ETHISCH REDENEREN EN REFLECTEREN
Les 1: inleiding tot de ethiek
1. Ethiek als discipline
Ethiek is de (wetenschappelijke of systematische) studie/reflectie van moraal. De moraal is het geheel van morele
normen (wat moet) en waarden (wat goed is) dat door een individu of cultuur als een richtlijn voor het eigen handelen
wordt beschouwd. Ethiek gaat over de vraag ‘wat is juist handelen in een bepaalde situatie?’. Dat het juiste handelen in een
code is vastgelegd waaraan getoetst kan worden, is van groot belang maar ook secundair. Normen en waarden zijn richting
gevend, maar op zichzelf geen waarborg voor overeenkomstig gedrag. Daarvoor zijn deugden, goede karaktertrekken, nodig.
Waarden zijn op zichzelf nastrevenswaardige ervaringen, situaties en standen van zaken, of nastrevenswaardige eigenschappen
van mensen of samenleving. Normen zijn concrete gedragsregels die aangeven wat wij in bepaalde situaties behoren te doen.
1.1. Toepassingsgebied
Ethische vragen komen voor in alle domeinen van de samenleving.
Subdisciplines met eigen ethische expertise:
- Relationele en seksuele ethiek: adoptie, anoniem donorschap
- Bio-ethiek / biomedische ethiek / medische ethiek: proefdiergebruik, IVF
- Milieu-ethiek: emissierechten, genetische modificatie
- Bedrijfsethiek: ethisch leiderschap, ethisch bankieren
- Sociale ethiek: internationale betrekkingen, migratie
1.2. Ethiek als (mens)wetenschap
Ethiek is een menswetenschap, het gaat niet zomaar over een eigen mening dat gebouwd kan worden op los zand dus
objectiviteit en feiten zijn belangrijk (argumenteren!). Ethiek maakt gebruik van eigen methodes, denkkaders en theorieën om
te reflecteren en kent zijn eigen grote ‘denkers’. Daarnaast maakt het gebruik van andere disciplines (recht, filosofie, sociologie,
psychologie) en vraagt het scholing en training.
2. Basis van ethisch reflecteren en redeneren
Ethiek gaat steeds over:
- ‘Wat er toe doet’ voor mensen (vaak ‘gevoelig’)
- Iedereen is op zoek naar ‘zin’
- Dingen die we gerealiseerd willen zien (omdat we ze belangrijk vinden)
- Morele verontwaardiging is vaak het beginpunt
2.1. Misvattingen
Ethiek gaat in essentie niet over:
- Superieure opinies, dogma
- Smaak, intuïtie
- Verontwaardiging
- Het geweten
- Wat erge gevolgen heeft
- Wat de meerderheid vindt
- Een gedeelde visie
,2.2. Klassieke ethische vragen
- Mag iets? Mag alles wat kan?
- Hoever mogen we gaan met…?
- Is het goed om te…?
- Verantwoordt het doel de middelen?
- Wie is verantwoordelijk voor…?
Alle domeinen van het leven zijn doordrongen van ethische vragen en ethische opvattingen!
Basisvraag:
- Wat is goed/juist handelen?
- Wat kunnen / mogen / moeten we doen?
