DIERVOEDING HOND/KAT – samenvatting 2019 – 2020
HOODFSTUK 1 – STUDIE VAN DE VOEDINGSSTOFFEN
Belang van voeding:
· Energie
· Onderhoud
· Groei
· Water
· Gezondheid: afweer / voorkomen van ziekten, deficiënties, …
· Sociale functie (vooral bij mens: samen eten)
1.1. INLEIDING
Voeding bestaat uit ingrediënten → die bestaan uit nutriënten = voedingsstoffen
· = organische moleculen of minerale elementen → vormen de samenstelling van
voedermiddelen
· Onmisbaar voor functioneren van lichaam
· Zorgen ervoor dat lichaam alle nodige stoffen krijgt
· 1 ingrediënt heeft niet per se alle juiste nutriënten!
· Voedingstof → geleverd door verschillende ingrediënten en voedingsmiddelen
· Functies:
o Opbouw
o Onderhoud
o Energie
Het samenstellen van evenwichtige voeding = maken van een puzzel
Elk puzzel – stukje = voor het dier
een onmisbare voedingsstof
· Geleverd door verschillende,
elkaar aanvullende
ingrediënten
· Juiste verhouding!
4 doelen van voedingsstoffen:
⁎ Opbouwen en onderhouden van lichaam
⁎ Lichaam voorzien van energie
⁎ Voorkomen van ziekten
⁎ Genezen
1
, DIERVOEDING HOND/KAT – samenvatting 2019 – 2020
Opbouw en onderhoud Eiwitten, mineralen, sporenelementen, vitaminen en bepaalde
vetten
Voorzien van energie Vetten, koolhydraten, eiwitten
Bij hond: vooral VET en KH
Bij kat: ook EW
(water: geen energie!!!)
Voorkomen van ziekten Toegevoegde voedingsstoffen: antioxidanten, probiotica,
voedingsvezels, essentiële vetzuren
Genezen vb. dieetvoeding
Basiscomponenten van voedsel = voedingsbouwstenen
Water Kg / dag HULPSTOF
Koolhydraten (4 Kcal) G / dag BRANDSTOF
Eiwitten (4 Kcal) G / dag BOUWSTOF
Vetten (9 Kcal) G / dag BRANDSTOF
Vitaminen µg of g / dag HULPSTOF
Mineralen Mg / dag HULPSTOF
Sporenelementen HULPSTOF
Indien vetten opgestapeld in de lever → leververvetting!!
Behoeften = individueel en dierafhankelijk
→ grootte van dier (ras), leeftijd, beweging, levensstadia (lactatie, dracht), verhoogde
urineproductie, braken, diarree, …
belangrijke taak als dierenverzorger: juiste verhouding + hoeveelheid voeder!
Geur Belangrijk bij hond → goed reukorgaan
Kleur Niet belangrijk
Vorm Belangrijk voor tanden (tandplaque – tandsteen)
Grootte Kleine brokjes → meer lucht bij happen → maagdilatatie → maagtorsie
(zeker bij grote honden met brede borstkas)
Gewoonte vb. aangeleerd om aan tafel mee te eten, kat van de kraan te laten drinken, …
Acceptatiefactor = hoe smakelijk voeding is, hoe gemakkelijk het binnen gaat
Warm voedsel Meer geur → goed voor honden en katten
Vlees Moet van goede kwaliteit zijn
Vet in voedsel Drijft niet af → voedsel blijft langer op de maag liggen
Vochtig voer Dier gaat minder drinken
2
, DIERVOEDING HOND/KAT – samenvatting 2019 – 2020
1.2. WATER
· Essentiële behoeften van dier → van levensbelang!
o Zuurstof
o Water
· Lichaam: 60 – 80% water (pups: 80%)
o Indien 10% verlies → ziekte
o Indien 15% verlies → sterfte!
· Water heeft geen energetische waarde!!
→ voer met hoog vochtgehalte heeft dus laag energiegehalte!
