100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Europees recht, een complete samenvatting €7,46
In winkelwagen

Samenvatting

Europees recht, een complete samenvatting

 1 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Dit is een uitgebreide samenvatting van het vak Europees recht. De samenvatting is compleet. Dit betekent dat alle relevante stof uit het boek wordt besproken, de aantekeningen van de colleges in het document zijn opgenomen en er voorbeelden uit de praktijk worden gegeven. Daarnaast wordt bij enkel...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 81  pagina's

  • Ja
  • 5 maart 2025
  • 81
  • 2024/2025
  • Samenvatting
avatar-seller
Europees recht – Samenvatting uitgebreid met beknopte samenvattingen

1. Rechtsbeginselen van de EU
Doelstellingen EU
1. Het bevorderen van de vrede (geen oorlog Frankrijk-Duistland (EGKS));
2. Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (grenscontroles, art. 67 en 77 VWEU, asiel
immigratie, politie en justitie);
3. Het tot stand brengen van een interne markt (douane-unie, afschaffen hinderpalen, harmonisatie
van wetgeving, eerlijke concurrentie);
4. Het instellen van een economische en monetaire unie (EMU);
5. Extern beleid (GBVB, overig extern beleid).

Rechtsorde
De rechtsorde kan worden omschreven als het geheel van rechtsnormen dat van toepassing is op een
bepaald grondgebied, zoals een staat (binnenlandse rechtsorde). Een dergelijke orde vloeit voort uit
hiërarchieën en normen inzake bestuur en rechtspraak en er kan worden gesteld dat een rechtsorde
bestaat wanneer aan twee voorwaarden is voldaan: gezag en autonomie.
 Autonomie: de normen die de rechtsorde vormen zijn zelf referentieel en voor hun betekenis of
geldigheid niet afhankelijk van andere normen.
 Gezag: vereist dat de rechtsorde zijn eigen instellingen heeft om ervoor te zorgen dat de normen
worden gehandhaafd en dat geschillen worden beslecht.

De algemene beginselen van de rechtsorde van de EU zijn van centraal belang om de EU in staat te
stellen tot handelen en haar te beperken in haar betrekkingen met de lidstaten, individuen en derde
landen. In veel staten zijn de beginselen terug te vinden in grondwettelijke teksten. Grondwetten
hebben in dit verband tot doel de staat letterlijk te constitueren en bevoegdheden aan die staat toe te
kennen, en aldus een rechtsorde te scheppen waarbinnen die staat kan functioneren.

De EU heeft in die zin geen grondwet, o.m. omdat er geen Europees volk is dat ermee heeft ingestemd
macht aan de EU toe te kennen. In plaats daarvan zijn er de lidstaten die hebben besloten een deel van
hun bevoegdheden over te dragen aan een internationaal orgaan. Dit betekent dat de EU indirect door
het volk is gevormd via de lidstaten. Hierdoor zijn rechtshandelingen van de EU slechts zo
doeltreffend als de rechtsordes van de lidstaten deze toelaten.

De algemene beginselen
De algemene beginselen kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:
a. De constitutieve beginselen: stellen de EU als actor vast en geven en beperken bevoegdheden;
b. De beginselen die betrekking hebben op de lidstaten en individuen als actoren in een EU-
rechtskader;
c. De beginselen die de waarden bepalen waardoor het optreden van de EU wordt geleid, art. 2 VEU
(pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van
mannen en vrouwen).

Constitutieve beginselen
De EU kan eigenmachtig optreden. Zo kan zij uitvoeringsmaatregelen nemen via haar eigen
instellingen, organen en instanties, bv. het opleggen van heffingen op ingevoerde goederen en het
opleggen van boetes aan bedrijven die de mededingingsregels van de EU overtreden. De EU kan ook
wetgevend optreden, bv. door normen vast te stellen voor producten of productieprocessen. Bij haar
optreden in wetgevende en uitvoerende hoedanigheid, is de EU gemachtigd en gebonden door drie
algemene beginselen: attributie, subsidiariteit en evenredigheid, art. 4 en 5 VEU.

