1. Hoofdstuk 1: Psychisch welbevinden
1.1 Definitie van welbevinden
- Verschillende definities op internet het is subjectief
- Subjectieve belevingstoestand = lichamelijk, geestelijk en sociaal
1.2 Welbevinden vanuit een wetenschappelijk perspectief
- Wetenschappelijke definitie: “een status van psychofysiologische coherentie.”
- Sterke mate van welbevinden:
Synchronie tussen elektrocardio- en elektro-encefalogram = het hart is meer dan een orgaan
die bloed rondpompt
Langer werken, minder kans op beroerte, lager risico op bv. hart- en vaatziekten
1.3 Geestelijke gezondheid als component van welbevinden
1.3.1 Definitie van geestelijke gezondheid
- Mental health is defined as a state of well-being in which every individual realizes his or
her own potential, can cope with the normal stresses of life, can work productively and
fruitfully, and is able to make contribution to her or his community.
- Moeilijk definitie aan geven, bv: toestand lichamelijk, geestelijk, sociaal welbevinden
Risico op overdiagnose/overbehandeling: rouw, aanpassing aan omstandigheden,
rebels gedrag op zoek naar identiteit
Chronische zieken vallen uit de boot
- Geestelijk welbevinden: meer dan je tevreden voelen:
Het gevoel hebben dat je je leven kan sturen en aansturen
Positieve relaties ervaren
1.3.2 Geestelijke gezondheid: je kan het zelf positief beïnvloeden
- Veerkracht = ondanks ongunstige omstandigheden je leven op de rails houden
- Voorbeelden van strategieën:
Dagelijks stilstaan bij positieve momenten van de dag (positief dagboek)
Je eigen gedachten onderzoeken en anders bekijken (positief bekijken)
Gericht aandacht op wat je hier en nu ervaart (focussen op verleden/toekomst)
- 5 overkoepelende strategieën:
Actief zijn = gym, wandelen, hobby, studie,…
Verbondenheid met medemensen = familie, vrienden, buren, collega’s,…
Van betekenis zijn = glimlach, een dankjewel,…
Iets nieuws proberen = jezelf inspireren, recept, muziek,…
Zelfbewust in het leven staan = eigen gedachten, gevoelens, …
MINDFULNESS (wat je eet, drinks, doet, ervaart,…)
- ¼ mensen heeft psychiatrische problemen in zijn leven
- 10-punten stappen-actie-plan: “fit in je hoofd, goed in je vel”
Vind jezelf OK, gun jezelf rust, beweeg, durf neen zeggen, ga ervoor, probeer iets
nieuws, durf hulp vragen, reken op vrienden, leven in het hier en nu
1.3.3 Geestelijke gezondheid: een meersporenbeleid
- Niet enkel veerkracht goede afstemming nodig tussen individu en omgeving
Directe context = gezin, familie
Indirecte context = school, werk
- 5 aandachtspunten:
Aandacht voor basisnoden en -behoeften
Gezonde voeding, voldoende slaap, transport, veilige fysieke
leefomgeving, mensenrechten, sociale zekerheid
Aandacht opdat men zich verbonden kan voelen, erbij horen
Sociale participatie, erbij horen, sociale steun, positieve rolmodellen,
verbondenheid met gezin, respect, ondersteunende partner
Kunnen leren en ontwikkelen
Onderwijs, doel in het leven, aangepaste opvoeding, openheid voor
nieuwe ervaringen/ideeën
, Over aangepaste coping beschikken
Humor, relativeringszin, doorzettingsvermogen, sensitiviteit, reflectief
vermogen
Aandacht voor versterken van identiteit
Positieve ervaringen kindertijd, identificatie met groep, leefomgeving die
zelfwaarde en vaardigheden versterkt/aanmoedigt
- ^ Beschermende factoren = buffer tegen wat verkeerd kan gaan EN helpen steviger in het
leven staan
- Literatuur = psychische stoornissen behandelen beter ook preventief focussen op wat
goed gaat en beschermende factoren versterken
, 2. Hoofdstuk 2: Stigmatisering en geestelijke gezondheidszorg
2.1 Oefening
2.2 Stigma en discriminatie
2.2.1 Kenmerken van normaliteit volgens Rosenhahn & Seligman
- 7 factoren = hoe meer aanwezig (en op voorgrond) hoe eensgezinder de beoordeling
van normaal / abnormaal zijn
Persoonlijk lijden = lijden onder eigen problemen
Disfunctionaliteit van gedrag = eigen beroep/leven belemmert,
welbevinden van anderen verstoren, bevredigende relaties ondermijnen
Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag = niet logisch
Onvoorspelbaarheid en controleverlies = beheersing dagelijks leven
Opvallend en onconventioneel gedrag = verschillend van eigen gedrag
Ongemakkelijk gevoel bij anderen = luid lachen tijdens begrafenis
Overtreden eigen morele normen = attent persoon die plots grof doet
- Verschillende denkkaders: vb. stelen:
Normatief kader = fout gedrag
Biomedisch kader = een ziekte = kleptomanie
2.2.2 Percepties op “normaal” en “abnormaal”
1. Maatschappijbeeld als beïnvloedende factor
- Eerste eeuwen na Christus = zelfverhongering = vervolmaking van het geestelijk leven
- Late Middeleeuwen = psychische aandoeningen = overbrengers van de pest
- 18de eeuw = psychische aandoeningen = heksen (verbannen/opgesloten)
- 50 jaar geleden = zelfmoord = niet kerkelijk begraven
= homofilie = seksuele stoornis
= ADHD = bestond niet
- ONZE maatschappij-cultuur:
Maakbaarheid (zichzelf overstijgen) en perfectionisme
Appreciatie voor prestaties
Genot en onmiddellijke behoeftebevrediging
Sterk gericht op individu = niet op netwerken, sociale banden, verbondenheid
VOLDOEN AAN DE NORMEN: YAVIS-groep (young, attractive, verbal, intelligent,
succesful)
NIET VOLDOEN AAN NORMEN: HOUND-groep (humble, old, ugly, neglectable,
dirty)
- Opgroeiend kind met erfelijke bagage/traumatische invloeden:
Moeilijker gevoel van rust, identiteit en stabiliteit ontwikkelen
Stijging relatieproblemen, suïcideproblemen, eetstoornis, depressie
2. Milieu en context als beïnvloedende factor
- Westerse samenleving = stemmen horen = “anders”
- 2 jongens die hand in hand lopen man en vrouw hand in hand:
Hetzelfde geslacht = minder geaccepteerd
Sommige landen = fundamentalistische religieuze opvattingen levensgevaarlijk
je liefde voor hetzelfde geslacht uiten (doodstraf)
3. Eigen referentiekader als beïnvloedende factor
- Subjectieve bril
- Gevormd door: familie, kennissen, vrienden, opvoeding, context waar je leeft
- Vb. mensen met psychische problemen zijn lui meegekregen van ouders
- NIET statisch
4. Denkkader als beïnvloedende factor
- Biomedische kijk = ziekte of stoornis (afkappunt wanneer je iets wel of niet hebt)
- Systeemtheoretische visie = alles is manier van communicatie (spijbelen, aandacht ouders)
- Voorbeeld: persoon met ADHD
Stoornis op voorgrond (druk zijn, impulsief, aandacht tekort)