Spanning:
- Hoe wij (samen)leven en hoe wij kunnen (samen)leven
- Hoe wij (samen)leven en hoe wij willen (samen)leven
- Het ‘menselijke’ en het ‘wenselijke’
2.3. Ethiek: life as it should be
1) VRAAG 1: WAT VINDEN WE BELANGRIJK? WAARDEN
(waardenconflict: niet noodzakelijk tussen goed en kwaad, soms ook goed en goed of kwaad en kwaad)
2) VRAAG 2: WANNEER WORDEN WAARDEN (NIET) GEREALISEERD? NORMEN
(maken waarden concreet, geven aan wat normaal is, integreren in de groep)
3) VRAAG 3: WELKE VRIJHEID HEBBEN INDIVIDUEN? REGELS
(kunnen afgedwongen worden + sancties)
2.4. Ethisch dilemma
Wanneer we voor een keuze-situatie staan waar geen antwoord op lijkt te zijn omdat twee (of meer) waarden in conflict
komen en we die waarden allebei willen realiseren, spreken we over een ethisch dilemma. Veel ethische dilemma’s spelen
tegelijkertijd op verschillende niveaus: samenleving heeft morele opvattingen, centrale overheid voert een beleid daarop
gebaseerd, instellingsniveau maakt afspraken,…Maar uiteindelijk is het een zaak tussen patiënt en zorgverlener. Dit kan
uitgedrukt worden in termen van een spanning tussen twee waarden die zich moeilijk / niet samen laten realiseren.
Ethiek doet als het ware de tijd even stil staan om reflectie toe te laten. De reflectie is vaak een soort van afweging tussen
keuzeopties en de bijhorende waarden. Ethiek is ook altijd gebonden aan de situatie, er is bijvoorbeeld niet steeds veel tijd of
ruimte om stil te staan. Je kan niet niet kiezen, en een richting kiezen kan ‘pijn doen’. Instrumenten om de situatie goed te kunnen
overdenken en een keuze te verantwoorden achteraf zijn wenselijk!
,2.5. Ethiek is gelijk aan argumenteren
Ethiek is niet onpartijdig maar alpartijdig, dit wil zeggen dat alles waar is en alles kan. Het standpunt is dan ‘welke handelingsoptie
verdient de voorkeur?’. Argumenteren is het onderbouwen van het standpunt met geldige argumenten, het afwegen ten
opzichte van de relevante tegenargumenten en het weerleggen van irrelevante tegenargumenten. Een argument is een
verklarende uitspraak die het standpunt ondersteunt. Een weerlegging is dan weer een verklarende uitspraak die duidelijk maakt
dat een argument te weinig kracht heeft.
Objectieve argumenten Subjectieve argumenten
- Feiten - Geloof
- Evidence based - Vermoedens
- Emoties
- Ervaring
- Persoonlijke indrukken
Argumenteren kan op basis van:
1) OORZAAK / REDEN
- Van roken krijg je kanker (oorzaak)
- Je moet stoppen met roken, anders krijg je misschien kanker (reden)
2) VOORDELEN / NADELEN
- Roken brengt mensen tot rust (voordeel)
- Roken schaadt de gezondheid (nadeel)
3) VERGELIJKING
- Als rokers geen nieuwe longen krijgen, moeten sporters ook geen kinesitherapie krijgen
4) GEZAGHEBBENDE BRON
- De Europese Commissie verbiedt het roken in openbare ruimtes
5) VOORBEELD
- Een rookverbod werkt niet want er zijn tal van cafés waar nog gerookt wordt, ondanks het rookverbod
6) KENMERK
- Rokers kunnen moeilijk stoppen met roken, want rokers zijn verslaafd
2.6. Ethiek is gelijk aan contextueel
Wat het juiste is om te doen, hangt af van de situatie. Er zijn geen gouden regels die het denken kunnen vervangen!
,3. Denkoefeningen
1) U loopt op weg naar de UCLL langs een vijver en ziet een kind dat verdrinkt. U kunt haar eenvoudig redden, maar u heeft
net uw mooiste kleren en duurste schoenen aan. Als u haar redt, is uw kleding geruïneerd en u komt bovendien te laat in
de les ethiek, waardoor u slaagkansen op de helling komen te staan.
Moet je dit kind redden?
Maak je hiermee een verschil?
2) FLASHBACK: Nu staat u in een winkelstraat en twijfelt of u een nieuwe trui en een nieuw paar schoenen zou kopen. Ze
zijn mooi, duur en staan u excellent. Dan krijgt u een folder in de hand gedrukt waarin staat dat u voor het geld van de
bewuste trui en het paar schoenen één kind van de verdrinkingsnood kan redden in Bangladesh. We nemen aan dat wat
u leest waar is.
