SAMENVATTING RELATIE- EN GEZINSTHERAPIE
DEEL 1: RELATIE- EN GEZINSTHERAPIE: EEN KENNISMAKING
1. Inleiding
Uit onderzoek (2004) blijkt dat relatie- en gezinstherapie effectief is voor zowat alle problemen in het
veld van de geestelijke gezondheidszorg. Essentieel aan de gezinstherapie: het is meer dan een
wetenschappelijk model of theorie over psychisch lijden. Het is een manier van kijken die de nadruk
legt op complexiteit, verbindingen en relaties (‘Expanding one’s lens from the individual to the entire
family’).
2. Gezinstherapeutische stromingen
Ontstaan: jaren 50 en 60 (geen duidelijke vader en overal, zowel in Europa als Amerika, zijn
therapeuten beginnen werken met de gezinnen van hun patiënten). Vanaf de jaren 60 zijn er
verschillende stromingen of scholen ontstaan: de contextuele stroming (veel aandacht voor de
balans tussen geven en nemen tussen de verschillende generaties), structurele stroming (accent op
de het functioneren van het kerngezin en op de wijze waarop het gezin gestructureerd is),
strategische stroming, de Milanese school, de narratieve therapie (accent op de verhalen die
gezinsleden vertellen en de wijze waarop die verhalen door de dominante cultuur beïnvloed
worden), de kortdurende oplossingsgerichte therapie …
De Milanese en de structurele school zijn vervangen door de narratieve postmoderne en
oplossingsgerichte benaderingen. Gezinstherapeuten hechten veel belang aan gemeenschappelijke
factoren en de samenwerking tussen de therapeut en het gezin. De relatie en gezinstherapie heeft
een bijzondere setting: verschillende gezinsleden zijn gelijktijdig aanwezig in de sessie en in het geval
van gezinstherapie behoren die dan ook nog tot 2 of 3 verschillende generaties waardoor de
therapeutische alliantie veel complexer is dan in individuele therapie. Ze heeft niet enkel te maken
met de relatie tussen de therapeut in elk van de gezinsleden maar ook met de relatie tussen de
gezinsleden.
Specifieke elementen: het herdefiniëren van het psychisch lijden in relationele termen, het
betrekken van de sociale context van de patiënt, het aangaan van een alliantie met alle betrokkenen
van het systeem.
3. Belangrijke gezinsfenomenen
Stromingen hebben gemeenschappelijk: problemen en klachten niet enkel vanuit het perspectief
van de patiënt te bekijken maar ook aandacht hebben voor diens context, in het bijzonder voor het
gezin en de bredere familie.
3.1. Zondebokfenomeen (Norman Bell)
Kinderen met emotionele problemen zijn vaak betrokken in de spanningen tussen de ouders. De
ouders kunnen een min of meer harmonieuze relatie hebben doordat hun spanningen op het kind
geprojecteerd worden. De zondebok kan zich op verschillende manieren tonen: held, heilige, idioot,
clown, zieke … Door middel van deze rollen kunnen kinderen de spanning in een gezin kanaliseren.
1
,3.2. Parentificatie
Dit heeft betrekking op de functionele en/of emotionele rolomwisseling waarin het kind de eigen
behoeften aan aandacht, zorg en begeleiding opoffert om zich in te zetten voor de logistieke of
emotionele behoeften van de ouders. Het kind gaat overmatig zorgen voor een ander gezinslid.
Parentificatie is in gezinnen tot op zekere hoogte onvermijdelijk: alle kinderen dragen voor een stuk
de dromen en verwachtingen van zijn ouders met zich mee, zullen hun ouders bijspringen als ze in
nood zijn … Parentificatie is dus normaal. Het is problematisch wanneer de zorgen en taken die het
kind op zich neemt zwaar en eenzijdig/rigide zijn en wanneer de eigen ontwikkeling in gevaar komt.
3.3. Gezinscyclus
Elk gezin maakt overgangen door naar aanleiding van belangrijke levensgebeurtenissen (overlijden,
geboorte, verlies van een baan, scheiding, verhuizing) of gewoon als gevolg van het opgroeien van de
kinderen.
Model van Carter & McGoldrick: verschillende fasen in de ontwikkeling van een gezin met typische
moeilijkheden. De overgang vraagt een aanpassing van het gezin en kan met een crisis gepaard gaan.