I. Het attributiebeginsel / het beginsel van bevoegdheidstoedeling
Dit beginsel waarborgt dat de Unie alleen kan optreden indien de lidstaten de EU daartoe uitdrukkelijk
hebben gemachtigd door middel van de verdragen. Door de verdragen overeenkomstig hun nationale
grondwettelijke bepalingen te ratificeren, is de overdracht van bevoegdheden van de lidstaten aan de

,Unie voorwaardelijk gemaakt, verankerd in de wet en tot stand gekomen met de medewerking van
democratisch gelegitimeerde instellingen.
Het attributiebeginsel hangt nauw samen met het onderzoek of de bevoegdheden in een specifiek geval worden overschreden,
ultra vires toetsing

O.g.v. art. 4, lid 1 jo 5, lid 1 en 2 VEU kan de EU slechts optreden als zij daartoe uitdrukkelijk door de
Verdragen is gemachtigd. Dit betekent dat er een rechtsgrondslag moet zijn voor het optreden van de
EU, zie bv. art. 18 VWEU – actie betreffende het verbod van discriminatie o.g.v. nationaliteit.

Naast deze expliciete toekenning van bevoegdheden, omvat het EU-recht ook de impliciete
bevoegdheden-doctrine. Deze doctrine bepaalt dat de Unie extern kan optreden op gebieden waar haar
deze bevoegdheid niet uitdrukkelijk door de Verdragen is toegekend, maar waar deze externe
bevoegdheid impliciet voortvloeit uit de bevoegdheid in interne aangelegenheden.
Het HvJ heeft bv. geoordeeld dat het feit dat de Unie bevoegd is tot het voeren van een gemeenschappelijk visserijbeleid
tussen de lidstaten impliceert dat zij ook bevoegd is te onderhandelen over visserijovereenkomsten met derde landen.

De eis dat alle EU-maatregelen een rechtsgrondslag moeten hebben is belangrijk om twee redenen:
1) Materiële waarborg: het zorgt ervoor dat de Unie haar bevoegdheden niet overschrijdt door
maatregelen te nemen op gebieden waarvoor zij niet gemachtigd is. Aan de hand van de
rechtsgrondslag kan worden gecontroleerd of de EU haar boekje niet te buiten is gegaan door
dingen te regelen op terreinen waar de Unie niet bevoegd is.
2) Procedurele waarborg: o.g.v. het Werkingsverdrag zijn verschillende besluitvormingsprocedures
mogelijk, waarbij de mate van betrokkenheid van de verschillende instellingen wisselt. De keuze
voor een rechtsgrondslag is dus van belang voor de mate van invloed van een EU-instelling.
Kort samengevat beginnen alle wetgevingsprocedures met een voorstel van de Europese Commissie, dat vervolgens
moet worden goedgekeurd door de lidstaten die in de Raad zijn vertegenwoordigd. Afhankelijk van de rechtsgrondslag
heeft het Europees Parlement echter een medebeslissende stem of kan het slechts een advies uitbrengen. Bovendien
bepaalt de rechtsgrondslag ook of de Raad met meerderheid van stemmen of met eenparigheid van stemmen stemt.

De vraag naar de juiste rechtsgrondslag is een veelvuldig voorkomende vraag in de rechtspraak van
het Hof. De keuze van een rechtsgrondslag voor een handeling moet berusten op objectieve elementen
die vatbaar zijn voor rechterlijke toetsing, zoals het doel en de inhoud van de handeling. Dit kan tot de
conclusie leiden dat een maatregel elementen bevat die verband houden met twee verschillende
rechtsgrondslagen. In dat geval moet worden nagegaan of de betrokken maatregel hoofdzakelijk
betrekking heeft op een bepaald actiegebied, terwijl hij slechts bijkomstige gevolgen heeft voor andere
beleidsterreinen, dan wel of beide elementen even essentieel zijn. Als een element duidelijk
overheerst, is de daarmee samenhangende rechtsgrondslag voldoende (zwaartepunttoets). Indien beide
elementen echter even belangrijk moeten worden geacht, moeten beide bijbehorende
rechtsgrondslagen worden gebruikt, cumulatie van rechtsgrondslagen. Deze cumulatie is echter
uitgesloten in situaties waarin de betrokken besluitvormingsprocedures onverenigbaar met elkaar zijn.
 Nu de gewone wetgevingsprocedure de standaardprocedure voor alle besluitvorming in de EU
is geworden, is de onverenigbaarheid van besluitvormingsprocedures een minder groot
probleem.