Moet je dit kind redden?
Maak je hiermee een verschil?
,Les 2: ethische denkmodellen
1. Inleiding
Ethiek is de systematische reflectie over de moraal en verschillende denkmodellen ondersteunen de ethische reflectie.
Hoe systematisch reflecteren? Wat moeten we doen om zo goed mogelijk met een ethisch dilemma om te gaan? Let op:
geen enkel denkmodel is het beste, verschillende modellen bieden elk bepaalde inzichten in bepaalde situaties. De uiteindelijke
keuze kan complex zijn en dus meer dan alleen de zuivere toepassing van het denkmodel.
1.1. Aanpak: denkmodellen
1) CONSEQUENTIALISME (zorgethiek)
Kosten en baten naast elkaar leggen en per keuze opties
met elkaar vergelijken.
2) PRINCIPILISME (waarden)
Volgens principe van eerlijkheid denken, geen rekening
houden met gevolgen (vb: partner bedriegen).
3) UTILITARISME
Basisidee Nut: wat nuttig is, is goed
Doel Maximaliseren van nut: zoveel mogelijk nut voor zoveel mogelijk mensen
Methode Calculus: berekenen welke optie meeste nut brengt
Aanpak Egoïsme loont?
In de zorg Zetten we een prijs op gezondheid (hoeveel mag mensenleven kosten)? Quality Adjusted Life Years
Zwaktes - Veel dingen kan je niet berekenen
- Weinig rekening gehouden met waarden, normen en rechten
- Geen rekening gehouden met intenties
- Weinig oog voor lange termijn effecten
- Tendens om kosten te onderschatten
- Minderheid / eenling kan uitgebuit worden in functie van grootste nut voor grootste aantal
Voorbeeld: Ford Pinto constructiefout probleem met benzinetank bij aanrijding
Twee berekeningen:
- Kosten aanpassing per auto en totale aanpassingskosten (duurder)
- Verwacht aantal doden / zwaargewonden en te betalen schadevergoeding (goedkoper)
4) CONTRACTTHEORIE (communitarisme)
Maximale nut kan men meestal economisch bekijken want zo kan men beslissen wat het meeste oplevert. De gevolgen moeten
in kaart gebracht worden.
5) DEUGDETHIEK
Deugdelijkheid betekent je niet bezig houden met oneigenlijke zaken.
,6) DEONTOLOGIE
Basisidee Principes: iets is goed als het overeenstemt met ethische principes (beginselen)
Doel Zuiverheid van handelen en denken garanderen
Methode Principe (beginsel) bepaalt welke optie gekozen moet worden, ongeacht de gevolgen van de keuze
Probleem - Welke principes zijn van toepassing?
- Hoe moeten we principes interpreteren?
Zwaktes - Principes kunnen botsen!
- Principes zijn vaak moeilijk te interpreteren (vb: wat is rechtvaardigheid?)
- Het is niet altijd duidelijk hoe je principes kan toepassen
- Principes hebben geen oog voor gevolgen van toepassing ervan
Voorbeeld: Karen Ann Quinlan
Jonge vrouw, coma, kunstmatig beademd, geen verbetering
- Mag de beademing stopgezet worden?
- Is het leven heilig? Leeft ze nog?
- Wie mag beslissen?: rechter laat ouders beslissen
Stel nu dat ouders de beademing stopzetten en karen ademt zelfstandig
- Mag de voeding en vochttoediening stopgezet worden?