Bronnen van water:
Vrij drinkwater Gebonden water
= water gebonden aan voeding
‣ Kwantitatief: juiste hoeveelheden Kwantitatief!!
o Dier: 4-5% van lichaamsmassa per dag
→ ong. 50 ml per kg gewicht
vb. dier van 4kg → 200 ml nodig
o Indien meer dan 100 ml / kg / dag
→ waarschijnlijk pathologisch
(Cushing, diabetes, …)
o WATER ALTIJD LATEN STAAN
‣ Kwalitatief: moet nog drinkbaar zijn
Metabolisch water Water door weefselafbraak
‣ Via oxidatiereacties van VET, KH, EW ‣ Bij negatieve energiebalans!
‣ Na lange periode niet drinken gaat
lichaam zelf water uit weefsels halen…
Functies van water:
· Eindproduct van oxidatie – reacties dat niet vervuilend is
· Transport van (afval)stoffen
· Smeermiddel + schokabsorptie
· Vertering
· Circulatiemedium bloed- en lymfecellen
· Betrokken bij thermoregulatie
Behoefte aan water:
· Kijken per individu!
· Grootte: hoe kleiner, hoe meer water!
· Leeftijd: hoe jonger, hoe meer water!
· Fysiologische toestand: meer water bij melkproductie / dracht
· Diersoort (vogels < zoogdieren)
· Gezondheidstoestand (koorts, braken, diarree, …)
· Ook afhankelijk van hoeveel water dier uit voeding krijgt (vb. vochtige voeding)
o Hoe vochtiger voeding, hoe minder dier drinkt
· Afhankelijk van omgevingstemperatuur: hoe warmer, hoe meer drinken & hoe minder eetlust
Behoefte water = 50 ml per kg lichaamsgewicht/dag
(bij hoge T: kan oplopen tot 100ml / kg / dag)
Behoefte water = 4 – 5% van lichaamsgewicht
3
, DIERVOEDING HOND/KAT – samenvatting 2019 – 2020
1.3. KOOLHYDRATEN
Koolhydraten = alle moleculen gebouwd uit C, H en O
· Monosacchariden
o Enkelvoudige suikers
o Glucose, fructose, galactose
o Gemakkelijk geabsorbeerd
· Disacchariden
o Combinaties van 2 monosacchariden
o Sacharose = sucrose = glucose + fructose (= riet- of bietsuiker)
o Lactose = glucose + galactose (= melksuiker)
o Maltose = glucose + glucose (= moutsuiker)
· Oligosacchariden
o Korte ketens van monosacchariden
o Meestal functie als vezelbron
o Indien met fructose = fructo – oligosacchariden (= FOS)
· Polysacchariden = meervoudige suikers
o Alfa – glucanen: zetmeel (vb. amylose, glycogeen)
o Beta – glucanen: vezels (vb. cellulose, pectine, hemicellulose) → niet verteerbaar
▪ Belangrijk voor anaërobe bacteriën in dikke darm
Glycosidische bindingen:
Alfa glycosidische binding Beta glycosidische binding
vb. glycogeen, amylose vb. cellulose, pectine, hemicellulose
→ opgesplitst door amylase → niet opgesplitst door enzymen van dier
Vormen van KH:
Suiker Snel verteerd, smakelijk, kunnen voederopname doen stijgen
= niet-vezel koolhydraten
Zetmeel Ook snel verteerd, niet-vezel koolhydraten
→ graan- en maïssoorten = hoog % zetmeel
Vezels = koolhydraten met celwand
4 componenten: pectine, hemicellulose, cellulose, lignine
Verteerbare KH = glycemische KH Niet – verteerbare KH = niet – glycemische
KH
Lichaam kan deze opnemen + gebruiken als = Voedingsvezels
energie → lichaam kan deze niet opnemen, geen
vb. glucose, fructose, galactose, maltose, energiebron, wel belangrijk voor darmfunctie
zetmeel
Bronnen van KH:
Plantaardig Dierlijk
= ‘goede bron’ = ‘slechte bron’ → weinig tot geen KH
vb. tarwe, haver, aardappelen, gerst, rijst, …
BEHALVE bloedglucose, glycogeen uit
spieren en lever, melklactose
4