In het kort bestaat het attributiebeginsel uit vier aspecten:
 Beleidsterreinen die niet voorkomen in de verdragen kunnen ook geen voorwerp van bindende
besluitvorming door de Europese instellingen zijn;
 Bevoegdheden moeten worden uitgeoefend met het oog op de vermelde doelstellingen en de van
toepassing zijnde rechtsbasis;
 Gebruik moet worden gemaakt van de voorgeschreven rechtsinstrumenten;
 Gebruik moet worden gemaakt van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure.

Opdracht: Mogen de lidstaten onderling nog volkenrechtelijke verdragen sluiten?
Ja. Op beleidsterreinen waar de Unie geen bevoegdheid heeft zijn lidstaten onder bepaalde voorwaarden vrij om onderling
of met derden internationale overeenkomsten te sluiten. Voorwaarde is dat deze overeenkomsten geen gevolgen hebben voor
gemeenschappelijke regels of de werkingssfeer daarvan kunnen wijzigen. Dergelijke verdragen moeten dus verenigbaar zijn
met EU-recht.

,II. Het subsidiariteitsbeginsel: de uitoefening van bevoegdheden
Wanneer de Unie bevoegd is op te treden, moet nog worden bepaald of zij daadwerkelijk van deze
bevoegdheid gebruik moet maken. Deze vraag kan worden beantwoord middels het
subsidiariteitsbeginsel, art. 5, lid 3 VEU. De exclusieve bevoegdheden van de Unie uit art. 3 VWEU,
vallen niet onder dit beginsel. De EU kan haar exclusieve bevoegdheden dus uitoefenen zonder
toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel.

Bij niet-exclusieve bevoegdheden, art. 4 VWEU, zijn in eerste instantie zowel de Unie als de lidstaten
bevoegd om op te treden. EU-optreden op gebieden waar de Unie een bevoegdheid deelt met de
lidstaten, heeft verstrekkende gevolgen. Zo kan, afhankelijk van het soort optreden, de Sperrwirkung
(blokkerend effect) van het EU-optreden het de lidstaten vrijwel onmogelijk maken hun reeds
bestaande bevoegdheden uit te oefenen.

De gevolgen van de uitoefening van een gedeelde / niet-exclusieve bevoegdheid hebben alleen
betrekking op die elementen of gebieden die door de betrokken handeling van de Unie worden
geregeld, en niet op het hele gebied. Dit betekent bv. dat de lidstaten nog steeds bevoegdheid kunnen
uitoefenen op de gebieden van het milieurecht waarop de Unie (nog) geen wetgeving heeft
aangenomen. Voorts kunnen lidstaten opnieuw bevoegdheid op een bepaald gebied uitoefenen als de
Unie besluit een wetgevingshandeling in te trekken.

O.b.v. de subsidiariteitstoets kan de EU alleen optreden als en voor zover 1) de doelstellingen van het
overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en 2)
doeltreffender op EU-niveau kunnen worden gerealiseerd. Dit betekent dat het optreden in kwestie
betrekking moet hebben op een grensoverschrijdend probleem waarvoor een Europese oplossing
schaalvoordelen of een grotere doeltreffendheid biedt dan een nationaal optreden. Dit is voor meerdere
interpretaties vatbaar, want wanneer is sprake van ‘als en voor zover’, ‘niet voldoende’, ‘beter’? Dat is
een politieke discussie die vaak wordt gevoerd. Het HvJ heeft alle pogingen om met een beroep op het
subsidiariteitsbeginsel EU-besluiten nietig te verklaren, afgewezen.
a. Ex ante toepassing van het beginsel: het dateert van vóór het moment waarop de politieke plannen
juridisch bindende besluiten worden.
b. Ex post toepassing van het beginsel: verwijst naar het gebruik van het beginsel om bestaande
wetgeving aan te vechten, bv. in een beroep tot nietigverklaring.