- Wie mag beslissen?: rechter laat ouders beslissen
Stel nu dat ouders de voeding en vochttoediening niet stopzetten
- Karen ‘leeft’ daardoor nog 9 jaar en sterft dan aan gevolgen van longinfectie
1.2. Principes van biomedische ethiek
Beauchamp en Childress (1979):
1) AUTONOMIE - Zelfbeschikking (<-> paternalisme)
- Keuzevrijheid: wilsbekwaam, goed geïnformeerd, vrijwillig
- Schaduwzijde: eigen verantwoordelijkheid, schade aan anderen
2) WELDOEN - Positieve verbintenis
Niet onbegrensd:
▪ Grootorde van de nood van anderen, mogelijkheid om goed te doen
▪ Bijzondere plichten (vb: arts), speciale relatie
3) NIET KWAAD DOEN - Negatieve verbintenis: ‘Primum non nocere’
- Wat is schaden? Moeilijke balans: bvb wel of geen extractie?
Twee principes:
▪ Proportionaliteit (doel in verhouding tot de middelen)
▪ Subsidiariteit (minder invasieve opties eerst)
4) RECHTVAARDIGHEID - Is niet hetzelfde als eerlijkheid!
- Gelijken gelijk behandelen, ongelijken anders behandelen vraagt verantwoording van het
verschil Criteria voor gelijkheid / verschil?: delicaat maar context is belangrijk
,Les 3: zorgethiek
1. Inleiding
Zorgethiek is anders dan consequantialisme (resultaat centraal) en principilisme (intentie/principe centraal) want hier
staat de relatie centraal. Waarmee iemand op een bepaald moment in zijn hoofd zit, kan de communicatie tussen zorgverlener
en patiënt of omgekeerd beïnvloeden. Zorgverleners verhouden zich tot zorgvragers: hoe moet deze verhouding/relatie ingevuld
worden? Relaties krijgen een andere vorm naargelang wie met wie in relatie treedt.
Wat maakt de relatie tussen zorgvrager en zorgverlener bijzonder?:
Het is voor de ene een job, voor de andere een gedwongen afhankelijkheid. De relatie tussen beide is een asymmetrische relatie
want het zijn geen gelijke partners maar ongelijke verhouding (afhankelijkheid van zorgvrager en expertise van zorgverstrekker).
De zorgverstrekker staat in een machtspositie en heeft dus een groot belang van verantwoordelijkheid. Maar een ongelijke relatie
betekent niet een ongelijkwaardige en / of niet wederkerige relatie!
Zorgrelatie is vaak een zeer intieme relatie:
- Vaak heel lichamelijk (en dus ook soms met veel gêne)
- Vaak diep in de privacy en persoonlijke geschiedenis
- Op momenten van intense/emotionele ervaringen (ziekte, lijden,…)
Zorgverleners integreren een professioneel perspectief (technisch correcte aanpak) en een persoonlijk perspectief (emotionele
beleving van de situatie). Het ethisch perspectief staat open voor inbreng vanuit beide perspectieven, namelijk zorgverleners zijn
niet alleen professionals, maar ook mensen!
2. Verschillende visies op de zorgrelatie
Examenvraag: wat kenmerkt de moderne visie? Waarom is moderne visie een correctie op de traditionele visie?
1) TRADITIONELE Zorgverleners zijn de experts die weten wat goed is voor de zorgvrager en dit kan het asymmetrische
VISIE OP DE karakter van de zorgrelatie versterken. = paternalisme (wij beslissen wel wat best is voor de patiënt)
ZORGRELATIE
2) MODERNE VISIE Dit is een reactie op de traditionele visie, we willen niemand die zich bemoeit. Zo staat de zorgvraag
OP DE van de zorgvrager centraal en kan deze zelf keuzes in de zorg maken. = autonomie
ZORGRELATIE (patiënten hebben grote zelfbeschikking en de samenhangende verantwoordelijkheid)
3) RELATIONELE Integrerende visie legt de nadruk op wederzijdse relatie tussen zorgvrager en zorgverlener. De
VISIE OP DE zorgethiek hangt samen met de erkenning, zorgverleners en zorgvragers zijn ook maar mensen.
