H1: Herhaling Sociologie 1
1 Quiz
Vragen en antwoorden van quiz:
- De sociologie bestudeert het sociale als feit
- Sociologie kan in het sociaal werk complexe dynamieken en situaties verhelderen
- Stratificatie= lagen in de samenleving volgens Socio- economische klassen
2 Soorten kennis
Soorten kennis:
1. Geloofskennis ervaringskennis, wetenschappelijke kennis,….
2. Tacit knowledge: impliciete kennis die je gewoon hebt maar je kan het moeilijk
uitleggen aan anderen (bv. fietsen, werken in een groep
Positivistische strekking= wanneer de menswetenschappen de natuurwetenschappen na
doen, dmv. observatie patronen erkennen
Interpretatieve strekking= het doel is om de betekenis achter acties in een sociale context
te begrijpen
Goede sociaal werkers slagen er in om verschillende kennisbronnen aan te boren en in
contact te brengen
3 Het sociale
Sociologie bestudeert het sociale:
1. Agency/actorperspectief= hoe wordt die werkelijkheid (systeem) geconstrueerd,
verandering door actoren die sociaal handelen
2. Systeemperspectief/structuur en cultuur= Hoe bepaalt die sociale werkelijkheid
het sociaal handelen, gedrag...
Sociologie bestudeert het sociale: mensen maken hun context, maar worden er tegelijkertijd
door bepaald
Bijvoorbeeld: overlevingsstrategieën van mensen met armoede
Het sociale heeft niet enkel te maken met betekenisvolle interacties tussen menselijke
personen het kunnen bijvoorbeeld ook interacties zijn tussen een mens en een dier.
1
,3.1 Sociaal constructivisme vs. Sociale bepaaldheid
3.1.1 Sociaal constructivisme
Sociaal constructivisme= Door sociale interactie geven mensen betekenis aan situaties en
ontstaan er bindende gedragsnormen
Door sociaal constructivisme ontstaan:
- Stereotypen, vooroordelen, discriminatie
- Self-fulfilling prophecy=
Bvb: Je denkt steeds dat je niet gaat slagen voor een examen en je laagt ook niet
- Looking glass self=
Bvb: Armoede en schaamte
3.1.2 Sociale bepaaldheid
Sociale bepaaldheid= Structuur en cultuur oefenen voortdurend invloed uit op het sociale
handelen
Bvb: Levenskansen, gezondheid, voorkeuren,..
Voorbeelden van sociale bepaaldheid:
- Ongelijkheid in het onderwijs: traject deels te voorspellen aan de hand van het
opleidingsniveau van de moeder
- Gemiddelde gezonde levensverwachting verschilt duidelijk tussen sociaal-
economische groepen
- La distinction= smaak is sociaal bepaald
Circulaire causaliteit= Sociaal handelen (zinvol betrokken zijn op anderen) is nooit te
herleiden tot individuele eigenschappen. Het is een wisselwerking tussen sociale
bepaaldheid en sociale constructie.
- Beeld van mensen die goed of slecht is van nature en volledig verantwoordelijk is
voor haar situatie: Individualisering/psychologisering van armoede
bv. het is jouw probleem dat je arm bent, los het op
2
,Sociaal handelen is bijna nooit volledig gedetermineerd door sociale systemen:
- Fatalistisch beeld van mensen zonder mogelijkheden of verantwoordelijkheden:
culturalisering van armoede, bv je bent zo opgegroeid, je kinderen gaan ook arm zijn
3.2 Sociologische verbeelding
Sociologische verbeelding= verbanden leggen tussen persoonlijke gebeurtenissen en
sociale krachten die ze vorm geven.
- “Linking private troubles withc societal problems” (C.W. Mills)
- Circulaire causaliteit
Bv. Werkloosheid
3 verschillende analyse niveaus verbonden met de realiteit:
1. Macro: overheid
2. Meso: organisaties
3. Micro: individu
Voorbeeld van onderwijs:
Macro: onderwijsbeleid
Meso: organisatie van de school
Micro: ervaringen van de leerlingen
4 Structuur en cultuur
Structuur= over de verdeling van middelen
- Gaat over positie, wie heeft welke middelen?
Cultuur= gaat over doelen en middelen
- Gaat over betekenis, wat streef je na en hoe?
Culturele vs structurele armoede:
- Structurele armoede: te lage vervangingsinkomens
- Culturele armoede: je bent niet goed opgevoed
4.1 Sociale structuur en ongelijkheid
Sociale structuren= verwijst naar de relaties en systemen die de posities van sociale
actoren bepalen binnen netwerken, systeen en groepen.
Sociale ongelijkheid= verschillen in macht en privileges
Sociale stratificatie= Gelaagdheid van de samenleving in termen van socio-economische
status
- Sociale klassen (of standen, kasten…)
- Sociale mobiliteit: van het ene systeem/stand/klasse/kasten naar het andere te gaan
- Ongelijkheid van kansen (tot deelname): uitgesloten worden van bepaalde dingen
door je sociale klasse
bv. vrouwen mogen niet autorijden
3
, 4.2 Macht
Macht= De mogelijkheid om zaken te laten gebeuren
Verschillende soorten macht:
1. Formele macht= een macht die je is opgelegd (bv. docent, rechter)
2. Informele macht= bv. wanneer je veel vrienden hebt
Een massa kan ook veel macht hebben, power to the people. Bijvoorbeeld bij stakingen
4.3 Groepen
Afhankelijk van de groep kan je ander gedrag bijstellen (groepsdruk):
1. Primaire groepen= meer informeel, affectief en waardengericht
2. Secundaire groepen= formeel en doelgericht
4.4 Sociaal kapitaal
Sociaal kapitaal= Verwijst naar de netwerken van mensen of groepen die hen staat stellen
om hulpbronnen te mobiliseren
- Waarom is sociaal kapitaal relevant voor SW: omdat we proberen mensen te
ondersteunen in hun situatie, vaak hebben zij al bepaalde netwerken waar je iets
mee kan.
Bijvoorbeeld: ik zou graag in de politiek terecht komen en ik spreek iemand in
mijn netwerk aan die in de politiek zit
Sociaal kapitaal volgens Bordieu: eigenschap van een individu
Sociaal kapitaal volgens Putnam en Granovetter: benaderen het als een eigenschap van
groepen (belangrijk voor sociale cohesie). Drie soorten sociaal kapitaal:
1. Bonding: connecties binnen een bepaalde groep
2. Bridging: connecties tussen groepen
3. Linking: directe link naar machthebben
4.5 Cultuur
Komt van ‘cultura’: bewerken of bebouwen
Dat wat door de mens in de geschiedenis werd verworvens
Min of meer samenhangende repertoires van Waarden, normen, doeleinden, kennis,
gebruiken, vormgeving, taboes,…
Sociale rollen, status: Cultuur geeft betekenis aan sociale posities:
- Culturen hebben altijd een zekere sociale structuur, en sociale structuren hebben
steeds een zekere cultuur
Vaak als statisch gezien, maar in wezen dynamisch:
- Vandaag meervoudige en hybride identiteiten (S. Hall)
4