Overeenkomstig de subsidiariteitsprocedure zendt de Commissie alle ontwerpen van
wetgevingshandelingen op gebieden van gedeelde bevoegdheid toe aan de nationale parlementen van
de lidstaten. De parlementen hebben vervolgens acht weken de tijd om een met redenen omkleed
advies toe te zenden aan de Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Indien meer dan een
derde van de stemmen van de nationale parlementen van mening zijn dat de voorgestelde handeling
niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, moet de Commissie een evaluatie uitvoeren. Indien een
meerderheid tot de conclusie komt dat het wetgevingsvoorstel onverenigbaar is met het
subsidiariteitsbeginsel, zal het niet verder in behandeling worden genomen.

III. Het evenredigheidsbeginsel
Krachtens art. 5, lid 4 VEU mag het optreden van de EU niet verder gaan dan nodig is om het
nagestreefde doel te verwezenlijken. Dit geldt voor alle acties van de EU. Evenredigheid houdt in dat
wetgevend optreden alleen mag worden uitgevoerd wanneer dat noodzakelijk is, hetgeen een voorkeur
ten gunste van niet-wetgevend optreden impliceert. Als wetgevend optreden noodzakelijk is, verdienen
richtlijnen, het liefst kaderrichtlijnen, de voorkeur boven verordeningen, omdat de lidstaten ten minste
enige zeggenschap hebben over de omzetting van de Europese regels. De Unie is dus verplicht de
minst ingrijpende maatregel te kiezen die doeltreffend is om het doel te bereiken.
De EU maakt dan ook vaak gebruik van richtlijnen, die de lidstaten in staat stellen de geschikte vorm en maatregelen te
kiezen om deze in hun nationale rechtsordes te integreren. Deze vrijheid komt bv. tot uiting in de vrij gebruikelijke bepaling
aan het eind van richtlijnen waarin de lidstaten worden opgeroepen doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties
vast te stellen. Dit laat lidstaten tot op zekere hoogte vrij in het bepalen van de ernst van de mogelijke inbreuken en de
bijbehorende sancties.

, De toepassing van het evenredigheidsbeginsel bestaat uit drie toetsen:
1. De geschiktheid van de maatregel: er moet causaal verband bestaan tussen de doelstelling en de
maatregel. Als de maatregel niet geschikt is, wordt niet voldaan aan het evenredigheidsbeginsel.
2. De noodzakelijkheid van de maatregel: de maatregel mag niet verder gaan dan nodig is om het
gestelde doel te bereiken. Als een minder ingrijpende maatregel het nagestreefde doel net zo goed
of beter kan bereiken, wordt niet voldaan aan het evenredigheidsbeginsel door te kiezen voor een
te zware maatregel.
 C-302/86, Deense Flessen, ECLI:EU:C:1988:421: in deze zaak heeft het HvJ deze test toegepast op een
specifiek aspect van de Deense maatregel in kwestie, toen het oordeelde dat de verplichting om een
statiegeld- en retoursysteem in te voeren ‘noodzakelijk lijkt om de (milieu)doelstellingen te bereiken die
met de bestreden regels worden nagestreefd’, deze toets kan derhalve ook worden aangeduid als de
noodzakelijkheidstoets of de toets van de minst beperkende maatregel.
3. De evenredigheid stricto sensu van de maatregel: hierbij wordt het doel van de maatregel
afgewogen tegen een ander belang. Als andere belangen zwaarder wegen dan het belang dat met
de maatregel gediend wordt, wordt niet voldaan aan het evenredigheidsbeginsel.
 C-302/86, Deense Flessen, ECLI:EU:C:1988:421: in deze zaak heeft het HvJ deze strengere toets
toegepast op het tweede aspect van de Deense maatregel, dat bestond uit een verplichting om in het
statiegeldsysteem alleen goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Hoewel het Hof erkende dat deze
verplichting zou zorgen voor ‘de grootst mogelijke mate van hergebruik en dus een merkbare
bescherming van het milieu’, concludeerde het HvJ dat de maatregel ook een aanzienlijke impact zou
hebben op een van de kerndoelstellingen van de Unie, namelijk de totstandbrenging van de interne
markt. Met andere woorden, de Europese rechters hebben het belang van de bescherming van het milieu
afgewogen tegen het belang van de totstandbrenging en de werking van de interne markt, om
vervolgens te concluderen dat de milieudoelstellingen van Denemarken iets minder ambitieus dienden
te zijn. Door het statiegeld- en retoursysteem te beperken tot een beperkt aantal goedgekeurde
verpakkingen trachtte de Deense regering in feite de kosten die het systeem voor de detailhandel zou
meebrengen, zo veel mogelijk te beperken. Dit had uiteraard weinig te maken met de bescherming van
het milieu.