ZORGRELATIE De enige manier om op constructieve manier met
verscheidenheid aan opvattingen, waarden en
normen bij zorgverleners en zorgvragers om te
gaan, is voeren van dialoog. Om de patiënt zijn
wens te respecteren, moet je begrijpen wat hij wil!
Zorgethiek partners in de dialoog:
- Zorgvrager, zijn naasten (mantelzorgers, wettelijke vertegenwoordiger),
- Professionele zorgverleners
- Beleidsmakers, gemeenschap
, 4) RELATIONELE Personalisme kijkt niet in de eerste plaats naar principes die je kan toepassen op de verstrekking
VISIE OP DE van zorg (autonomie, weldoen, niet-kwaad doen, rechtvaardigheid), maar naar de persoon van de
ZORGRELATIE zorgvrager. Het richt zich niet op de ziekte maar op de persoon die ziek is, dus de patiënt is méér
SLUIT AAN BIJ dan zijn probleem. = holistisch (de zorg richt zich op bevordering van persoon in al zijn dimensies
PERSONALISME namelijk lichamelijk, psychisch, sociaal, relationeel, cultureel en geestelijk)
Verschillende dimensies in de verbondenheid:
- Familiale relaties: partner, ouders, kinderen, etc.
- Sociale relaties: vrienden, collega’s, zorgverleners, etc.
- Maatschappelijke omgeving: cultuur, gemeenschap, etc.
- Materiele wereld: huis, auto, eigendommen, etc.
- Natuurlijke wereld: lichaam, natuur, cosmos, ecologie, etc.
- Spirituele wereld: levensbeschouwing, religie, godsdienst, etc.
- Bijkomend: verbondenheid met het eigen verleden en de eigen toekomst
9 centrale waarden in de zorgethiek:
Zorgverlening en Hertaling van weldoen en niet schaden traditionele visie
beschermwaardigheid
Autonomie en privacy Emancipatorisch: willen de zorgvrager een centrale rol geven moderne visie
Participatie, levenskwaliteit De zorgvrager betrekken bij organisatie van zorg (participatie, inclusiegedachte
en rechtvaardigheid vermaatschappelijking) met oog op stijging van levenskwaliteit (iedereen passen in
waarbij samenleving instaat voor rechtvaardig zorgaanbod de maatschappij)
Vertrouwen en solidariteit Verbondenheid en engagement tussen zorgvrager en zorgverlener, relationele visie
en verschillende partners in de gemeenschap betrokken bij de zorg
3. Joan Tronto: sterke uitwerking zorgethiek
Zorg wordt zowel als houding (ingesteldheid, gevoel, aandachtigheid) en als
activiteit (cognitief inzicht dat er iets moet gebeuren en competentie om te
doen) beschouwd. Zorg is deel van leven, geen eenmalige activiteit,
mensen zorgen voor elkaar. Zorg is altijd specifiek, particulier en moeilijk te
vatten in principes. Zorg moet georganiseerd zijn en verstrekt worden!
3.1. Vier fasen van de zorg
1) Caring about: zorgnood erkennen en zorgvraag willen zien (opmerkzaamheid) nog geen zorg aan het verlenen
2) Taking care of: zorg regelen (verantwoordelijkheid)
3) Care giving: effectieve zorg verlenen (competentie / deskundigheid) traditionele visie zou hier eindigen
4) Care receiving: verzorgd worden, reflectie van uw zorg (ontvankelijkheid / wederkerigheid)
ETHISCHE GRONDHOUDING
3.2. Presentiebenadering
Het is uw relatie met uw patiënt die bepaald of uw zorg goed is, niet wat er in de mode is of wat u aangeleerd wordt.
Presentie streeft naar aansluiting (in taal, in logica). We vertrekken vandaag vanuit een aanbod gestuurde geneeskunde en we
bieden de patiënt al deze mogelijkheden. De vraag gestuurde zorg is beter dan aanbod gestuurde zorg volgens de presentie.