,Examenvragen
Historiek overheidscommunicatie (Canvas-ppt + boek p. 30-42)
Geef aan hoe de overheid de laatste twee eeuwen evolueerde met haar mediamix (inzet
van communicatiekanalen).
De overheid communiceerden via eerste kanalen. Stadsomroepers of bellemannen zijn de
oudste overheidsvoorlichters. Ook plakkaten / aanplakborden waren er als eerste bij.
In het Napoleontische tijdperk starte de voorganger van het Staatsblad, de Moniteur. In de 19e
eeuw ontwikkelde de pers zich als een verspreider van overheidsnieuws, deze hadden vaan een
politieke toon / kleur.
Eind 19e eeuw begonnen de eerste voorlichters. Ze gingen langs bij de boeren om hen in te
lichten over hygiëne, bedrijfsvoering, verbetering van de productie… Tevens begon de overheid
met wervende reclames op te zetten voor toerischtinge bestemmingen en de haven.
In de jaren 30 & 40 startte de radio als staatapparaat. Het was tevens ook staatsmonopolie. De
Belgische overheid richtte de NIR (Nationaal Instituut voor de Radioomroep) op. Het was de
spreekbuis van de Belgische overheid.
Aan het einde van de jaren ’50 starte ook de televisie als overheidsmonopolie. Ministers
brachten er vaak overheidsmededelingen op. Naast de verzuilde dag- en weekbladpers was
ook televisie verzuild, ze hadden een kleur en waren een doorgeefluik van overheidsinfo. Tot
jaren ’70 was overheidscommunicatie gericht op de massa met de pers als intermediair.
In de jaren ’80 kwam er veel meer informatieve voorlichting, de burgers informeren. Ook ging er
aandacht en geld naar mediabuying, advertenties en spots in de massamedia.
In de jaren ’90 kwam er een nieuwe politieke cultuur. Ze ontwikkelde meer aandacht voor
doelgroepencommunicatie. Ze ontwikkelen ook meer eigen communicatiekanalen.
Aan het begin van de 21e eeuw hadden ze meer aandacht voor one-to-one benadering, er was
een opmars van e-government & een interactive overheid.
Als inwoner van een land heb je vier mogelijke relaties tussen jezelf en de overheid. Leg
uit. (p.33)
De inbreng van de burger bij New Public Management is gelimiteerd tot een veeleer eenzijdige
benadering van de burger als klant. Nochtans bestaan er verschillende relaties tussen inwoners
van een land en hun overheid.
1. Als onderdaan: iemand die de wet moet gehoorzamen. Wie haar of zijn plichten niet
nakomt door de regels van de overheid niet op te volgen, wordt door de overheid
gestraft en/of daartoe gedwongen.
2. Als kiezer: iemand die met regelmaat de weliswaar beperkte politieke
verantwoordelijkheid opneemt om mee haar of zijn vertegenwoordigers te kiezen. In
België bestaat daarvoor stemplicht.
2
, 3. Als klant van overheidsdiensten: zoals andere (commerciële) bedrijven levert de
overheid goederen en diensten aan haar burgers als klanten. Vice versa verwacht de
burger door die overheid een volwaardige behandeling als klant.
4. Als burger: iemand die kan meedoen in beleidsvorming: feedback geven bij initiatieven
of plannen van de overheid, suggesties doen, mee prioriteiten helpen aanduiden,… Dat
kan als individu, als lid van een groep mensen (vereniging, actiegroep,…) en/of als lid
van een politieke partij. Door het afnemende belang van politieke partijen en de
groeiende individualisering in de samenleving, ontstaat hernieuwde aandacht voor de
rol van de burger als ‘citoyen’.
Inclusieve communicatie (Canvas-ppt + boek p. 59-155)
Welke drie invalshoeken heeft inclusieve communicatie?
1. ‘Vinden’: elke persoon die informatie zoekt (individu zoekt organisatie), vindt vlot de
info die voor haar of hem relevant en bevattelijk is en dit via nabije en makkelijk
toegankelijke kanalen.
2. ‘Gevonden worden’: elke organisatie die haar doelgroepen actief wil informeren
(organisatie zoekt individu) doet dit met laagdrempelige informatie via een basisset van
nabije en gemakkelijk toegankelijke communicatiekanalen. Aanvullend gebruikt een
organisatie bijkomende communicatie-instrumenten voor de specifieke doelgroepen
waarvan men weet dat men deze onvoldoende bereikt met de
basiscommunicatiekanalen.
3. ‘Conversatie’: Een converserende organisatie ontwikkelt in haar tweerichtingsverkeer
een mix van instrumenten die toestaan dat burgers op laagdrempelige wijze meldingen,
ideeën, evaluatie, feedback… kunnen delen.
Leg uit: gelaagde doelgroepencommunicatie en het belang van intermediairs.
- Een doelgroep bestaat uit verschillende lagen:
- Intern publiek (medewerkers)
- Intern publiek (bestuurders en medewerkers)
- Extern publiek (intermediairs)
- Extern publiek (hoofddoelgroep)
3
, Intermediairs zijn tussenpersonen die de brug vormen tussen een organisatie/persoon en
hoofddoelgroep.
Ze staan er dichter bij!
Welke types drempels kunnen zich stellen + licht telkens (kort) toe.
Er bestaan 5 soorten drempels:
1. Financiële
2. Materiële
3. Fysieke
4. Intellectuele
5. Psychologische
Heel vaak merk je bij kansarme groepen dat er zich een combinatie van deze drempels stelt.
Financiële drempels
De kostprijs van een activiteit of dienst, het busticket naar het gemeentehuis, de kost van een
telefoontje of van een postzegel…allemaal financiële drempels voor wie het niet breed heeft. Of
het nu gaat om mensen in armoede of jongeren met weinig zakgeld: elke kost, hoe klein ook,
nemen ze mee in overweging.
Materiële drempels
➢ De locatie waar een activiteit of dienst plaatsvindt kan veraf of nabij zijn (wie minder
mobiel is: ziekte, geen auto,… zal 2x nadenken alvorens zich te verplaatsen).
➢ De architectuur en het interieur: ziekte/handicap > niet vanzelfsprekend. OOK
parkeermogelijkheid, …
➢ Tijd: druk gezinsleven, veeleisende baan,…
Fysieke drempels
i.v.m. horen, zien, snelheid & onderlinge afstemming zenuwen en/of hersenen, enz...
Intellectuele drempels
• verdrinken in de info-overload van de infosamenleving
• vinden van het goede contactpunt
• kunnen formuleren van gerichte vraag
• problemen met het vatten van communicatieboodschappen:
• moeilijkheidsgraad, ambtelijke taal, abstracte beelden, dubbele bodems, humor
Psychologische drempels:
selectief kijken/luisteren/lezen/onthouden
vertrouwen / twijfels over de organisatie, het onderwerp, de aanpak, de medewerker,
presentator,…
4