Opdracht: Waarom zijn de beginselen van attributie, subsidiariteit en evenredigheid toegevoegd aan de verdragen?
Het attributiebeginsel, of het beginsel van de bevoegdheidstoedeling, waarborgt dat de Unie alleen kan optreden als ze door
de lidstaten daar uitdrukkelijk toe gemachtigd is via de Verdragen. Dit beginsel dient als waarborg of clausulering tegen een
ongecontroleerde uitbreiding van de bevoegdheden van de Unie. De lidstaten behouden een zekere invloed op de
besluitvorming. De bewoordingen in de verdragen zijn veelal open geformuleerd, waarmee de ruimte voor nieuwe wetgeving
en optreden voor de EU groot was. Dit leidde tot onvrede bij lidstaten en burgers. Om het lidmaatschap van de Unie meer
acceptabel te maken, zijn de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid aan de Verdragen toegevoegd. Op basis van het
subsidiariteitsbeginsel kan de Unie alleen optreden als en voor zover de doelstellingen van het te overwegen optreden niet
voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dit beter op EU-niveau kan worden gerealiseerd. Op grond van
het evenredigheidsbeginsel mag het EU-optreden niet verder gaan dan nodig is om de nagestreefde doelstellingen te
verwezenlijken.

IV. Administratief recht van de EU
Naast het uitvaardigen van wetgeving kan de EU ook op een uitvoerende manier optreden. Zo kan de
EU toezien op de naleving van de mededingingsregels en in dat verband sancties opleggen aan
ondernemingen. Deze EU-optredens vallen onder de noemer van het administratief recht van de EU.
De instellingen, organen en instanties van de EU zijn gebonden aan algemene beginselen van
behoorlijk bestuur (abbb’s), art. 41 HVEU.

Het spreekt vanzelf dat, o.g.v. het beginsel van bevoegdheidstoedeling, ook de uitvoerende
maatregelen van de EU een dergelijke rechtsgrondslag moeten hebben. Voorts moet het optreden ook
in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Zo moet een geldboete in verhouding staan
tot de inbreuk.

Verder is het beginsel van behoorlijk bestuur een algemeen beginsel van EU-recht dat van toepassing
is op alle handelingen van de Europese instellingen, organen en instanties, art. 41 Handvest van de
grondrechten van de EU. In het Handvest is ook het recht op toegang tot documenten gecodificeerd,
net als in art. 15 VWEU (transparantiebeginsel). De andere kant van de transparantiemedaille is het
recht op bescherming van persoonsgegevens, art. 16 VWEU. Ook is de EU bij hun administratieve

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shaniquecorn01. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,46. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65040 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen

Laatst bekeken door jou


€7,46  1x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd