Inleiding
1) Voorbeelden
· City of Things: Project dat IoT naar een stad brengt de stad word teen ‘living lab’ en een
platform dmv sensoren, camera’s op straten etc..
· TiVo: 1e digitale tv: er was een revolutie in TV-gedrag verwacht (vooral veel ad-skipping), maar
dat was grotendeels niet zo => ‘Just because technology enables people to do something does
not mean they will ‘
1. Digitale media
· Nieuwe media = als gevolg van technologische convergentie
· Een technologie is bepaald obv keuzes wat wel & niet kan & die zijn maatschappelijk bepaald
· 3 perspectieven:
1. Artefacten: toestellen die ons vermogen om te communiceren
mogelijk maken en uitbreiden, in relatie tot stakeholders
* Bv: FB-groepen, iPhone met Wifi
2. Praktijken: communicatieactiviteiten die we bezitten/gebruiken
om deze toestellen te ontwikkelen en te gebruiken
* Bv: sociale media en proovacy afspraken, huisregels omtrent
smartphone-gebruik
3. Socio-economische omkadering: sociale, legale en economische
afspraken, inrichting en organisaties die gevormd worden rond deze toestellen en
handelingen
* Bv: GDPR, Google verdienmodel
Deze 3 samennemen om de evolutie te onderzoeken
1) Mutual shaping
= wederzijdse afhankelijkheid/beïnvloeding tussen digitale media en
samenleving
· Het is een grillige samenwerking (niet altijd te voorspellen)
o geen formele relatie tussen innovatie en verspreiding
o rol van socio-demografische en culturele factoren
o technologie is onderhandelbaar: gebruikers geven mee vorm aan
de technologie => geen eindgebruikers, maar vorm gegeven in
gebruikerspraktijken
2) Boom en doom
· Boom
o er vanuit gaan dat technologieën hun sociale en materiële realiteit overstijgen
o heel positieve kijk op nieuwe technologie (in de samenleving)
o “Death of distance”
· Doom
o “ontwikkelingen tonen donkere kant van digitale media”
o zeer negatieve kijk op nieuwe technologie (in de samenleving)
3) Complexe relatie
= digitale media hebben transformerende kracht, maar kunnen tegelijk bestaande sociale en
economische ongelijkheden bestendigen of zelfs versterken
1
,4) Risico
= verspreiding en alomtegenwoordigheid van digitale media in dagelijkse leven maakt hen vaak
onzichtbaar, waarbij we hun aanwezigheid uit het ook verliezen
5) Dynamische relatie
· Aangeduid als informatiesamenleving = vorm van sociale en economische organisatie
gebaseerd op productie, manipulatie en distributie van informatie
· Om het te begrijpen is het bestuderen vd centrale rol van technologieën in alle sferen van
sociale, politieke en economische leven, nodig
Deel 1: Theoretisch kader
H1. Media en digitale technologieën
· Digitale media worden onderdeel van alledaagse leven
· Om gevolgen te begrijpen moeten we rekening houden met technologische kenmerken van
digitale media
· Analyseren van culturele, sociale, politieke en economische contexten waarbinnen digitale
media ontstaan zijn
· Technologieën zijn niet neutraal, maar hebben complexe achtergrond waarin culturele, sociale,
politieke en economische factoren verweven zijn met technische en materiële mogelijkheden
· Comwet hebben verschillende benaderingen ontwikkeld om de relatie tussen digitale media en
samenleving te begrijpen en de wijze waarop zij elkaar beïnvloeden en gezamenlijk veranderen
1) Digitale omgeving
Hedendaagse samenlevingen worden gekenmerkt door alomtegenwoordigheid en
doordringendheid van digitale media
· Media lives: verspreiding van media in alle aspecten vh dagelijkse leven, waardoor digitale
verbinding als vanzelfsprekend wordt ervaren (=> als het afwezig is, merken we het)
o Bv TV: vroeger verplaatste je je naar de TV, nu verplaatst de TV met jou (via pc, GSM,..)
· Mediatization: toenemende tijdelijke, ruimtelijke en sociale verspreiding van gemedieerde
communicatie
complexiteit van communicatie
o vaker per dag, op meer plaatsen, met meer mensen
· Digital condition: toestand waarbij computernetwerken kerninfrastructuur zijn geworden voor
zo goed als alle aspecten vh leven
2) Nieuwe en oude media
· Klassieke verschil
o oude media: oa TV, radio, kranten,..
o nieuwe media: informatie- en communicatietechnologieën (ICT) is gebaseerd op een
digitale code
* ook beschreven adhv hun taal: lineair (boek) vs hypertext
· Betere bewoording: digitale media
o gebaseerd op heterogene computertechnologieën waardoor heel verschillend, bv GPS vs digitaal
fototoestel
o “nieuwe” impliceert een lineair perspectief op evolutie van media
o “nieuwheid” gaat vaak samen met pos of neg toekomstvisie/verwachtingen
2
,· Remediation: concurrentie en coöperatie tussen verschillende media, waarbij praktijken,
inhoud of vorm kunnen gehermedieerd worden door nieuwe technologie die vorige vormen
nabootst of herwerkt
o bv boek – e-reader, encyclopedie – Wikipedia
o toont aan dat evolutie van media een continu, non-lineair proces is
· Fasen die nieuwe technologie doorstaan:
1. onzekerheid: gaat het werken? Is het betekenisvol? Gaat het een hype zijn?..
2. identiteitscrisis: niet onmiddellijk geaccepteerd als onderdeel vd sociale wereld en hun
betekenis is open en omstreden. Wat is de betekenis? Wat kan je ermee doen?..
3. Betekenis en functies: krijgen vorm door gewoontjes, behoeften, technologische
kenmerken,..
4. Domesticatie
3) Digitale media
· Media: technologieën die het mogelijk maken om menselijke activiteiten te mediëren
· Digitaal: kenmerk van huidige mediatechnologie
o digitale code is gebaseerd op binair verschil (0 en 1) ( analoog: continu schalen)
· 7 bepalende kenmerken van digitale media of ze “het gemaakt hebben”:
1. convergentie: verschillende types inhoud convergeren in 1 platform
* universele machines: productie en consumptie van verschillende soorten media-inhoud
vereisen niet langer verschillende hardware met verschillende codes of technologische
ondersteuningsvormen
2. hypertextueel: tekst die referenties bevat naar andere teksten of vormen van inhoud
3. gedistribueerd: zelf maken, zelf delen, digitale media gebaseerd op gedistribueerd model
* Bv het internet bestaat uit veel “nodes” of knooppunten
4. alomtegenwoordig
5. algoritmisch: digitale media dataficeren gedrag en interacties als input
* algoritmes: programma’s die bepaalde procedurele logica volgen om een specifieke output
te genereren
6. asymmetrisch: media gecommodificeerd; macht omtrent data is ongelijk verspreid
7. vluchtig of permanent: media verschillen qua duur en bewaring, bv boek vs digitale
drager
* digitale communicatie lijkt vluchtig, maar kan gedupliceerd en bewaard worden
4) Infrastructuren en platformen
· Infrastructuren ondersteunen digitale media: architectuur ervan weten is van belang om gebruikers etc
te bestuderen
· Internet: wereldwijd geconnecteerde knooppunten (geen centraal punt), redundant netwerk (obv
pakketjes), open systeem
· Globaal beheerssysteem: World Wide Web Consortium (W3C)
o website adres, domeinnamen beheerd door Internet Corportation for Assigned Names en
Numbers (ICANN)
· Netneutraliteit: internet providors mogen niet discrimineren naargelang het soort inhoud of oorsprong
· Lagen van digitale media
1. Fysieke laag: hardware, kabels, machines,… Bv radiofrequenties, satellieten
2. Logische laag: software, standaarden en protocollen. Bv GSM-standaard, TCP/IP protocol
3. Inhoudelijke laag: inhoudelijke informatie van mensen. Bv online krant, foto op IG
4. Wettelijke laag: (inter)nationale wetten en beleid. Bv GDPR, reclameregels
3
, H2. De informatiemaatschappij
· Informatiesamenleving= vorm van samenleving gekenmerkt door belang van productie en
management van informatie en kennis
· Toenemende centrale positie van informatie, mede mogelijk door evolutie van computers en
netwerken en maatschappelijke actoren
1) Een nieuwe maatschappij?
· Het vermogen om informatie te produceren, manipuleren en verspreiden wordt 1 vd
belangrijkste factoren die leiden tot rijkdom en macht => strijdveld van economische, sociale
en politieke ontwikkeling van individuen, bedrijven en overheden
· Gerelateerd aan maatschappelijke ontwikkelingen eind 20e eeuw
o einde bipolaire wereld (communisme vs kapitalisme)
o globaliseringsprocessen
o nieuwe productie-paradigma’s (ipv Fordisme en Taylorisme)
· Cyber-utopische visie: hoop en dromen over radicale economische en sociale omwentelingen
o Global village en Computopia
o 3e industriële revolutie volgens Rifkin ( 1 = stoom; 2 = elektriciteit en motor; 3 = ICT)
o verspreiding van ICT in breedte en in diepte (alle sectoren van primaire, secundaire en
tertiaire sector)
2) Genetwerkte economie en globalisering
· Netwerksamenleving:?
o Castells formaliseerde economische, sociale en politieke rol van informatie in veranderende
samenleving
netwerken zijn kern van organisationele structuren
Informationele economie
· Economische productiviteit, concurrentievermogen en winstgevendheid hangen af van vermogen om
informatie en kennis te genereren, manipuleren en verspreiden
· Onderzoek, ontwikkeling en innovatie worden essentieel voor bedrijven
· Belangrijkste bronnen zijn informatie-gerelateerde elementen: merken, patenten, optimaliseren van
logistiek, design en marketing. (Bv Nike, Apple)
· Informatie en kennis zijn zowel ruwe materiaal input als output van productieprocessen
· Toenemend belang van intellectueel eigendomsrecht
o = reeks van legale principes die het voor creatoren en uitvinders mogelijk maken om
eigendomsrechten te claimen op hun vindingrijkheid; je creëert ermee een verdienmodel
o 3 grote categorieën
1. auteursrecht (copyright): artistiek, literair of wetenschappelijk werk
2. patenten: industriële uitvinding
3. handelsmerk (trademark): onderscheiden product of bedrijf
· Economische kenmerken
o niet-rivaliserend goed (non-rival good): bv brood vs liedje
o marginale kost van produceren neigt naar nul: bv auto vs film
· Intellectueel eigendomsrecht creëert artificiële marginale kost, in de vorm van licentiekost. Bv
auteursrecht voor liedje
Geglobaliseerde economie
· Economische organisaties met organisationele en technologische capaciteit om op globale
schaal in real-time te opereren. Bv impact COVID-19 op Apple
4