Daarom moet elk gezin zich voortdurend aanpassen aan interne (bv. geboorte van een kind) en
externe veranderingen (bv. verhuizing). Moeilijkheden worden omschreven als normale crisissen
rond typische levensovergangen om pathologisering te vermijden.
3.4. Hechtingstheorie
Byng-Hall (baseerde zich op het werk van Bowlby, Ainsworth …): integreerde hun concepten in een
gezinstherapeutisch model dat de nadruk legt op het intergenerationeel doorgeven van scripts:
- ouderschapsscript: wat we als ouders doen naar onze kinderen toe is ofwel een herhaling
van wat wij hebben meegemaakt (replicatief script) ofwel een correctie op wat wij als kind
hebben meegemaakt (correctief script).
We geven door aan onze kinderen wat we zelf hebben gewaardeerd en we proberen te
corrigeren waar we niet tevreden over waren.
Dallos: Attachment-Narrative Therapy: het hechtingsdenken integreren binnen een narratief kader.
Attachment-Based Family Therapy: Interventie protocol voor depressieve en suïcidale jongeren. Men
wil de hechtingsrelaties binnen het gezin verbeteren zodat de jongere terug bij zijn of haar ouders
terecht kan met zijn of haar zorgen. Ook bij volwassenen is het hechtingsperspectief nuttig (bv.
Emotionally Focused Marital Therapy (EFT)van Sue Johnson voor partnerrelaties).
4. Partnerrelatietherapie
In de praktijk werken gezinstherapeuten meer met partnerrelaties dan met gezinnen. Door de
opkomst van de Behavioral Marital Therapy (BMT) kwam er empirische evidentie voor
parterrelatietherapie.
BMT (geïnspireerd door quid quo pro-model van Jackson): hecht veel belang aan het onderhandelen
tussen de partners in het aanleren van communicatie- en probleemoplossingsvaardigheden.
- Twijfels: quid quo pro principe en het belang van actief luisteren in paren.
- Onderzoek toont effectiviteit.
2
,EFT: beïnvloed door de cliëntgerichte therapie en de gestalttherapie en is een van de best empirisch
onderbouwde modellen.
Partnerrelatietherapie is over het algemeen effectief voor relatieproblemen allerhande en heeft ook
een positieve invloed op individuele vormen van psychisch lijden (depressie, angst, trauma …).
Bedenkingen:
- Wat is wordt beschouwd als succesvol in relatietherapie: is een relatie die resulteert in een
scheiding succesvol of is het succesvol als de partners samenblijven maar ongelukkig zijn.
- Langetermijneffecten zijn nog niet onderzocht (positieve effect blijkt snel af te nemen).
- De effectiviteit is nog niet empirisch onderzocht (er is nog veel werk voor onderzoekers).
- Geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van outcome-onderzoek: elke benadering die
onderzocht is blijkt effectief te zijn (zien we ook bij individuele therapieën). Dit kan door
overschattingen van de bedenkers van het model (= allegiance effect) en door de meer
financiële belangen.
5. Gezinsgerichte groepsbehandelingen
Sinds de jaren 80: verschillende gezinsgerichte psycho-educatieve programma’s (aanvankelijk rond
schizofrenie).
Gezinsgerichte psycho-educatie ziet het gezin niet als oorzaak van de psychiatrische problemen van
een van de gezinsleden maar gaat ervan uit dat een gezin dat voldoende geïnformeerd is over de
betreffende aandoening kan bijdragen tot het herstel of de stabilisatie van de patiënt. Het bestaat in
veel vormen maar omvat meestal een combinatie van informatie geven en ondersteuning bieden
(daarbij kunnen ook therapeutische gesprekken horen). Deze vorm blijkt erg effectief te zijn, zeker in
het kader van terugvalpreventie.
Het succes droeg ook bij tot de heropleving van de multipele gezinstherapie (oorspronkelijk jaren
60). Dit is het groepsgericht werken met meerdere gezinnen tegelijkertijd (bv.
familiediscussiegroepen). Verschillende helpende factoren spelen hierin een rol: de ervaring niet de
enige te zijn, inzicht in de stoornis en het gezinsfunctioneren, het relationele klimaat … Voornamelijk
een populaire behandeling door de gunstige kosten-batenverhouding en de effectiviteit.
Kinderen uit de knel (nieuwe groepsbehandeling van van Lawick & van der Elst met gezamenlijke en
aparte ouder- en kindersessies): een therapeutisch groepsprogramma voor gezinnen in een
vechtscheiding. Het doel is de ouders terug te helpen hun kinderen terug te ‘zien’ en kinderen te
helpen iets uit te drukken van wat zij ervaren in de vechtscheiding. Er is nog geen empirische
onderzoeksevidentie maar het lijkt veelbelovend.
6. Open dialoog
De belangrijkste vertegenwoordiger voor deze benadering is psycholoog Jaakko Seikkula: open
dialoog benadering van acute psychotische crisissen.
Basisidee: bij een psychotische crisis worden alle familieleden samengebracht met de patiënt voor
een aantal open gesprekken over de crisis bij de patiënt thuis, nog voor er sprake is van een opname.
De bedoeling is om de volwassen kant van de patiënt en zijn gezin te verstevigen, het isolement te
doorbreken, de situatie te normaliseren i.p.v. te focussen op regressief gedrag.
3
, Resultaten zijn veelbelovend: beter herstel, minder restsymptomen, minder heropnames, betere
rehabilitatie, lager gebruik van antipsychotische medicatie. Het blijkt ook een goed alternatief te zijn
voor uit de handlopend medicatiegebruik (bv. hypothese dat langdurig neuroleptica de chroniciteit
van schizofrenie in de hand werkt). Deze benadering past ook goed bij het idee waarin herstel en
welzijn centraal staat (verbondenheid, hoop, empowerment, betekenisgeving en identiteit). De
patiënt en de omgeving krijgt een stem, niet alleen de psychologische test of behandeling. Er is
daarbij een wantrouwen in de DSM-diagnostiek omdat die leidt tot pathologisering en
overbehandeling. Als alternatief wordt een persoonlijke diagnostiek vooropgesteld die uitgaat van
een participerende cliënt. De nadruk ligt bij deze benadering op het aansluiten bij de gezonde
mogelijkheden bij de cliënt en zijn of haar omgeving. Herstel is de mate waarin de patiënt in
verbinding met anderen een betekenisvol leven kan leiden dat voldoening geeft ondanks de
beperkingen van de ziekte. Hierbij sluit de open dialoog benadering goed aan.
7. Feedbackgericht werken
Ook deze benadering sluit goed aan bij de herstel gerichte geestelijke gezondheidszorg en wordt
gezien als good practice.
RCT-onderzoek (randomized clinical trials): psychotherapie werkt maar het zegt niets over de
specifieke, unieke cliënt.
Daarom is het interessant om andere vormen van onderzoek te doen zoals feedbackgericht werken.
De therapeut vraagt dan de cliënt op het einde van de sessie feedback te geven over het verloop van
de therapie a.d.h.v. feedbackinstrumenten. Dit is volgens veel onderzoekers een belangrijke
ontwikkeling op vlak van onderzoek (past binnen het EBP = Evidence Based Practice, en is aanvullend
voor RCT). Psychotherapie kan zo beter werken omdat het de therapeut kan helpen de
therapeutische relatie te optimaliseren. Binnen de gezinstherapie is dit complexer omdat men aan
verschillende gezinsleden feedback moet vragen (meerstemmige feedback). Ofwel gebruikten men
instrumenten voor individuele therapie ofwel gebruikten men instrumenten die bedoeld waren voor
het brede gezinsfunctioneren te screenen zoals de SCORE. Deze instrumenten werden dan ook als
gebruiksonvriendelijk of irrelevant beleefd. Recent zijn er dan ook feedbackinstrumenten ontwikkeld
specifiek voor de gezinstherapie:
- Zijn kort en sluiten goed aan bij de bezorgdheden
- Geven de verschillende gezinsleden de kans stil te staan bij de wijze waarop ze de sessies
beleven.
- Geven schriftelijk feedback aan de therapeut en de andere gezinsleden.
- Kunnen zo het therapeutisch proces mee richting geven.
Hoe kadert een gezinstherapeut een individuele klacht in de gezinscontext?
- Geeft de klacht betekenis door aan te sluiten bij de fase in de gezinscyclus waar het gezin
mee worstelt.
- Hoe hij denkt in termen van gezinsrollen (bv. parentificatie).
- Hecht belang aan het samen praten en respecteert het tempo van de gezinsleden.
- Bouwt een vertrouwensvolle werkrelatie (informatie geven, luisteren, huiswerkopdracht).
- Opzoek naar een goed evenwicht tussen het respecteren van de eigen gevoeligheden van het
gezin en het uitdagen van het gezin om risico’s te nemen die groei mogelijk maken.
8. Effectonderzoek
4