INHOUDSOPGAVE
Bespreek de histologie van de bijnier....................................................................................................................................... 3
Functionele histologie van de adenohypofyse. Bespreek de verschillende celtypes..................................................................5
Functionele histologie van de neurohypofyse. Bespreek de verschillende celtypes...................................................................6
Bespreek de histologie van de bijnierschors............................................................................................................................. 7
Bespreek de histologie van de schildklier en zijn functies?....................................................................................................... 8
Welke cellen in de schildklier produceren hormonen en welke hormonen?..............................................................................9
Bespreek de histologie van de bijschildklier en zijn functies?.................................................................................................. 10
Functionele histologie van de endocriene pancreas................................................................................................................ 11
Bespreek de histologische bouw van de testis........................................................................................................................ 12
Bespreek de histologie van de prostaat.................................................................................................................................. 14
Bespreek de epitheelbekleding van de prostaat..................................................................................................................... 15
Welke regios in de prostaat ken je......................................................................................................................................... 16
Bespreek de spermatogene cyclus.......................................................................................................................................... 17
Bespreek de verschillende spermatogene voorlopers............................................................................................................. 19
Bespreek de epididymis en de vesicula seminalis................................................................................................................... 21
Bespreek de histologische bouw van de penis........................................................................................................................ 22
Histologie en ontwikkeling van het spermatozoon................................................................................................................. 23
Bespreek de verschillende ovariele follikels........................................................................................................................... 24
Wat is het verschil tussen een primaire en een secundaire follikel.......................................................................................... 26
Welke cellen in de ovaria en hormonen zijn betrokken in de placentatie/innesteling.............................................................27
Bespreek de menstruele cyclus.............................................................................................................................................. 28
Wat is de rol van de ovaria in de menstruele cyclus................................................................................................................ 29
Histologie van de placenta..................................................................................................................................................... 30
Wat is syncytiotrofoblast....................................................................................................................................................... 32
Bespreek de histologie van de maag...................................................................................................................................... 33
Bespreek de histologische kenmerken typisch voor duodenum, jejunum en ileum.................................................................36
1
,Bespreek de histologische verschillen tussen jejunum en ileum.............................................................................................. 38
Bespreek de ontwikkeling van de tand................................................................................................................................... 39
Bespreek de functionele histologie van de lever..................................................................................................................... 40
Welke onderdelen ken je die in een portaveld liggen?............................................................................................................ 42
2
,BESPREEK DE HISTOLOGIE VAN DE BIJNIER
De bijnier is een gepaard driehoekig orgaan die aan de bovenpool van de nier zit. Het schors en het merg vormen 1 endocriene
klier met strengsgewijs gerangschikte cellen waartussen wijde sinusoidale capillairen lopen.
De aanvoerende arteriën vormen de subcapsulaire vaatplexus waaruit capillairen het orgaan binnendringen. Er gaan ook
arteriën van de subcapsulaire plexus via bindweefseltrabekels naar de medulla en vormen hier een capillairenplexus. Het merg
ontvangt arterieel bloed via de medullaire arteriën en veneus bloed via de gefenstreerde capillairen van de cortex. Hierdoor
kunnen de hormonen uit de cortex de mergcellen beïnvloeden. Het bloed gaat via de capillairen van het merg naar de
mergvenen en zo naar de v. suprarenalis. In het mergkapsel hebben we continue capillairen en in de schors hebben we
gefenestreerde capillairen.
De schors is afkomstig van de coeloombekleding en is van mesodermale oorsprong. De schors produceert corticosteroïden die
afgeleid zijn van cholesterol. De schors bestaat uit 3 zones:
Zona glomerulosa
De zona glomerulasa zit net onder het bindweefselkapsel en de cellen liggen in bochtige celstrengen waardoor ze in
kleine groepjes liggen. Tussen de celstrengen liggen sinusoïden. De kliercellen zijn vrij klein, hebben een donkere kern
en het cytoplasma heeft kleine vetdruppeltjes. De cellen produceren minralocorticoïden en een voorbeeld hiervan is
aldosteron.
Aldosteron speelt een rol bij de natrium kalium huishouding. Het bevordert de natriumreabsorptie door in te werken
op de receptoren van de distale tubuluscellen van de nier, het speeksel en de zweetklieren.
Zone fasciculata
De zona fasiculata zit tussen de zona glomerulosa en reticularis. De cellen ligen in radiaal gerichte kolommen
waartussen lineaire sinusoïden lopen. De cellen hebben nog meer vetdruppels in het cytoplasma en worden de
spongiocyten genoemd. De cellen produceren glucocorticoiden en een voorbeeld hiervan is cortisol.
Cortisol heeft een effect op de koolhydraat, eiwit en vet metabolisme. In de lever bevordert het de opname van
vetzuren, aminozuren en suikers. Buiten de lever hebben ze een katabole werking en zorgen voor de afbraak en een
verminderde synthese van aminozuren.
Zona reticularis
De cellen in de zona reticularis liggen in een netwerk en hebben een onregelmatige vorm met pycnotische kernen wat
duidt op celdegenratie. Het aantal lysosomen neemt van buiten naar binnen toe. De cellen hebben kenmerken van
steroid secreterende cellen en hebben geen secretiegranulen waardoor de secretieproducten de cel verlaten door
middel van diffusie. De cellen produceren glucocorticosteroiden, androgenen en oestrogenen.
DHEA, is een prohormoon waaruit andere geslachtshormonen worden gemaakt.
De lipidendruppels in het cytoplasma van de bijnierschorscellen bezitten cholesterolesters. LDL-partikels worden met het bloed
aangevoerd en komen in de cellen via receptorgemideerde endocytose. De bijnierschors stapelt enkel zijn grondstof,
cholesterol, op maar niet zijn product. De cellen worden niet aangestuurd via neurveuze prikkels maar wel door factoren uit het
bloed. Angiotsenstine II, ACTH en kalium stimuleren de uitscheiding van aldosteron terwijl de natriuretische factor dit remt.
3
, Het merg is afkomstig van de neurale lijst en het mergweefsel is 1 groot orthosympatisch ganglion. De postganglionaire
neuronen zijn hun uitlopers verloren en zijn secretoire cellen geworden. Het merg produceert adrenaline en noradrenaline en
deze producten zijn afkomstig van tyrosine. Het merg bestaat uit chroomaffine cellen die in strengen rond de centrale
capillairen liggen. De cellen hebben een membraan dat omgeven is door secretiegranula aan de apicale zijde en langs deze kant
ligt het tegen de veneuze sinussen. De preganglionaire zenuwuiteinde liggen aan de basale zijde van de cel en hier grenst het
aan een capillair.
Cellen die catecholamines uitscheiden hebben in hun granules chromagranine, enkefaline, ATP en dopamine-hydroxylase
zitten. De finale omzetting van dopamine en in noradrenaline gebeurt in de granula. De omzetting van noradrenaline in
adrenaline gebeurt pas wanneer noradrenaline de granula verlaten en wordt dan gemetyleerd in het cytoplasma waardoor
adrenaline ontstaat. Hoge concentraties glucocorticoiden komen terecht in de veneuze sinussen waardoor de synthese van
fenylethanolamine-N-methyltransferase wordt opgestart. Hierdoor wordt noradrenaline omgezet tot adrenaline.
Noradrenaline en adrenaline komen nooit samen in 1 cel voor.
De paraganglia liggen verspreid en bestaan uit 2 soorten cellen. De hoofdcellen hebben granula met enkel noradrenaline in. De
steuncellen omgeven de hoofdcellen en hebben geen secretiegranula.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bmwau. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,48. Je zit daarna nergens aan vast.