zit er niet in, deze aanpak hoef je
dus niet te proberen). Milieu houdt in dat kinderen een ongeschreven blad zijn en dus passief openstaan
voor elke invloed vanuit de omgeving om gevormd te worden.
Tegenwoordig bestaat er veel kritiek op dit determinisme omdat het zou leiden tot passiviteit en fatalisme.
Het ligt namelijk niet op voorhand vast wat de bestemming van een mens is of wat er van hem zal worden.
Daarnaast is de mens niet passief maar actief en heeft iedereen een eigen invloed. Deze begrippen worden
niet ontkend maar vormen niet het fundament van de opvoeding. Mensen zijn niet de optelsom van hun
aanleg en de omgeving waarin ze opgroeien, ze zijn altijd de uitkomst van individueel en sociaal handelen.
Opvoeding is dus niet iets dat een kind overkomt, het geeft er zelf mee vorm aan. Vanuit deze visie worden
twee ‘nieuwe’ grondbegrippen geformuleerd.
, Floor Gabriëls 2017-2018
Het kunnen leren (Bildsamkeit)
Mensen worden niet door hun aanleg bepaald, hun bestemming ligt niet van nature vast. De aanleg bestaat
wel maar is open en onbepaald, opvoeding, vorming en onderwijs hebben dus wel degelijk een invloed op
het kind. De ontwikkeling en bestemming worden echter ook niet door de omgeving bepaald. Kinderen zijn
dus geen passieve ontvangers die kneedbaar zijn door invloeden van buitenaf.
Kinderen zijn actieve betrokkenen binnen hun eigen opvoeding en moeten aangesproken worden op hun
mogelijkheid om te kunnen leren. Het leren is dus een activiteit van het kind zelf. De focus ligt op de
pedagogische interactie waarin zowel de opvoeder als het kind een actieve rol hebben. We mogen
kinderen niet benaderen als een onbeschreven blad, noch vanuit een vooropgezet idee over hun aanleg.
Deze manier van denken gaat rechtstreeks in tegen het determinisme.
Het menselijk handelen staat centraal en heeft 3 kenmerken:
• Productieve handelingsvrijheid
o een kind is een actor met de mogelijkheid om te handelen en anderen te beïnvloeden, het kind
is niet passief
• Historiciteit
o binnen de opvoeding moet er altijd oog zijn voor de geschiedenis, de cultuur, bepaalde
tradities, denkpatronen,… omdat ze het menselijk handelen beïnvloeden
• Taal
o taal en communicatie staan centraal in het handelen, opvoeden zal een stuk moeilijker
verlopen wanneer de communicatie niet vlot verloopt
Oproepen tot eigen activiteit
Kinderen worden uitgedaagd om zelfstandig te denken en te doen. Ze worden als subject aangesproken op
hun mogelijkheden tot zelfstandig handelen. Op die manier geven ze zelf mee vorm aan hun opvoeding. Dit
begrip hangt samen met het kunnen leren: dit kan pas wanneer kinderen worden uitgedaagd en
gestimuleerd om actief mee te werken.
Paradox van het pedagogisch handelen
We gaan er vanuit dat kinderen over mogelijkheden beschikken en dingen kunnen, ookal kunnen ze het op
dit moment nog niet (bv. een baby kan niet leren fietsen op die leeftijd maar we geloven wel dat het dit
later zal kunnen). In de opvoeding worden kinderen uitgedaagd tot iets wat ze nog niet kunnen en worden
ze gezien als iemand die ze nog niet zijn. Ze ‘worden’ pas iemand door hun eigen activiteit. Maar hoe kan
een kind leren zonder dat er van buitenaf bepaald wordt wat hij moet leren en wat de uitkomst zal zijn? Dit
kan enkel door de wisselwerking van het zelf denken en het zelf doen.
Het is niet de bedoeling om zeer gericht bepaald gedrag op te roepen of een bepaalde gedachte op te
wekken. Kinderen moeten gestimuleerd worden om dit volledig zelfstandig te doen. Op die manier doen ze
zelf ervaringen op en leren ze om zelf te oordelen. Dit is een echt leerresultaat omdat kinderen er zelf toe
komen, niet omdat het vastgelegd werd door volwassenen.